In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het de vermogensrechtelijke afwikkeling van een beëindigde affectieve relatie tussen [eiser] en [gedaagde]. De partijen hebben van februari 2011 tot februari 2023 een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van verschillende onroerende zaken, waaronder een woonhuis, weiland en appartement. Na de beëindiging van hun relatie hebben zij een samenlevingsovereenkomst opgezegd en is er een geschil ontstaan over de verdeling van deze onroerende goederen.
[eiser] vordert de vaststelling van de waarden van de onroerende zaken en de toewijzing van deze goederen aan hem, terwijl [gedaagde] verweer voert en in reconventie vordert dat de woning en andere onroerende zaken aan haar worden toegewezen, mits zij wordt ontslagen uit de hypotheekschuld. De rechtbank heeft in een tussenvonnis op 4 juni 2025 besloten dat deskundigen moeten worden benoemd om de waarde van de onroerende zaken vast te stellen.
De rechtbank benoemt de heer A. Roos en de heer B.N. Beukers als deskundigen voor de taxatie van het woonhuis, de heer A. van Gellicum voor het weiland en de heer E. Vlaming voor het appartement. De taxaties dienen bindend te zijn en de partijen zijn verplicht om mee te werken aan de onderzoeken. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor de uitvoering van de taxaties en de rapportage door de deskundigen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na ontvangst van de deskundigenberichten.