ECLI:NL:RBAMS:2025:5329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
749635
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensrechtelijke afwikkeling van beëindigde affectieve relatie met geschil over onroerend goed en benoeming van deskundigen voor taxaties

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het de vermogensrechtelijke afwikkeling van een beëindigde affectieve relatie tussen [eiser] en [gedaagde]. De partijen hebben van februari 2011 tot februari 2023 een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van verschillende onroerende zaken, waaronder een woonhuis, weiland en appartement. Na de beëindiging van hun relatie hebben zij een samenlevingsovereenkomst opgezegd en is er een geschil ontstaan over de verdeling van deze onroerende goederen.

[eiser] vordert de vaststelling van de waarden van de onroerende zaken en de toewijzing van deze goederen aan hem, terwijl [gedaagde] verweer voert en in reconventie vordert dat de woning en andere onroerende zaken aan haar worden toegewezen, mits zij wordt ontslagen uit de hypotheekschuld. De rechtbank heeft in een tussenvonnis op 4 juni 2025 besloten dat deskundigen moeten worden benoemd om de waarde van de onroerende zaken vast te stellen.

De rechtbank benoemt de heer A. Roos en de heer B.N. Beukers als deskundigen voor de taxatie van het woonhuis, de heer A. van Gellicum voor het weiland en de heer E. Vlaming voor het appartement. De taxaties dienen bindend te zijn en de partijen zijn verplicht om mee te werken aan de onderzoeken. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor de uitvoering van de taxaties en de rapportage door de deskundigen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na ontvangst van de deskundigenberichten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/749635 / HA ZA 24-381
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.C. Schuijt,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.P. Heeren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 16 april 2024 van [eiser] met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie teven eis in reconventie van [gedaagde] met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte eiswijziging in conventie van [eiser] met producties,
- het tussenvonnis van 15 januari 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van 10 maart 2025 van [gedaagde] ,
- de akte overlegging producties tevens houdende eisvermeerdering van [eiser] van 10 maart 2025 met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 maart 2025 en de daarin genoemde spreekaantekeningen,
- de akte uitlaten taxateurs van 16 april 2025 van [eiser] ,
- de akte uitlaten taxateurs van 17 april 2025 van [gedaagde] ,
- de B2-formulieren waarin partijen over en weer op elkaars akte hebben gereageerd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben van februari 2011 tot en met februari 2023 een affectieve relatie gehad. Op 7 juni 2018 zijn partijen een samenlevingsovereenkomst aangegaan.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] zijn gezamenlijk, ieder voord de helft, eigenaar van diverse onroerende zaken, namelijk een woonhuis met erf aan de [adres 1] (hierna: het woonhuis) en een nabij gelegen weiland (hierna: het weiland). Ook zijn zij gezamenlijk voor de helft (dus ieder voor ¼) eigenaar van een appartement aan [adres 2] (hierna: het appartement).
2.3.
Partijen hebben geen kinderen samen. [eiser] heeft een dochter uit een eerdere relatie, geboren in 2007.
2.4.
In februari 2023 is de relatie tussen beide partijen beëindigd. Partijen hebben in onderling overleg vastgesteld dat de samenlevingsovereenkomst op 23 april 2023 is opgezegd. Er moet nog tot verdeling worden overgegaan tussen [eiser] en [gedaagde] .

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert na eisvermeerdering – samengevat – primair de vaststelling van de waarden van de woning in [plaats 1] op € 2.600,000, het bijbehorende weiland op € 100.000 en het appartement in [plaats 2] op € 225.000, en subsidiair de medewerking van de vrouw aan taxaties hiervan. Daarnaast verzoekt hij de toewijzing van deze goederen aan hem tegen de vastgestelde waarde, de verdeling van inboedel en financiële tegoeden, de overname van een overlijdensrisicoverzekering, en betaling van diverse bedragen door de vrouw, waaronder een gebruikersvergoeding voor de woning in [plaats 1] , achterstallige kosten en schadevergoedingen, alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
In reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – primair om toedeling van de woning in [plaats 1] , het weiland en het appartement in [plaats 2] aan de man, mits zij wordt ontslagen uit de hypotheekschuld en hij haar een overbedelingsvergoeding betaalt. Subsidiair, als de man niet wil of kan overnemen, eist ze verkoop via een makelaar, waarbij de man moet meewerken aan alle verkoopstappen en de opbrengst 50/50 wordt verdeeld. Bij weigering verzoekt ze een dwangsom (€ 1.000 per overtreding en maximaal € 200.000) en vervanging van zijn medewerking door het vonnis. Daarnaast vordert ze € 14.000 plus wettelijke rente en proceskosten.
3.4.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1.
Deze zaak gaat over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de relatie tussen partijen. Eén van de geschilpunten daarbij wat de waarde is van het woonhuis, het weiland en het appartement.
vaststellen waarde van het woonhuis, het weiland en het appartement; benoeming deskundigen
4.2.
Ter zitting zijn partijen reeds overeengekomen dat het woonhuis, het weiland en het appartement moeten worden getaxeerd alvorens de rechtbank kan beslissen over de (definitieve) vermogensrechtelijke afwikkeling van hun relatie.
4.3.
De ter zitting tussen partijen overeengekomen taxateurs bleken allemaal niet beschikbaar of niet in staat de gevraagde taxaties uit te voeren.
4.4.
Daarop hebben partijen de rechtbank verzocht taxateurs te vinden om de waarde van de objecten in kwestie vast te stellen. Het gaat om twee taxateurs voor het woonhuis, één voor het weiland en één voor het appartement.
4.5.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de taxaties bindend zullen zijn en dat voor het woonhuis het gemiddelde van de beide taxaties bindend zal zijn.
deskundigen voor het woonhuis
4.6.
De rechtbank heeft de heer A. Roos, werkzaam bij Roos Vastgoedadvies te Amsterdam en de heer B.N. Beukers, werkzaam bij Van Groeningen Makelaardij te Hoofddorp gevraagd om het woonhuis te taxeren.
4.7.
De heer A. Roos heeft desgevraagd te kennen gegeven vrij te staan ten opzichte van de partijen en hun advocaten en is bereid het onderzoek uit te voeren. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
4.8.
Ook de heer B.N. Beukers heeft desgevraagd te kennen gegeven vrij te staan ten opzichte van de partijen en hun advocaten en heeft zich bereid verklaard het onderzoek uit te voeren.
4.9.
Bij de taxatie dient te worden meegenomen dat partijen zonder een omgevingsvergunning een erfafscheiding, een berging, carport en bijgebouw op het erf hebben geplaatst, dat de gemeente daarvoor een last onder dwangsom heeft uitgebracht en dat daarvoor een bestuursrechtelijke procedure loopt. Derhalve moeten er twee afzonderlijke marktwaarden worden opgegeven. Eén met en één zonder de bijgebouwen die zijn gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Indien ten tijde van het wijzen van het eindvonnis geen bestuursrechtelijke toestemming is verkregen voor het handhaven van de zonder vergunning gebouwde bouwwerken, zal uit worden gegaan van de waarde zonder die bouwwerken, indien voor het handhaven van deze bouwwerken alsnog vergunning is verkregen, wordt uitgegaan van de getaxeerde waarde inclusief deze bijgebouwen.
4.10.
Beide taxateurs zullen de woning afzonderlijk taxeren. De gemiddelde waarde van beide taxaties zal voor partijen bindend zijn.
4.11.
[eiser] verplicht zich ervoor te zorgen dat de woning er voorafgaand aan de taxaties representatief uitziet. Beide taxateurs zullen van [eiser] alle relevante informatie over de problemen met de gemeente ontvangen, afschrift daarvan zal ook aan [gedaagde] worden gezonden
deskundige voor het weiland
4.12.
Om het weiland te taxeren heeft de rechtbank de heer A. van Gellicum, werkzaam bij Steenhuijs Grondzaken B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch gevraagd. Ook hij heeft daarop desgevraagd te kennen gegeven vrij te staan ten opzichte van de partijen en hun advocaten en heeft zich bereid verklaard het onderzoek uit te voeren. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
4.13.
De taxateur zal bij de waardebepaling mede rekening moeten houden met de mogelijkheid van een bestemmingswijziging, indien hij die mogelijkheid aanwezig acht.
deskundige voor het appartement
4.14.
Tenslotte heeft de rechtbank de heer E. Vlaming, werkzaam bij BaseValue B.V. gevestigd te Oldeboek gevraagd om het appartement te taxeren. Ook hij heeft aangegeven het onderzoek uit te willen voeren vrij te staan ten opzichte van partijen en hun advocaten. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
4.15.
De taxateur zal bij zijn taxatie rekening moeten houden met de dubbele bestemming die het pand op dit moment heeft.
Hoe nu verder?
4.16.
Ter zitting zijn partijen al overeengekomen dat zij beide voor ieder de helft het voorschot op de kosten van de deskundigen moeten betalen.
4.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan de onderzoeken door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.18.
Als een partij op verzoek van de deskundigen of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
4.19.
Omdat partijen bij de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat de taxaties van de taxateurs voor hen bindend zullen zijn, zal na het uitbrengen van het deskundigenbericht geen gelegenheid worden gegeven voor conclusie na deskundigenbericht, maar zal de rechtbank overgaan tot het wijzen van het eindvonnis.
4.20.
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
met betrekking tot het woonhuis
5.1.
beveelt een afzonderlijk onderzoek door beide deskundigen voor de beantwoording van de volgende vragen:
Op welke marktwaarden als bedoeld onder 4.8 taxeert u per datum van uw taxatie het woonhuis met erf, tuin en verdere aanhorigheden gelegen te [adres 1] .
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.2.
benoemt tot deskundigen:
De heer A. Roos,
werkzaam bij Roos Vastgoedadvies,
correspondentieadres: [adres 3] ,
telefoon: [telefoonnummer 1] ,
e-mailadres: [e-mailadres 1]
De heer B. Beukers,
werkzaam bij Van Groeningen Makelaardij B.V.,
correspondentieadres: [adres 4] ,
telefoon: [telefoonnummer 2]
e-mailadres: [e-mailadres 2]
met betrekking tot het weiland
5.3.
beveelt een onderzoek door een deskundigen voor de beantwoording van de volgende vragen:
Op welke marktwaarde taxeert u per datum van uw taxatie het weiland, gelegen te [adres 1] rekening houdend met de mogelijkheid van een bestemmingswijziging, indien u die mogelijkheid aanwezig acht?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.4.
benoemt tot deskundige:
De heer A. van Gellicum
werkzaam bij STEENHUIJS Grondzaken B.V.
correspondentieadres: [adres 5] ,
telefoon: [telefoonnummer 3]
e-mailadres: [e-mailadres 3]
met betrekking tot het appartement
5.5.
beveelt een onderzoek een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Op welke marktwaarde taxeert u per datum van uw taxatie het appartementsrecht, gelegen te [adres 2] rekening houdend met de dubbele bestemming van dit pand?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.6.
benoemt tot deskundige:
De heer E. Vlaming
werkzaam bij Base Value
correspondentieadres: [adres 6]
telefoon: [telefoonnummer 4]
e-mailadres: [e-mailadres 4]
5.7.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan alle deskundigen zal toezenden,
het voorschot
5.8.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
- de griffie zal de begroting van de kosten van alle vier de deskundigen, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten, na dagtekening van dit vonnis toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht met daarin alle voorschotnota’s schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen worden vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
5.9.
bepaalt dat [gedaagde] en [eiser] ieder de helft van het totale voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
het onderzoek
5.10.
bepaalt dat – na vaststelling van het voorschot – [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,
5.11.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.12.
wijst de deskundigen erop dat:
- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis moeten nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundigen het onderzoek pas beginnen na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk staken en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
5.13.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als de deskundigen daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
5.14.
draagt de deskundigen op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
5.15.
wijst de deskundigen erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moeten vermelden,
5.16.
bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.17.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 1 oktober 2025,
5.18.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken.
5.19.
bepaalt dat de zaak voor vonnis op de rol wordt geplaatst nadat de deskundigenberichten zijn ontvangen; partijen krijgen geen gelegenheid voor een conclusie na deskundigenbericht,
5.20.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. S.D. Gerick, griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.