ECLI:NL:RBAMS:2025:5370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
13-102479-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitstel van de feitelijke overlevering in het kader van een lopende strafvervolging

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de feitelijke overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1999 in Frans-Guyana, had via zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, verzocht om uitstel van de beslissing omtrent de tijd en plaats van zijn feitelijke overlevering. Dit verzoek was gebaseerd op de lopende strafzaak in Nederland, waarin de opgeëiste persoon op 12 juni 2025 door de Kantonrechter te Roermond was veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf van twee weken voor het rijden zonder rijbewijs. De opgeëiste persoon had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, maar er was nog geen datum voor de behandeling van het hoger beroep vastgesteld.

De officier van justitie stelde in raadkamer dat de feitelijke overlevering niet moest worden uitgesteld, omdat er geen zicht was op een datum voor de inhoudelijke behandeling in hoger beroep. De rechtbank heeft alle belangen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om het verzoek tot uitstel te honoreren. De rechtbank oordeelde dat de recente veroordeling en het ontbreken van een datum voor de behandeling van het hoger beroep niet voldoende grond vormden voor uitstel van de feitelijke overlevering. Het verzoek tot uitstel werd dan ook afgewezen, met de overweging dat de toepassing van artikel 36 van de Overleveringswet niet bedoeld is om een buitenlands strafvonnis in Nederland te executeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Internationale rechtshulpkamer

Parketnummer : 13-102479-25
Afwijzing verzoek aanhouding beslissing omtrent de tijd en plaats van de feitelijke overlevering (artikel 36, eerste lid, OLW)
Op 16 juni 2025 heeft de opgeëiste persoon

[opgeëiste persoon] ,

geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Frans-Guyana),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .
Raadsman mr. J.P.A. van Schaik.
via zijn raadsman verzocht om de beslissing omtrent de tijd en plaats van zijn feitelijke overlevering aan te houden.

Procedure

1. Bij uitspraak van 18 juni 2025 heeft de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan aan Frankrijk voor de tenuitvoerlegging van de volgende vrijheidsstraf:
Een vrijheidsstraf voor de duur van 15 maanden gevangenisstraf, waarvan volgens het EAB nog 13 maanden en 28 dagen gevangenisstraf resteren.
2. In Nederland is de opgeëiste persoon bij vonnis van 12 juni 2025 van de Kantonrechter te Roermond in de zaak met parketnummer 96-004589-25 veroordeeld wegens het rijden zonder rijbewijs tot een werkstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf van twee weken. De opgeëiste persoon heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Er is nog geen datum bekend waarop het hoger beroep is gepland.
3. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht om de beslissing omtrent de tijd en plaats van de feitelijke overlevering aan te houden (de rechtbank zal hierna spreken over:
uitstel van de feitelijke overlevering)
,omdat de feitelijke overlevering door (de openstaande strafzaak) niet binnen de termijn van tien dagen na de uitspraak van de rechtbank kan plaatshebben.
4. De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat, hoewel verzocht door de opgeëiste persoon, de feitelijke overlevering niet moet worden uitgesteld omdat er geen enkel zicht is op een datum voor een inhoudelijke behandeling in hoger beroep. Naar verwachting zal die behandeling nog zeer geruime tijd op zich laten wachten. Subsidiair is door de officier van justitie gevorderd dat als de rechtbank beslist dat de feitelijke overlevering wordt uitgesteld, zij tevens op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, OLW de vrijheidsbeneming met 30 dagen moet verlengen.
5. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft meegedeeld dat de opgeëiste persoon geen afstand wenst te doen van zijn recht op aanwezigheid in de Nederlandse strafvervolgingsprocedure en de feitelijke overlevering daarom moet worden uitgesteld omdat hij het recht heeft bij die behandeling aanwezig te zijn, te meer hij in eerste aanleg geen rechtsbijstand heeft gehad en er een ontvankelijkheidsverweer kan wordt gevoerd.

Beoordeling

6. De rechtbank ziet, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen, geen aanleiding om de feitelijke overlevering uit te stellen vanwege de lopende strafvervolging in Nederland. De rechtbank weegt daarbij mee dat er sprake is van een zeer recente veroordeling en er geen datum voor de behandeling van het hoger beroep is bepaald en niet te verwachten is dat die datum van behandeling binnen de termijn van de nog resterende detentie zal plaatsvinden. Zo dat al het geval zal zijn, er gelet op de reden van verhindering van de opgeëiste persoon er aanhouding van die behandeling zal plaatsvinden.
Ten overvloede wordt overwogen dat met toepassing van artikel 36 OLW niet beoogd is een buitenlands strafvonnis in Nederland te executeren (zoals kennelijk is beoogd).
7. Het verzoek tot uitstel van de feitelijke overlevering wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

WIJST AF het verzoek ex artikel 36, derde lid, OLW;

Deze beslissing is genomen op 25 juni 2025 door
mr C. Klomp, rechter,
en in tegenwoordigheid van M.C.G. Kroon, griffier.