ECLI:NL:RBAMS:2025:5451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11574359
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor het plaatsen van kozijnen met schadevergoeding als gevolg

In deze zaak vordert het echtpaar [eiser] schadevergoeding van [gedaagde] wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor het leveren en plaatsen van kozijnen. Het echtpaar heeft [gedaagde] ingeschakeld voor het vervangen van kozijnen aan hun woning, maar constateerde dat een derde van de kozijnen gebrekkig was geplaatst en de overige kozijnen niet waren geleverd. Ondanks herhaalde verzoeken om de gebreken te herstellen, heeft [gedaagde] dit nagelaten. Het echtpaar vordert terugbetaling van het aanbetaalde bedrag en vergoeding van gevolgschade, in totaal € 14.151,50. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen en in verzuim verkeert, waardoor hij aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank wijst de vordering van het echtpaar toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11574359 \ CV EXPL 25-3800
Vonnis van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.M. Rol,
tegen
[gedaagde] (H.O.D.N. [handelsnaam] ),
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S. Ince.
Partijen zullen hierna het echtpaar [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Het echtpaar [eiser] heeft [gedaagde] ingeschakeld voor het leveren en plaatsten van kozijnen aan hun woning. Volgens het echtpaar [eiser] heeft [gedaagde] een derde van de kozijnen gebrekkig geplaatst, terwijl de resterende kozijnen in het geheel niet zijn geplaatst. Zij vorderen daarom terugbetaling van het aanbetaalde bedrag en vergoeding van gevolgschade, in totaal € 14.125,50. [gedaagde] moet dit bedrag aan het echtpaar [eiser] betalen, omdat hij ondanks diverse aanmaningen het gebrekkig geplaatste kozijn niet heeft hersteld en de overige kozijnen nooit heeft geplaatst.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2025 met producties,
- de conclusie van antwoord van 1 april 2025 met producties,
- het tussenvonnis van 17 april 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de aanvullende producties 15 en 16 van het echtpaar [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2025, waarbij het echtpaar [eiser] met hun gemachtigde, en [gedaagde] met zijn zoon ( [zoon gedaagde] ), een tolk en zijn gemachtigde, aanwezig waren en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is eigenaar van een bouwbedrijf dat hij drijft (althans dreef) onder de naam [handelsnaam] . Zijn zoon, [zoon gedaagde] , is werkzaam in het bedrijf van zijn vader.
3.2.
Het echtpaar [eiser] heeft [gedaagde] via Werkspot ingeschakeld om ramen en kozijnen te vervangen aan de achtergevel van hun woning in [woonplaats 1] . [zoon gedaagde] heeft het contact met het echtpaar [eiser] (met name mevrouw [eiser] ) gevoerd, voornamelijk via WhatsApp.
3.3.
Het echtpaar [eiser] en [gedaagde] hebben op 13 december 2021 een overeenkomst gesloten op basis van een offerte. Daarin staat:
“Kozijnen/ Ramen
Bovenste verdieping slaapkamer, beide
badkamers en buiten deur
Slopen en plaatsen van kozijn”
3.4.
Zij zijn daarbij een prijs overeengekomen van € 12.465,00. Het echtpaar [eiser] heeft een aanbetaling gedaan van € 8.340,00.
3.5.
Op 12 januari 2022 heeft [zoon gedaagde] per WhatsApp aangegeven dat de leverancier per ongeluk drie extra kozijnen had gemaakt. Het echtpaar [eiser] ging akkoord met de koop van deze extra kozijnen voor € 3.811,50 (inclusief btw), waarna zij dit bedrag aan [gedaagde] hebben voldaan. [gedaagde] zou de kosten voor het plaatsen van deze kozijnen op zich nemen.
3.6.
Begin februari 2022 zijn alle kozijnen afgeleverd op het adres van het echtpaar [eiser] . [gedaagde] plaatste op 8 februari 2022 het eerste kozijn in de badkamer.
3.7.
Het echtpaar [eiser] merkte al snel op dat er twee losse kozijnen waren geplaatst die kleiner waren dan het bestaande kozijn (dat uit één geheel met twee losse ramen bestond). De twee losse kozijnen waren met opvulhout aan elkaar en aan de gevel bevestigd. Daarnaast was er aan de zijkanten speling aanwezig, die was opgevuld met purschuim. Ook was er geen sprake van draaiende delen. Het echtpaar [eiser] maakte zich daarbij zorgen over het verschil in aanzicht, wat gezien de monumentale status van het pand problemen met de gemeente zou kunnen opleveren.
3.8.
Partijen hebben vervolgens afgesproken dat er (voor alle ramen) andere kozijnen zouden komen dan de kozijnen die in februari 2022 waren geleverd en waarvan alleen het badkamerkozijn was geplaatst. [gedaagde] heeft die eerder geleverde kozijnen opgehaald, maar levering van die nieuwe kozijnen bleef uit. In de maanden van februari tot en met september 2022 heeft het echtpaar [eiser] meermaals gevraagd wanneer de kozijnen verwacht konden worden. [zoon gedaagde] heeft daarop onder meer verklaard dat de leverancier te maken had met materiaaltekort en de bouwvak, waardoor de levering telkens werd uitgesteld. Intussen werd ook het met behulp van opvulhout en purschuim geplaatste badkamerkozijn niet vervangen.
3.9.
Op 28 september 2022 heeft het echtpaar [eiser] per WhatsApp aan [gedaagde] bericht de opdracht terug te willen draaien. Per brief van 18 november 2022 heeft (de gemachtigde van) het echtpaar [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld, waarbij [gedaagde] een termijn van twee weken (tot en met 2 december 2022) kreeg om het geplaatste kozijn te vervangen en de rest van de werkzaamheden uit te voeren.
3.10.
In het daaropvolgende contact tussen de gemachtigden van het echtpaar [eiser] en [gedaagde] zijn diverse pogingen ondernomen om tot een oplossing te komen. Die oplossing bleef uit. Bij brief van 19 april 2024 heeft (de gemachtigde van) het echtpaar [eiser] (i) de vordering tot nakoming met betrekking tot het geplaatste badkamerkozijn schriftelijk omgezet tot een vordering tot vervangende schadevergoeding en (ii) de overeenkomst over de resterende nog niet geplaatste kozijnen ontbonden.
3.11.
In opdracht van het echtpaar [eiser] heeft deskundigenbureau Propendum op 9 juli 2024 een bouwkundig onderzoek verricht naar de uitgevoerde werkzaamheden aan het badkamerkozijn. Propendum heeft in een rapport van 18 juli 2024 geconcludeerd dat er montage- en productgebreken waren. Ook constateerde Propendum dat de kozijnen afweken van de originele, wat gezien de status van monument tot problemen bij de gemeente zou kunnen leiden. Propendum schatte de herstelkosten op € 5.197,00. Het echtpaar [eiser] heeft vervolgens hersteloffertes opgevraagd bij twee andere bouwbedrijven, welke deze werkzaamheden hebben geoffreerd voor bedragen van respectievelijk € 6.132,00 en € 6.833,00.

4.Het geschil

4.1.
Het echtpaar [eiser] vordert – na wijziging van eis – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 14.151,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022, althans vanaf een tijdstip door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, tot en met datum van betaling,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.144,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022, althans vanaf een tijdstip door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, tot en met datum van betaling;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.264,45 aan kosten ter vaststelling van de schade,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding,
V. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
4.2.
Het echtpaar [eiser] legt aan hun vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, aangezien het kozijn in de badkamer gebrekkig is en de overige kozijnen niet zijn geplaatst. Hij verkeert sinds 3 december 2022 in verzuim en moet daarom een schadevergoeding betalen. [gedaagde] moet het overgemaakte bedrag van € 12.151,50 terugbetalen, en een bedrag van € 2.000,00 als gevolgschade voor het herstel van het geplaatste raam vergoeden (totaal: € 14.151,50), aldus het echtpaar [eiser] .
4.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer. Het was volgens hem vooraf niet duidelijk welke kozijnen moesten worden geplaatst. Het geplaatste kozijn is niet non-conform, omdat dit slechts een tijdelijke oplossing is. Na de ingebrekestelling heeft [gedaagde] oplossingen aangedragen en was zelfs een schikking bereikt, zodat er geen sprake is van verzuim, dan wel een eventueel verzuim is hersteld. De gestelde termijn in de ingebrekestelling van twee weken is onredelijk kort. Er was verder sprake van een overmachtssituatie, aangezien zijn leverancier geen nieuwe kozijnen kon leveren. Er zijn geen buitengerechtelijke kosten gemaakt en de expertisekosten zijn onnodig hoog, aldus [gedaagde] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

[gedaagde] is schadeplichtig
5.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. Op grond daarvan was [gedaagde] gehouden om kozijnen te leveren en te plaatsen.
5.2.
De vraag staat centraal of [gedaagde] gehouden is de schade te vergoeden die het echtpaar [eiser] heeft geleden. Daarvoor is vereist dat schade is ontstaan doordat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en dat hij in verzuim is. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Dit zal hieronder worden toegelicht.
Badkamerkozijn
5.3.
Het op 8 februari 2022 geplaatste badkamerkozijn voldoet niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het rapport van deskundigenbureau Propendum bevestigt dit. [zoon gedaagde] heeft ook zelf erkend dat de plaatsing fout is gegaan en dat dit aan hen is toe te rekenen:
27-06-2022 17:52 - Mevrouw [eiser] : “
Maar we zitten nu al bijna n halfjaar te wachten [zoon gedaagde] en met n raam dat niet in orde is.”
27-06-2022 17:53 – [zoon gedaagde] : “
Ik begrijp u zeker het is ons fout maar we hebben voor u ook nieuwe kozijnen besteld dat klopt tog
5.4.
Het echtpaar [eiser] heeft [gedaagde] per brief van 18 november 2022 gewezen op het gebrekkig geplaatste badkamerraam en hem de kans gegeven om binnen veertien dagen alsnog het goede raam correct te plaatsen. [gedaagde] heeft dit niet binnen de termijn gedaan. Ook daarna heeft [gedaagde] lange tijd de kans gekregen het gebrek te herstellen. Dat is nooit gebeurd. Hij is daarom met betrekking tot het gebrekkig geplaatste badkamerkozijn vanaf 3 december 2022 in verzuim.
Overige kozijnen
5.5.
Ook staat tussen partijen vast dat twee derde deel van de kozijnen nooit is geplaatst. [gedaagde] heeft dus niet voldaan aan de verplichting die kozijnen te plaatsen, ook niet na de ingebrekestelling. Daarom verkeert [gedaagde] ook met betrekking tot de nooit geplaatste kozijnen in verzuim. Het kan van het echtpaar [eiser] niet worden verwacht dat zij nog langer zouden wachten.
Geen overmacht
5.6.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op overmacht. De fabrikant waar hij de ramen had besteld, heeft de levering echter telkens uitgesteld. De vertraging was dus het gevolg van externe factoren, waarvoor [gedaagde] niet aansprakelijk is, aldus [gedaagde] .
5.7.
Als aannemer rust op [gedaagde] de verantwoordelijkheid voor de tijdige aanlevering van materialen. Zonder aanvullende omstandigheden – en hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd geldt niet als zodanig – kan hij zich niet met succes beroepen op het uitblijven van levering door een leverancier. De vertraging komt voor rekening en risico van [gedaagde] . De schade die is ontstaan door (of door het uitblijven van) de uitvoering van de opdracht door [gedaagde] kan dus aan hem worden toegerekend. Het is bovendien onduidelijk gebleven of [gedaagde] de vervangende kozijnen daadwerkelijk heeft besteld. Er is geen enkel bewijs van in het geding gebracht, noch van de bestelling zelf, noch van de gestelde problemen met de levering.
5.8.
[gedaagde] is dus op grond van artikel 6:74 BW aansprakelijk voor de geleden schade van het echtpaar [eiser] . Hij dient dan ook het door het echtpaar [eiser] betaalde bedrag van € 12.151,50 terug te betalen. Daarnaast is het door het echtpaar [eiser] begrote herstelbedrag van € 2.000,00 voor de vervanging van het geplaatste badkamerraam toewijsbaar. Dit betreft gevolgschade die het echtpaar [eiser] niet hadden hoeven betalen als [gedaagde] het badkamerraam deugdelijk had geplaatst. Dit bedrag komt reëel voor om de geplaatste badkamerkozijnen te slopen en herstellen. Daarbij speelt mee dat de prijzen sinds 2022 zijn gestegen.
5.9.
De gevorderde rente is vanwege het verzuim vanaf 3 december 2022 toewijsbaar.
Bespreking overige verweren
5.10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestond over het type raam(kozijnen) dat moest worden geplaatst. Pas later bleek dat het echtpaar [eiser] inhaakramen wilden. Dat [gedaagde] de verkeerde ramen had besteld was dus te wijten aan het echtpaar [eiser] , aldus [gedaagde] . Dit verweer slaagt niet. Zelfs áls sprake zou zijn geweest van onduidelijkheid over het type, dan nog geldt dat de bestelde kozijnen niet de juiste maat hadden. Dit is met name gebleken bij het badkamerkozijn. Bovendien heeft [gedaagde] toegegeven dat er over het type raam(kozijn) sprake was van een misverstand in de communicatie die aan beide partijen te wijten is.
5.11.
Ook wordt voorbijgegaan aan het betoog dat de in de ingebrekestelling gestelde termijn van twee weken te kort is. Op het moment van ingebrekestelling was al negen maanden verstreken, en ook daarna is [gedaagde] nog ruimschoots in de gelegenheid gesteld om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Hij heeft dus genoeg tijd gehad de gebreken te herstellen. Ook de reactie van de advocaat van [gedaagde] , veertien dagen na de ingebrekestelling, doet niet af aan het intreden van het verzuim. In tegenstelling tot wat daarin wordt gesteld, was door het echtpaar [eiser] wel degelijk voldoende duidelijk gemaakt welke gebreken hersteld dienden te worden. [gedaagde] was dus in verzuim en het echtpaar [eiser] mocht daarom de overeenkomst (gedeeltelijk) ontbinden.
5.12.
Tot slot heeft [gedaagde] niet aangetoond dat op 25 februari 2023 sprake was van wederzijdse overeenstemming over het afmaken van de klus door [gedaagde] . Wat daar ook van zij, het echtpaar [eiser] heeft, ook na 25 februari 2023, maandenlang maanden vergeefs gewacht op het herstel van het badkamerkozijn en de installatie van de overige ramen.
Buitengerechtelijke kosten
5.13.
De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Dat het echtpaar [eiser] de buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt is voldoende onderbouwd onder verwijzing naar de overgelegde stukken zoals de ingebrekestelling, de herhaaldelijke schriftelijke aanmaningen en schikkingsonderhandelingen. In tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt zien deze werkzaamheden niet op procesvoorbereiding, maar op nakoming en incasso.
5.14.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is – door de eiswijziging – hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Een bedrag van € 14.151,50 aan schadevergoeding levert volgens het Besluit een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op van € 1.108,98, zodat dit lagere bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet weersproken en wordt toegewezen vanaf de datum van verzuim, te weten 3 december 2022.
Kosten ter vaststelling van de schade
5.15.
De kosten ter vaststelling van de schade van € 1.264,45 voor het deskundigenonderzoek van Propendum zijn toewijsbaar. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt om de schade te kunnen begroten en aansprakelijkheid vast te stellen en vinden daarmee hun grondslag in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. De kosten zijn ook niet onredelijk hoog.
Proceskosten
5.16.
[gedaagde] krijgt ongelijk. Dat betekent dat hij de proceskosten van het echtpaar [eiser] moeten betalen. De kosten die het echtpaar [eiser] heeft gemaakt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 146,15
- griffierecht € 732,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten × € 406)
- nakosten € 135,00
Totaal € 1.825,15

6.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het echtpaar [eiser] van € 14.151,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 3 december 2022 tot de dag van de volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het echtpaar [eiser] van € 1.108,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 3 december 2022 tot de dag van de volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten en nakosten, aan de zijde van het echtpaar [eiser] tot op heden begroot op € 1.825,15, te vermeerderen met de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het echtpaar [eiser] van € 1.264,45,
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, bijgestaan door mr. N.T. Weessies, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2025.
De griffier De kantonrechter