ECLI:NL:RBAMS:2025:5482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11612622 \ CV EXPL 25-4852
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen door bewindvoerder van eigenaar onder bewind

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder van een eigenaar van een appartementsrecht, die onder bewind staat. De VvE eist betaling van achterstallige VvE-bijdragen en boetes, alsook toekomstige maandelijkse bijdragen. De procedure begon met een dagvaarding op 18 maart 2025, gevolgd door een tussenvonnis op 10 april 2025 en een mondelinge behandeling op 23 juni 2025. De VvE, bestaande uit drie leden, heeft de bewindvoerder gedagvaard omdat de eigenaar zelf niet kan worden aangesproken. De VvE vorderde een totaalbedrag van € 6.022,73, inclusief boetes voor overtredingen van het reglement. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE ontvankelijk is in haar vordering en dat de vorderingen tot betaling van de achterstallige bijdragen en boetes toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE voldoende bewijs heeft geleverd van de verschuldigde bedragen en dat de bewindvoerder de vordering niet heeft betwist. De kantonrechter heeft de vordering van de VvE toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van de vorderingen en de proceskosten, met de bepaling dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11612622 \ CV EXPL 25-4852
Vonnis van 18 juli 2025
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. M.C. Blok,
tegen
[bewindvoerder] ,hierna te noemen: [bewindvoerder] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde], hierna te noemen: [gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 maart 2025 met producties,
- de als conclusie van antwoord te beschouwen brief van [bewindvoerder] , met producties,
- het tussenvonnis van 10 april 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte houdende overlegging producties tevens houdende wijziging eis van de VvE,
- het e-mailbericht van 19 juni 2025 van de VvE, met producties,
- de mondelinge behandeling van 23 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden, en de toen overgelegde stukken van de VvE.

2.De kern van de zaak

2.1.
De VvE, die uit drie leden (eigenaren van appartementen) bestaat, voert deze zaak tegen één van haar leden, [gedaagde] . Omdat het vermogen van [gedaagde] onder bewind staat, heeft de VvE niet [gedaagde] zelf maar zijn bewindvoerder [bewindvoerder] gedagvaard, omdat alleen zijn bewindvoerder [gedaagde] in een zaak kan vertegenwoordigen.
2.2.
De VvE eist betaling van verschillende VvE-bijdragen en boetes, bij elkaar - na vermindering van eis - € 6.022,73. Het gaat om maandelijkse VvE-bijdragen, en twee eenmalige bijdragen waartoe de algemene ledenvergadering van de VvE (hierna: de ALV) heeft besloten. De boetes heeft de VvE aan [gedaagde] opgelegd vanwege twee overtredingen van het reglement. De VvE vordert ook betaling van de toekomstige maandelijkse VvE-bijdragen. [bewindvoerder] bestrijdt de vordering op zichzelf niet, maar voert aan dat [gedaagde] niet het geld heeft om de betalingen te voldoen.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

De VvE is ontvankelijk
3.1.
De kantonrechter stelt vast dat het optreden van de VvE in deze procedure gebaseerd is op een (rechts)geldig besluit. De ALV heeft namelijk op 14 oktober 2024 bij besluit de VvE gemachtigd om zo nodig een gerechtelijke procedure te voeren zodra enig lid van de VvE nalatig blijft om aan zijn financiële verplichtingen aan de VvE te voldoen.
De maandelijkse en eenmalige bijdragen zijn verschuldigd
3.2.
[gedaagde] moet de maandelijkse VvE-bijdragen en de twee eenmalige bijdragen betalen. De VvE heeft namelijk gesteld dat [gedaagde] als lid van de VvE de maandelijkse bijdragen aan de VvE vanaf december 2023 tot en met juni 2025 is verschuldigd, maar nog niet (volledig) heeft betaald. Ook heeft de VvE gesteld dat de ALV heeft besloten dat de leden, onder wie dus [gedaagde] , voor de boekjaren 2022-2023 en 2023-2024 een eenmalige bijdrage moeten betalen, waarvan de hoogte afhankelijk is van het breukdeel van de appartemensrechten. De VvE heeft tijdens de mondelinge behandeling de vordering verminderd en een specificatie overgelegd, waaruit blijkt dat de betalingsachterstand van een en ander neerkomt op een bedrag van € 5.522,73. [bewindvoerder] heeft deze vordering niet betwist. Het gevorderde wordt dan ook toegewezen.
De boetes zijn verschuldigd
3.3.
[gedaagde] moet ook de twee afzonderlijke boetes betalen. De VvE heeft namelijk voldoende gesteld dat [gedaagde] op basis van het modelreglement deze boetes van € 250,- is verschuldigd, eenmaal vanwege het niet verlenen van toestemming en medewerking aan een inspectie van zijn appartement en eenmaal vanwege het niet tijdig overgaan tot reparatie van de verwarming. Dit is niet door [bewindvoerder] betwist en wordt dan ook toegewezen. Dit wordt hierna nader uitgelegd.
3.4.
De VvE heeft verwezen naar artikel 29 van het op de splitsingsakte toepasselijke modelreglement. Hieruit volgt dat als een lid van de VvE daarin opgenomen bepalingen overtreedt, het bestuur van de VvE het betrokken lid dan een waarschuwing zal geven. Als de overtreding niet binnen een maand na de waarschuwing ongedaan is gemaakt, kan het bestuur aan het betrokken lid een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat door de vergadering voor zodanige overtredingen is bepaald. Niet in geschil is dat aan deze eisen is voldaan. [gedaagde] heeft met de twee genoemde overtredingen in strijd met artikel 18 van het modelreglement gehandeld. De VvE heeft [gedaagde] hiervoor op 13 januari 2025 gewaarschuwd, en daarbij een nieuwe datum voor een inspectie ingepland en een termijn van één maand geboden voor de reparatie van de verwarming. [gedaagde] heeft hieraan geen (tijdig) gevolg gegeven, ook niet wat betreft de reparatie. Tijdens de ALV van 14 oktober 2024 is besloten om bij overtredingen een boete van € 250,- in rekening te brengen. Een en ander heeft [bewindvoerder] niet betwist. Wel heeft [bewindvoerder] tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat de verwarming inmiddels is gerepareerd, maar dat de boete waarschijnlijk daarvoor al was opgelegd. Op basis hiervan concludeert de kantonrechter dat de VvE gerechtigd was om de boetes aan [gedaagde] op te leggen. Ook dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
De toekomstige maandelijkse bijdragen
3.5.
De VvE vordert daarnaast dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van toekomstige maandelijkse bijdragen, van ofwel € 220,73 ofwel het bedrag zoals dat door de ALV is vastgesteld of geïndexeerd, te berekenen vanaf 1 juli 2025 tot en met de maand waarin het lidmaatschap van rechtswege wordt beëindigd. Voor toekomstige termijnen geldt dat alleen een veroordeling tot nakoming kan worden uitgesproken onder die geldende tijdsbepaling. Dat volgt uit artikel 3:296 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij is niet vereist dat de schuld op dit moment opeisbaar is, maar wel dat de gerechtigde voldoende belang heeft. In dit geval heeft de VvE voldoende belang bij deze vordering. De VvE heeft namelijk voldoende gesteld dat een reële vrees bestaat dat [gedaagde] ook in de toekomst zijn verplichtingen niet zal nakomen. [bewindvoerder] heeft deze vordering niet betwist. Dit deel van de vordering van de VvE wordt daarom ook toegewezen.
Geldgebrek
3.6.
[bewindvoerder] heeft erop gewezen dat [gedaagde] geen geld heeft om de vorderingen te voldoen, maar dit kan niet leiden tot afwijzing van de vorderingen. Dit is tenslotte geen reden om niet te hoeven te betalen. Bovendien heeft de kantonrechter bij de meeste van deze vorderingen geen matigingsbevoegdheid. Dit zou alleen het geval kunnen zijn voor de boetes als daarop artikel 6:94 BW analoog wordt toegepast. Gelet op de geringe hoogte hiervan bestaat daar echter geen aanleiding voor.
Slotsom
3.7.
Gelet op al het voorgaande wordt de vordering van de VvE van € 6.022,73 toegewezen en wordt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] veroordeeld om de toekomstige maandelijkse bijdragen te voldoen.
Wettelijke rente
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over € 6.022,73 wordt toegewezen, omdat deze op de wet is gegrond en deze niet is betwist. De gevorderde wettelijke rente voor de periode tot 1 juli 2025 van € 539,54, en de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juli 2025 is dan ook toewijsbaar.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de toekomstige maandelijkse bijdragen wordt toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
De VvE maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 841,18. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De VvE heeft op 11 december 2024 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter heeft de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaald na aftrek van de deelbetaling die voor het einde van de aanmaningstermijn is gedaan. De VvE heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat de VvE geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom wordt een bedrag van € 801,16 toegewezen.
Proceskosten
3.11.
[bewindvoerder] is in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.356,00
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] om aan de VvE te betalen een bedrag van € 6.562,27 (bestaande uit € 6.022,73 aan hoofdsom en € 539,54 aan wettelijke rente tot 1 juli 2025), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 6.022,73 met ingang van 1 juli 2025 tot en met de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] om aan de VvE te betalen een bedrag van € 220,73 per maand, of de ingevolge de algemene ledenvergadering vastgestelde dan wel geïndexeerde maandelijkse bijdrage, te berekenen vanaf 1 juli 2025 tot en met de maand waarin het lidmaatschap van [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] van rechtswege wordt beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment dat [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] met de betaling daarvan in verzuim is tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] om aan de VvE te betalen een bedrag van € 801,16 aan buitengerechtelijke kosten,
4.4.
veroordeelt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] in de proceskosten van € 1.356,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als hij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen,
4.5.
bepaalt dat het totaalbedrag van de veroordelingen onder 4.1 en 4.2 tezamen het bedrag van € 25.000,- niet te boven gaat,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.