ECLI:NL:RBAMS:2025:5560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
11715346 \ KK EXPL 25-337
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding tegen QueenD Catering B.V. met verstek

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. F.J.N. Hendriksen-Rattan-Tewari, een loonvordering ingesteld tegen QueenD Catering B.V. (hierna: QueenD), die niet is verschenen op de zitting. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 juni 2025, en de mondelinge behandeling vond plaats op 4 juli 2025. Eiser vordert een bruto bedrag van € 7.192,80, onder aftrek van een eerder betaald bedrag van € 1.200,00, en daarnaast de betaling van loonheffing en deugdelijke loonspecificaties. Eiser stelt dat zij sinds 1 augustus 2022 in dienst was bij QueenD en dat haar dienstverband per 1 april 2025 is beëindigd op basis van een vaststellingsovereenkomst. In deze overeenkomst is afgesproken dat het salaris over februari en maart 2025 uiterlijk op 30 april 2025 betaald zou worden. Aangezien QueenD niet is verschenen, heeft de kantonrechter verstek verleend en de vorderingen toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf 1 mei 2025, omdat QueenD de betaling niet tijdig heeft verricht. Daarnaast is een dwangsom opgelegd voor het niet voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de loonaangifte en salarisspecificaties. Eiser heeft ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die zijn toegewezen. QueenD is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 11 juli 2025 door kantonrechter H.M. Patijn.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11715346 \ KK EXPL 25-337
Vonnis in kort geding van 11 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F.J.N. Hendriksen-Rattan-Tewari,
tegen
QUEEND CATERING B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: QueenD,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 4 juni 2025, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 4 juli 2025. [eiser] is verschenen, met haar gemachtigde. Namens QueenD is niemand verschenen, ondanks dat de dagvaarding op behoorlijke wijze is uitgebracht. Tegen haar is daarom verstek verleend. [eiser] heeft de dagvaarding toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van QueenD tot betaling van € 7.192,80 bruto onder aftrek van een al betaald bedrag van € 1.200,00 netto. Ook vordert zij dat QueenD de loonheffing voldoet, onder afgifte van een bewijs daarvan en afgifte van een deugdelijke loonspecificatie, een en ander op straffe van een dwangsom.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat zij sinds 1 augustus 2022 in dienst was bij QueenD. Dit dienstverband is per 1 april 2025 geëindigd op grond van een eind maart 2025 door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst. In deze overeenkomst is vastgelegd dat [eiser] vanaf 4 februari 2025 is vrijgesteld van haar werk met behoud van haar salaris. Het salaris over de maanden februari en maart 2025, vermeerderd met de vakantietoeslag, wordt uiterlijk op 30 april 2025 betaald door QueenD, zo staat in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst.
2.3.
In een kort gedingprocedure moet worden beoordeeld of de eisende partij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. In dit geval gaat het om een loonvordering en die heeft naar haar aard een spoedeisend karakter aangezien een werknemer met het loon voorziet in haar levensonderhoud.
2.4.
Omdat QueenD niet is verschenen en de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, worden deze toegewezen met inachtneming van het volgende.
2.5.
Partijen zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat het salaris over de maanden februari en maart 2025 uiterlijk op 30 april 2025 wordt betaald door QueenD. Omdat QueenD deze bedragen niet op tijd heeft betaald, moet zij de wettelijke rente hierover betalen. Deze is toewijsbaar vanaf 1 mei 2025.
2.6.
De gevorderde dwangsom op afgifte van de salarisspecificaties en de eindafrekening zal ook worden toegewezen. Onweersproken is gebleven dat QueenD geen loonaangifte heeft gedaan. Als gevolg hiervan ontbreken de benodigde gegevens voor het berekenen van het juiste dagloon van [eiser] in het kader van een werkloosheidsuitkering. [eiser] heeft er daarom belang bij dat QueenD alsnog loonaangifte doet en dat zij de salarisspecificaties ontvangt om aanspraak te kunnen maken op een correct berekende werkloosheidsuitkering bij het UWV. Eerdere sommaties tot het doen van loonaangifte en tot afgifte van salarisspecificaties hebben niet tot het gewenste resultaat geleid, zodat [eiser] haar belang bij het opleggen van een dwangsom op deze vordering voldoende heeft onderbouwd. Wel ziet de kantonrechter in de hoogte van de loonvordering aanleiding om de dwangsom te maximeren op een lager bedrag.
2.7.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te vorderen dat ook aan de andere veroordelingen een dwangsom verbonden wordt – punt IV van het petitum spreekt over een dwangsom voor elke dag of dagdeel dat QueenD in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen – wordt dit afgewezen. Op grond van artikel 611a Rv kan een dwangsom namelijk niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.
2.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Een bedrag van € 734,60 zal worden toegewezen.
2.9.
QueenD is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal QueenD niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
totaal
700,50

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt QueenD om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] te betalen het netto-equivalent van het loon, inclusief vakantietoeslag ad € 7.192,80 bruto, onder aftrek van het reeds betaalde nettobedrag van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 mei 2025, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt QueenD om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 734,60 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt QueenD tot het voldoen van de loonheffing over het verschuldigde brutoloon over de periode 1 februari tot en met 30 april 2025, onder afgifte van een bewijs van afdracht van de verschuldigde loonheffing en het verstrekken van deugdelijke netto-/brutospecificaties,
3.4.
veroordeelt QueenD om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet binnen veertien dagen na dit vonnis voldoet aan de veroordeling onder 3.3., tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
3.5.
veroordeelt QueenD in de proceskosten van € 700,50, te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327