3.4Het oordeel van de rechtbank
Ambtenaar in de zin van het Wetboek van Strafrecht
Het begrip ‘ambtenaar’ in de zin van het Wetboek van Strafrecht moet op grond van de geldende jurisprudentie aldus worden uitgelegd dat daaronder tevens is begrepen:degene die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd(vgl. Hoge Raad 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6793).Het begrip dient in zijn algemeenheid ruim te worden uitgelegd. Daarmee vallen onder omstandigheden ook medewerkers van geprivatiseerde organisaties met een publieke taak onder het bereik van dit begrip. Openbaar karakter
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte in de tenlastegelegde periode kan worden aangemerkt als ambtenaar in de hiervoor bedoelde zin, dient als eerste te worden vastgesteld of aan de functie die verdachte vervulde een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte had een arbeidsovereenkomst met de gemeentelijke Dienst Werk en Inkomen, onderdeel van het Re-integratiebedrijf Amsterdam, van de gemeente Amsterdam. Dit betrof een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het kader van de Wsw, welke als doel had om de werknemer terug te brengen naar de reguliere arbeidsmarkt of naar een plaats zo dicht mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt.
Vanuit de gemeente was verdachte per 1 januari 2020 gedetacheerd bij de [naam bedrijf] . Ten behoeve van deze detachering is een medewerkersovereenkomst opgesteld tussen de [naam bedrijf] en verdachte, die geldig was van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.
Gelet op haar fysieke beperkingen is verdachte verminderd loonwaardig. Haar salaris voor deze functie werd – voor zover zij loonwaardig was – betaald door de [naam bedrijf] . Het overige deel van haar salaris werd betaald door de gemeente Amsterdam.
De gemeente Amsterdam is de hoofdfinancier van de [naam bedrijf] . Zij financieren 60% van de begroting. De overige financiering wordt voorzien via een woningcorporatie, een verzekeraar en incidenteel via fondsen.
Uit de getuigenverklaring van [naam getuige] , coach en medeoprichter van de [naam bedrijf] , blijkt dat de [naam bedrijf] zich richten op mensen die de gemeente Amsterdam lastig bereikt, in het kader van uitvoering van wettelijke taken van de gemeente zoals de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Bij de [naam bedrijf] had verdachte de functie van assistent-teamcoördinator bij de Formulierenbrigade. Binnen deze functie hielp zij personen die zich meldden bij de [naam bedrijf] met allerlei administratieve vragen en verzoeken, bijvoorbeeld met het aanmelden voor woningen bij Woningnet.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Bij die beoordeling acht de rechtbank van belang dat verdachte – anders dan in de zaak waar de verdediging naar verwijst – in dienst is getreden bij de Gemeente Amsterdam, een publiekrechtelijke rechtspersoon. Dat verdachte op basis van de Wet sociale werkvoorziening bij een privaatrechtelijke organisatie is gedetacheerd en dat met die detachering ook sociale doelen zijn beoogd doet daar niets aan af. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte met haar werkzaamheden wel degelijk mede uitvoering gaf aan de wettelijke taken van de gemeente, zoals het bieden van sociale voorzieningen aan degenen die dat nodig hebben. Dat blijkt ook uit het statutaire doel van de vereniging (het ondersteunen van kwetsbare buurten) en het feit dat de vereniging voor haar financiering grotendeels afhankelijk is van de Gemeente Amsterdam.
Toezicht en verantwoordelijkheid
Verder dient te worden beoordeeld of verdachte haar werkzaamheden onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid heeft verricht.
Verdachte heeft in dat verband ter terechtzitting verklaard dat de functioneringsgesprekken die zij in het kader van deze functie voerde, altijd plaatsvonden in het bijzijn van een medewerker van de gemeente en een medewerker van de [naam bedrijf] . Op 31 januari 2024 is met verdachte een gesprek gevoerd naar aanleiding van het onderzoek door het Bureau Integriteit van de gemeente. Hierbij waren aanwezig verdachte, vertegenwoordigers van de [naam bedrijf] en de consulent van verdachte van de afdeling Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente. Na dit gesprek is verdachte formeel geschorst. Van deze schorsing heeft zij op 5 februari 2024 per aangetekende post een schriftelijke bevestiging ontvangen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze brief afkomstig was van de gemeente.
Uit de Algemene Voorwaarden detachering SW-werknemers, die van toepassing is op het arbeidsverband van verdachte, blijkt dat de persoonsgerichte en medische begeleiding van de gedetacheerde primair een taak van de gemeente is. Ook blijkt hieruit dat de functiebeschrijving wordt opgesteld door de gemeente, in overleg met de opdrachtgever aan wie de werknemer wordt gedetacheerd. Van structurele wijziging van taken dient de opdrachtgever de gemeente in kennis te stellen. Een structurele verzwaring van taken is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de gemeente. Na afloop van elk kwartaal dient de werknemer een door hem of haar bijgehouden registratie van gewerkte uren in bij de gemeente. Het is de gemeente die aan het begin van het kalenderjaar de werknemer informeert over het aan hem of haar toekomende verlofrecht. Bij ziekteverzuim dient de werknemer hiervan melding te maken bij zowel de opdrachtgever als bij de gemeente. Schorsing van een werknemer vindt slechts plaats na overleg tussen de gemeente en de opdrachtgever. Tijdens de schorsing onderhoudt de gemeente contact met de gedetacheerde. Disciplinaire maatregelen kunnen slechts worden genomen door de gemeente.
Op grond hiervan is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte in de uitvoering van haar werkzaamheden onder toezicht en controle van de (gemeentelijke) overheid stond.
Het voorgaande leidt dan ook tot de tussenconclusie dat verdachte in de tenlastegelegde periode kon worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van artikel 366 Sr.
Feitelijke handelingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de betaalverzoeken naar de in de tenlastelegging genoemde personen heeft verstuurd, dat zij aan hen betalingen verzocht voor werkzaamheden die zij deed in de [naam bedrijf] en dat zij wist dat de [naam bedrijf] deze diensten gratis leverde. Ook heeft zij verklaard dat zij, nadat zij is geschorst bij het gesprek op 31 januari 2024, toch is doorgegaan met betaalverzoeken sturen naar klanten van de [naam bedrijf] terwijl zij wist dat dit niet de bedoeling was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte als ambtenaar geldbedragen heeft gevorderd en ontvangen voor diensten waarvan zij wist dat deze niet verschuldigd waren.