ECLI:NL:RBAMS:2025:5598

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
AMS 25/1112
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens onvoldoende duidelijkheid over betaald parkeren

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen omdat zij zonder geldig parkeerbewijs had geparkeerd op een ventweg in stadsdeel Buitenveldert. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn informatieplicht had voldaan, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de verschuldigdheid van parkeerbelasting op de betreffende locatie. De eiseres stelde dat er geen borden of parkeerapparatuur aanwezig waren die aangaven dat er betaald parkeren gold. De rechtbank bevestigde dat de heffingsambtenaar had moeten zorgen voor duidelijke signalering, en dat de eiseres niet had hoeven vermoeden dat zij parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het beroep van de eiseres gegrond. Tevens werd bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53,- aan de eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2025 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: A. Husseini en A. Achakar).

Procesverloop

Met een besluit van 21 januari 2025 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2025 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025. Eiseres is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 16 januari 2025 om 16:25 uur stond de auto van eiseres met kenteken [kenteken] geparkeerd op de locatie Buitenveldertselaan in Amsterdam ter hoogte van huisnummer [nummer] . Tijdens de controle op genoemde dag en tijdstip is geconstateerd dat op het moment van die controle voor de auto geen geldig parkeerbewijs was geregistreerd. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Niet in geschil is dat de auto van eiseres op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag geparkeerd stond op een plaats waar volgens de ter plaatse geldende Verordening Parkeerbelastingen Amsterdam 2025 parkeerbelasting verschuldigd was en dat eiseres geen parkeerrecht heeft gekocht. Tussen partijen is in geschil of het voor eiseres voldoende duidelijk was dat zij ter plaatse voor het parkeren parkeerbelasting was verschuldigd.
3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat niet voldoende duidelijk is dat er op de strook waar zij heeft geparkeerd sprake is van betaald parkeren. Er ontbreken volgens eiseres borden en er ontbreekt parkeerapparatuur langs de aanrijroute naar de parkeerplaats toe en op de parkeerstrook zelf waardoor zij verkeerde in de vooronderstelling dat zij niet voor het parkeren hoefde te betalen.
4. De rechtbank overweegt dat het enerzijds aan de heffingsambtenaar is om op zodanige wijze duidelijke te maken dat er parkeerbelasting verschuldigd is, dat daarover geen misverstand kan bestaan (de informatieplicht/het kenbaarheidsvereiste) [1] . Volgens vaste rechtspraak kan dit blijken uit bebording, maar ook uit aanwezigheid van parkeerapparatuur in de directe omgeving van de parkeerplaats. Anderzijds mag van een parkeerder worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of parkeerbelasting verschuldigd is. Dit houdt in dat hij oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’ of een parkeerautomaat passeert en dat hij zich nadat hij heeft geparkeerd inspant om te onderzoeken of voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd is (onderzoeksplicht).
5. Niet in geschil is dat eiseres vanaf de Vrije Universiteit in Amsterdam via de Buitenveldertselaan richting Amstelveen is gereden en vervolgens de ventweg is opgereden, die begint op die laan ter hoogte van waar zij heeft geparkeerd (huisnummer [nummer] ) en bezien vanuit de gevolgde rijrichting parallel loopt aan de rechterkant van de Buitenveldertselaan. Dat is een afstand van ongeveer 1 kilometer. Het standpunt van eiseres dat zij op deze route geen borden die aanduiden dat sprake is van een regime van betaald parkeren of parkeerapparatuur heeft gezien, is door de heffingsambtenaar niet bestreden en wordt ondersteund door Google maps (streetview). De rechtbank is het met eiseres eens dat onvoldoende duidelijk is dat op de betreffende parkeerplek parkeerbelasting verschuldigd is, nu zij daarop ook niet bedacht had hoeven zijn.
6. De heffingsambtenaar stelt echter dat hij aan zijn informatieplicht heeft voldaan omdat in de nabijheid van de parkeerplaats waar eiseres heeft geparkeerd, in de straat Radboud, een parkeerautomaat (18845) is geplaatst. Daarnaast staan in de omgeving ook borden die aangeven dat sprake is van betaald parkeren. Hieruit had eiseres kunnen opmaken dat zij parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank stelt vast dat deze straat bereikbaar is door vanaf de Buitenveldertselaan ter hoogte van huisnummer [nummer] rechtsaf te slaan tussen woontorens door en dat deze straat vervolgens doorloopt naar links en naar rechts (parallel aan de Buitenveldertselaan, achter de twee woontorens, in de buurt waarvan eiseres heeft geparkeerd). Die parkeerautomaat staat naar het oordeel van de rechtbank op een te grote afstand van de plaats waar eiseres heeft geparkeerd. De parkeerautomaat is ook niet zichtbaar vanaf de parkeerplek. Verder stelt de rechtbank vast dat achter de twee grote woontorens en niet zichtbaar vanaf de parkeerplek, in het achter de woontorens gelegen woonwijkje weliswaar twee borden staan maar dat deze borden ook weer een heel stuk verderop staan van de plaats waar eiseres heeft geparkeerd.
7. Gelet op alle omstandigheden tezamen heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank niet aan zijn informatieplicht voldaan. In dit geval doet zich niet de situatie voor dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting geen misverstand kan bestaan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat niet in elke straat in Amsterdam een parkeerautomaat of bord ‘betaald parkeren’ kan staan, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing van een bord, bijvoorbeeld aan het begin van de ventweg, met daarop een pijl in de richting van de achter de woontorens geplaatste parkeerautomaat, hier de benodigde duidelijkheid wel had kunnen bieden.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte de naheffingsaanslag opgelegd. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank neemt zelf een beslissing en bepaalt dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt en de naheffingsaanslag niet hoeft te betalen. Als zij de naheffingsaanslag al heeft betaald moet de heffingsambtenaar het betaalde bedrag aan eiseres terugbetalen.
9. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden. Zij heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M. de Buur, griffier
.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 30 juli 2025.
griffier rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:506.