ECLI:NL:RBAMS:2025:5602

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
13.150753.19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot wijziging van locatiegebod met elektronische monitoring in het kader van voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2025 een beschikking gegeven in het kader van een vordering van de officier van justitie. De vordering betrof het wijzigen of toevoegen van een locatiegebod met elektronische monitoring voor een veroordeelde die onder een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel valt. De veroordeelde, geboren in 2003, is eerder veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en heeft een verlenging van zijn PIJ-maatregel gekregen tot 22 augustus 2025.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen. De officier van justitie had verzocht om een locatiegebod met elektronische monitoring toe te voegen aan de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, omdat de veroordeelde zich niet altijd aan de opgelegde voorwaarden houdt en begeleiding moeilijk is. Inforsa, de instantie die de begeleiding verzorgt, adviseerde ook om een locatiegebod toe te voegen, in de hoop dat dit de veroordeelde zou motiveren om zich aan de voorwaarden te houden en een zinvolle dagbesteding te vinden.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het opleggen van een locatiegebod met een enkelband op dit moment niet de juiste manier is om de veroordeelde te motiveren. De rechtbank heeft begrip voor de zorgen van Inforsa, maar vindt dat de veroordeelde een laatste kans moet krijgen om zelf een zinvolle dagbesteding te vinden zonder de druk van een enkelband. De rechtbank heeft benadrukt dat als de veroordeelde niet binnen twee weken een zinvolle dagbesteding vindt, Inforsa de officier van justitie kan adviseren om een verlenging van de voorwaardelijke beëindiging aan te vragen. De beslissing om de vordering af te wijzen is genomen in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.150753.19
Beslissing op de vordering van 30 april 2025 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
thans verblijvende op het adres [adres] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 6 november 2019 is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel of de maatregel).
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 maart 2025 de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel verlengd met 6 maanden.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het wijzigen/toevoegen van een locatiegebod met elektronische monitoring.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de beschikking van deze rechtbank van 11 maart 2025;
  • het uitgebrachte advies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam (hierna: Inforsa) van 28 april 2025;
  • het uitgebrachte deeladvies elektronische monitoring van Inforsa van 29 april 2025.
De rechtbank heeft op 5 juni 2025 de vordering in de openbare raadkamer behandeld.
Verschenen zijn:
  • de officier van justitie, mr. M.S. Bond;
  • [veroordeelde] , bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam;
  • mw. [naam 1] , als deskundige namens Inforsa;
  • dhr. [naam 2] , de begeleider van [veroordeelde] .
Van de mondelinge behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Om deze reden zijn de standpunten hieronder verkort weergegeven.
De standpunten
Inforsa heeft geadviseerd een locatiegebod met elektronische monitoring als voorwaarde toe te voegen aan de voorwaarden die zijn opgelegd bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering om als voorwaarde aan de voorwaarden die horen bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel een locatiegebod met elektronische monitoring toe te voegen.
[veroordeelde] en zijn raadsman hebben bepleit de vordering af te wijzen.
De beoordeling
Op grond van artikel 6:6:32 lid 3 onder a van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van veroordeelde bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de veroordeelde betreffen. De rechtbank is, gelet op het verhandelde in raadkamer en het daar besproken advies, van oordeel dat er op dit moment geen noodzaak bestaat voor het opleggen van deze ingrijpende bijzondere voorwaarde.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat [veroordeelde] lastig te begeleiden is en regelmatig de aangeboden hulpverlening vermijdt. [veroordeelde] houdt zich niet altijd aan zijn bijzondere voorwaarden. Om een terugmelding van het toezicht te voorkomen, adviseert Inforsa om een locatiegebod met elektronische monitoring toe te voegen aan de bijzondere voorwaarden. Op die manier hoopt Inforsa dat [veroordeelde] zich, met behulp van een pedagogische aanpak en door het aanbrengen van structuur, weer aan de bijzondere voorwaarden zal houden en succeservaringen gaat opdoen. Inforsa hoopt dat [veroordeelde] gemotiveerd raakt voor werk en daarmee een stabiel en legaal inkomen verkrijgt, wat het risico op recidive vermindert.
De rechtbank heeft alle begrip voor het standpunt van Inforsa en begrijpt dat dit advies is bedoeld als een kans voor [veroordeelde] . De rechtbank vindt het net als Inforsa heel belangrijk dat [veroordeelde] een zinvolle dagbesteding krijgt in de vorm van (on)betaald werk en een positieve vrijetijdsbesteding. Als voorwaarde geldt immers al dat [veroordeelde] mee moet werken aan het hebben van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding,
De rechtbank is niettemin van oordeel dat het toevoegen van een locatiegebod met een enkelband in dit stadium van de PIJ-maatregel niet de geschikte manier is om [veroordeelde] te motiveren voor een dagbesteding. De voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel zal, behoudens verdere verlenging en eventuele tussentijdse opschortingsperiodes, onvoorwaardelijk eindigen op 22 augustus 2025. Toewijzing van de vordering zou betekenen dat [veroordeelde] tweeënhalve maand met een enkelband moet rondlopen. Gelet op het feit dat [veroordeelde] al een langdurig traject heeft doorlopen en het einde van de maatregel nadert, vindt de rechtbank een enkelband in deze fase van het traject niet zinvol meer. Daarnaast is [veroordeelde] inmiddels aan het solliciteren. Ondanks dat betwijfeld kan worden of [veroordeelde] dit vanuit een intrinsieke motivatie doet, is dit wel een stap in de goede richting. De rechtbank wil [veroordeelde] een laatste kans geven om een zinvolle dagbesteding te vinden en hoopt dat [veroordeelde] deze kans grijpt. De rechtbank benadrukt dat als [veroordeelde] niet binnen twee weken na vandaag een zinvolle dagbesteding in de vorm van betaald of onbetaald werk heeft gevonden het Inforsa vrij staat om de officier van justitie te adviseren een vordering verlenging van de voorwaardelijke beëindiging in te dienen. [veroordeelde] overtreedt immers al ongeveer een half jaar zijn bijzondere voorwaarden. Het is aan hem om te laten zien dat hij, zoals hij zegt, geen beïnvloedbare jonge van 16 jaar meer is, maar een volwassen man.
De beslissing
De rechtbank:
-
wijstde vordering van de officier van justitie
af.
Deze beschikking is gegeven op de openbare terechtzitting van deze rechtbank door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E.M. Devis en E. Diepraam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Elsman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2025.