Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de zorgmachtiging deels toegewezen, ondanks het verweer van de betrokkene dat er geen sprake zou zijn van een psychische stoornis. De betrokkene, geboren in 1975, heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij tot rust is gekomen en dat zijn problemen vooral relationeel van aard zijn. De rechtbank heeft echter op basis van medische verklaringen en het proces-verbaal van de politie geconcludeerd dat er wel degelijk sprake is van een psychische stoornis, met een vermoeden van een bipolaire stoornis. De arts heeft aangegeven dat de betrokkene momenteel stabiel is, maar dat dit mede door medicatie komt. De rechtbank heeft vastgesteld dat zonder verplichte zorg het risico op maatschappelijke teloorgang en fysieke escalatie groot is, gezien de eerdere problematiek en de grote schulden van de betrokkene. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twee maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke en fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M.E.B. Terwee, bijgestaan door griffier L.F. Datema, en is op 23 juli 2025 schriftelijk uitgewerkt.