Op 31 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Kassel in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 4 maart 2025. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in een detentieplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 17 juli 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat het niet duidelijk zou maken op welke wijze de opgeëiste persoon betrokken zou zijn bij het strafbare feit. De officier van justitie daarentegen heeft gesteld dat het EAB voldoende informatie bevat over de rol van de opgeëiste persoon en dat de Duitse rechter op juiste gronden het EAB heeft uitgevaardigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een georganiseerde plofkraakbende en dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, een zogenoemd lijstfeit is dat in Nederland strafbaar is.
De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de OLW.