ECLI:NL:RBAMS:2025:5764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
13/348948-24 (zaak A) en 13/114173-25 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele handelingen met een pony, bezit van kinderporno en dierenporno

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige feiten. De zaak betreft het verrichten van seksuele handelingen met een pony, het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, en het vervaardigen en in bezit hebben van dierenporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaar met bijzondere voorwaarden. De feiten zijn gepleegd in de periode van 30 september 2024 tot en met 13 april 2025, waarbij de verdachte meerdere keren seksuele handelingen met de pony heeft verricht en kinderporno op zijn computer en telefoon heeft aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dierenmishandeling, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte de pony of de hond pijn of letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de psychologische toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding toegewezen gekregen voor de kosten die zij heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/348948-24 (zaak A) en 13/114173-25 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Bont, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.T.M. Eijsbouts, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij, [benadeelde partij] , vertegenwoordigd door mevrouw [naam vertegenwoordiger] van Slachtofferhulp, naar voren heeft gebracht.
Op de zitting zijn de heren A.J. Kuijer en I. van Tilburg , reclasseringswerkers, als getuigen-deskundigen gehoord. Ook de heer R.A. Sterk , psycholoog, is als getuige-deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
Feit 1:
het verrichten van seksuele handelingen met een pony in de periode van 30 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 in Amstelveen;
Feit 2:
dierenmishandeling van een pony en/of een hond op in de periode van 30 september 2024 tot en met 31 oktober 2024 in Amstelveen en/of De Kwakel;
Feit 3:
het verspreiden, vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno in de periode van 8 december 2019 tot en met 31 oktober 2024 in De Kwakel;
Feit 4:
het verspreiden, vervaardigen en/of in bezit hebben van dierenporno in de periode van 30 september 2024 tot en met 31 oktober 2024 in Amstelveen en/of De Kwakel;
Zaak B
Feit 1:
dierenmishandeling van een pony op 13 april 2025 in Amstelveen;
Feit 2:
het verrichten van seksuele handelingen met een pony op 13 april 2025 in Amstelveen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Door mevrouw [benadeelde partij] , eigenaresse van pony [naam pony] , is meerdere malen aangifte gedaan (op 24 oktober 2024, op 30 oktober 2024 en op 13 april 2025) tegen een persoon die ontucht zou hebben gepleegd met haar Shetlandpony. Uit de aangiftes volgt dat het ging om een zwarte, drachtige, merrie. Uit camerabeelden van verschillende data maakte [benadeelde partij] op dat een man, die zij herkende als telkens dezelfde, meerdere keren seks had gehad met haar pony. De politie besloot daarop te gaan surveilleren in de buurt van het weiland aan de [plaats] waar de pony stond en hield in de nacht van 30 op 31 oktober 2024 verdachte staande, die daar fietste. De volgende dag is verdachte in zijn woning aangehouden en heeft een doorzoeking van zijn woning plaatsgevonden. Hierbij zijn onder andere een laptop en een telefoon (iPhone) in beslag genomen, net als een hond, te weten een kleine bruine Keeshond genaamd [naam hond] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij acht keer seks heeft gehad met de pony door haar met zijn penis vaginaal te penetreren (zaak A feit 1 en zaak B feit 2). Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de seks met de pony heeft gefilmd (zaak A feit 4). Verdachte heeft ontkend dat hij de pony en de hond heeft mishandeld (zaak A feit 2 en zaak B feit 1). Verder heeft verdachte op de zitting verklaard dat het klopt dat er in de ten laste gelegde periode kinderporno op zijn computer is aangetroffen, maar daar heeft hij niet op gezocht (zaak A feit 3).
3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van zaak A feit 1 en feit 2 en zaak B feit 1 en feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte de pony zowel vaginaal als anaal heeft gepenetreerd.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of zij tot een bewezenverklaring komt voor wat betreft de ten laste gelegde seksuele handelingen met een pony (zaak A onder 1 en 4 en in zaak B onder 2). Dat geldt ook grotendeels voor de op de computer van verdachte aangetroffen kinderporno (zaak A onder 3).
Wel heeft de raadsvrouw met betrekking tot zaak A feit 3 aangevoerd dat ten aanzien van foto’s 2, 3 en 15 niet zonder meer kan worden vastgesteld dat sprake is van kinderpornografische afbeeldingen. Het gaat hier om afbeeldingen van kinderen met kleding aan, weliswaar poserend, maar niet zonder meer als pornografisch te beschouwen.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten mishandeling van de pony (zaak A onder 2 en zaak B onder 1). Volgens de raadsvrouw is, zowel ten aanzien van de pony als ten aanzien van de hond, geen sprake van dierenmishandeling.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring zaak A feiten 1 en 4 en zaak B feit 2
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat – gelet op de opgesomde bewijsmiddelen in bijlage II bij dit vonnis, waaronder de bekennende verklaring van verdachte – de ten laste gelegde seksuele handelingen met de pony (zaak A onder 1 en zaak B onder 2) en het vervaardigen en in bezit hebben van dierenporno (zaak A onder 4) kunnen worden bewezen.
Wel spreekt de rechtbank partieel vrij voor zover is ten laste gelegd dat verdachte de pony ook anaal heeft gepenetreerd (zaak A onder 1 en zaak B onder 2). Volgens de rechtbank bevindt zich in het dossier wel bewijs dat verdachte de pony vaginaal heeft gepenetreerd, maar kan niet worden bewezen dat hij de pony ook anaal heeft gepenetreerd.
Voor wat betreft de aangetroffen dierenporno (zaak A feit 4) geldt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de video’s, waarop te zien is dat verdachte seksuele handelingen verrichtte bij de pony, heeft vervaardigd en in zijn bezit had. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze video’s heeft verspreid, openlijk tentoon heeft gesteld, heeft ingevoerd, heeft doorgevoerd of heeft uitgevoerd. Van deze onderdelen van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Bewezenverklaring zaak A feit 3
De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde verwerven en in bezit hebben van kinderporno (zaak A onder 3). Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet bewust naar kinderporno heeft gezocht, maar hij heeft deze afbeeldingen wel opgeslagen en dus bewaard. Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat er alleen op zijn laptop kinderpornografische afbeeldingen zouden staan, acht de rechtbank ook bewezen dat er kinderpornografisch materiaal aanwezig was op zijn telefoon. Uit het proces-verbaal van onderzoek naar de computer en telefoon van verdachte volgt immers dat ook kinderpornografisch materiaal op de telefoon van verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het kinderpornografisch materiaal heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd en/of uitgevoerd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verweer raadsvrouw
Het verweer van de raadsvrouw dat foto’s 2, 3 en 15 niet zonder meer zijn aan te merken als kinderpornografische afbeeldingen, verwerpt de rechtbank. Uit het proces-verbaal dat ziet op de beschrijving van het aangetroffen kinderpornografisch materiaal volgt dat 98% van het materiaal afbeeldingen betreft waarop meisjes te zien zijn in de geschatte leeftijd tussen zes en vijftien jaar oud die, meestal gekleed, seksueel uitdagende poses aannemen. De kleding betreft korte broekjes en rokjes, tanktops, lingerie, en er wordt make-up gebruikt.
In een schematisch overzicht is bij foto’s 2, 3 en 15 aangestreept dat het gaat om:
Ter terechtzitting zijn de foto’s 2, 3 en 15, die deel uitmaken van de toonmap, bekeken. De rechtbank is van oordeel dat op die foto’s kinderen te zien zijn, die zeer schaars zijn gekleed, onder andere in lingerie, en dat sprake is van het (steeds) aannemen van een seksueel getinte houding die kan worden omschreven als ‘poseren’. Dat maakt dat de rechtbank – in tegenstelling tot de raadsvrouw – vindt dat deze afbeeldingen zijn aan te merken als kinderpornografische afbeeldingen.
Vrijspraak zaak A feit 2 en zaak B feit 1
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de aan hem ten laste gelegde mishandeling van de pony (zaak A onder 2 en zaak B onder 1) en van de hond (zaak A onder 2). De rechtbank is – met de raadsvrouw – van oordeel dat geen sprake is van dierenmishandeling van de pony en van de hond.
Artikel 2.1 Wet Dieren
Om tot een bewezenverklaring van dierenmishandeling in de zin van artikel 2.1 van de Wet Dieren te kunnen komen, moet de rechtbank vaststellen dat verdachte bij de pony en/of de hond pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel hun gezondheid en/of welzijn heeft benadeeld.
Ten aanzien van de pony
Voor wat betreft de pony geldt dat de dierenarts tot twee keer toe, op 21 oktober 2024 en op 30 oktober 2024, heeft vastgesteld dat sprake was van een lichte vaginitis als gevolg van manipulatie van de vagina. De rechtbank begrijpt dat dit wil zeggen: een lichte ontsteking aan de vagina. Verder zijn er volgens de dierenarts uitwendig geen beschadigingen of verwondingen aan de pony te zien. Wel stelt de dierenarts in het rapport van 30 oktober 2024 nog vast dat een milde zwelling van het slijmvlies van de vulva zichtbaar is.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van een verbalisant, die onder meer stelt meer dan tien jaar intensief met paarden en pony’s te hebben gewerkt, waarin – aan de hand van de camerabeelden van de nacht van 19 op 20 oktober 2024 en de nacht van 29 op 30 oktober 2024 – het gedrag van de pony wordt beschreven. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op die beelden te zien is en dat hij in die nachten seksuele handelingen met de pony heeft verricht. Beschreven wordt dat de pony bij beide incidenten (zowel in de nacht van 19 op 20 oktober 2024 als in de nacht van 29 op 30 oktober 2024) probeert weg te lopen als verdachte een touw om haar nek doet, waarna zij vervolgens rustig meeloopt met verdachte en op één plek stil blijft staan. Verder wordt beschreven dat de pony bij beide incidenten, nadat verdachte klaar is met zijn handelingen, onrustig heen en weer loopt en schichtig om zich heen kijkt. Volgens de verbalisant is sprake van een stressreactie. Omdat de pony gewend is om vastgezet te worden en dit voor de pony bekende handelingen zijn, zou dit normaal gesproken geen stressreactie moeten opleveren. Hieruit maakt de verbalisant op dat de seksuele handelingen die verdachte bij de pony heeft uitgevoerd door de pony als stressvol zijn ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande onvoldoende bewijs oplevert dat verdachte de pony pijn en/of letsel heeft toegebracht dan wel haar gezondheid of welzijn heeft benadeeld. Allereerst is niet komen vast te staan dat de vaginitis en/of zwelling van het slijmvlies van de vulva is veroorzaakt doordat verdachte de vagina van de pony heeft gepenetreerd. Ook het beschreven gedrag van de pony, na de seksuele handelingen die verdachte bij haar heeft uitgevoerd, is niet van zodanige aard dat daaruit volgt dat verdachte de pony heeft mishandeld. Dat verdachte een touw om de nek van de pony heeft gedaan maakt dat oordeel niet anders. Uit het dossier blijken immers geen aanwijzingen dat de pony hiervan pijn zou hebben ondervonden. Bovendien heeft de verbalisant dit omschreven als een bekende handeling nu de pony het gewend is om vastgezet te worden. De rechtbank vindt bovendien dat de door de dierenarts vastgestelde lichte vaginitis en de milde zwelling van het slijmvlies van de vulva onvoldoende ernstig zijn om de genoemde grens van artikel 2.1 van de Wet Dieren te halen. Niet is vastgesteld of gebleken dat de pony pijn heeft ondervonden of in haar gezondheid of welzijn is benadeeld. Naar het oordeel van de rechtbank levert het ook geen letsel op in de zin van artikel 2.1 van de Wet Dieren.
Ten aanzien van de hond
De hond is op 1 november 2024 onderzocht door een dierenarts, die daarvan een medische verklaring heeft opgesteld. Uit die medische verklaring volgt – samengevat – dat de hond wantrouwend is, een stijve houding heeft en een argwanende blik heeft. Verder worden er door de dierenarts geen afwijkingen vastgesteld. Expliciet wordt opgemerkt dat er geen afwijkingen zijn gezien aan de penis en de anus. Onder de anus zit wat ontlasting geplakt en in de huid boven de anus is een kleine kras te zien.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een document getiteld ‘Waarschijnlijkheidsbepaling Dierenmishandeling op basis van gedragsassessment’, afkomstig van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht. Uit dit stuk volgt – voor zover relevant – dat de waarschijnlijkheid dat de hond is blootgesteld aan dierenmishandeling wordt ingeschat als waarschijnlijk (een 7 op een schaal van 1 t/m 10). Geconcludeerd wordt dat de hond in de opvang een sterker angstbeeld toont bij aanraking (borstelen) van de achterhand (de rechtbank begrijpt: het achterste deel van de hond, vanaf het bekken) en een opvallende angst voor (lange) mannen, terwijl de hond een nauwe sociale en steunzoekende band heeft gevormd met de vrouwelijke verzorger.
Ook in het geval van de hond oordeelt de rechtbank dat sprake is van onvoldoende bewijs dat verdachte de hond pijn en/of letsel heeft toegebracht dan wel zijn gezondheid of welzijn heeft benadeeld. Daarvan geven de voornoemde stukken immers geen of onvoldoende blijk.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – op grond van de in
bijlage IIvan dit vonnis (opgesomde) bewijsmiddelen – bewezen dat verdachte:
Zaak A
Feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van 30 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 te Amstelveen seksuele handelingen heeft verricht met een dier (Shetlandpony), te weten het vaginaal penetreren van dat dier, met zijn, verdachtes, penis;
Feit 3:
in de periode van 8 december 2019 tot en met 31 oktober 2024 in Nederland,
(in de periode van 8 december 2019 tot en met 30 juni 2024, artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht:)
afbeeldingen en gegevensdragers bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken en/of schijnbaar was betrokken heeft verworven en in bezit heeft gehad
en
(in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 oktober 2024, artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht:)
visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt was betrokken en/of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft via gegevensdragers, te weten een telefoon (Apple iPhone, goednummer 6575738) en een computer (HP-computer, goednummer 6575732), bevattende afbeeldingen waarop te zien is dat:
die persoon oraal en/of anaal wordt gepenetreerd met een penis en/of een ander persoon anaal wordt gepenetreerd met een penis door die persoon en/of het eigen lichaam anaal wordt gepenetreerd met een penis, door die persoon
o foto 5
o foto 7
o foto 8
o foto 11
o foto 18
en
- het geslachtsdeel en/of de billen van die persoon met een vinger en/of hand wordt/worden aangeraakt en/of
- het geslachtsdeel en/of de billen van een ander kind/persoon met een vinger en/of hand wordt/worden aangeraakt door die persoon en/of
- die persoon het eigen geslachtsdeel en/of de eigen billen met een vinger en/of hand aanraakt
o foto 14
o foto 18
en
die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij
- die persoon geheel of gedeeltelijk naakt is en/of gekleed is en/of in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd past en/of
- die persoon zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn kleding ontdoet en/of
- door de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld worden gebracht
o foto 1
o foto 2
o foto 3
o foto 4
o foto 6
o foto 9
o foto 10
o foto 12
o foto 13
o foto 15
o foto 16
o foto 17
o foto 19
o foto 20
Feit 4:
in de periode van 30 september 2024 tot en met 31 oktober 2024 te Amstelveen en De Kwakel, een visuele weergave van een seksuele handeling, waarbij een mens en een dier waren betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, te weten video's waarop te zien is dat hij, verdachte, seks heeft met een pony, door die pony vaginaal te penetreren met zijn penis;
Zaak B
Feit 2:
op 13 april 2025 te Amstelveen seksuele handelingen heeft verricht met een dier (Shetlandpony), te weten het vaginaal penetreren van dat dier, met zijn, verdachtes, penis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Wel komt de rechtbank tot verminderde toerekenbaarheid ten aanzien van de feiten met de pony: zaak A onder feit 1 en zaak B onder feit 2.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog, resulterend in een Pro Justitia-rapport van 2 juli 2025. Door de psycholoog is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken, een stoornis in cannabisgebruik en een parafilie in de vorm van zoöfilie.
Uit het rapport volgt dat verdachte zich uit frustratie in algemene zin, maar ook uit gebrek aan seksueel contact met een vrouw, meerdere keren seksueel heeft vergrepen aan een Shetlandpony. Verdachte ervaart veel onvrede over zijn bestaan en legt de oorzaak hiervan buiten zichzelf. Hij is als het ware slachtoffer van zijn levensloop. Verdachte lijkt vervolgens seksualiteit te gebruiken om de frustratie rond zijn slachtofferschap te overdekken met een seksuele kick. Omdat seksueel contact met een vrouw niet tot stand komt, is hij een pony gaan gebruiken om in klaar te komen. Hij geeft aan dat hij niet zozeer zich seksueel aangetrokken voelt tot pony's, maar er is, naar zijn zeggen, een sterke gelijkenis tussen het geslachtsorgaan van een pony en dat van een vrouw. Voorafgaand aan het seksuele contact met een pony kijkt hij naar porno met volwassen vrouwen om seksueel opgewonden te raken. Vervolgens heeft hij seks met een pony, waarin hij klaarkomt. Hij vindt het prettig om in een pony klaar te komen. De psycholoog constateert dat het seksueel contact met een pony lijkt samen te hangen met de vermijdende kenmerken in zijn persoonlijkheid, alsmede specifieke lustgevoelens bij het seksueel contact met een pony. De psycholoog acht daarom sprake van een doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek op het gedrag van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten (toevoeging rechtbank: dat wil zeggen de feiten die zien op het seksuele contact met de pony, te weten: zaak A onder feit 1 en zaak B onder feit 2). Volgens de psycholoog moet verdachte verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt daarom om het ten laste gelegde – indien bewezen – aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast adviseert de psycholoog ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek, zoals De Waag. Verdachte heeft in maart 2025 enkele gesprekken gehad bij De Waag. Geadviseerd wordt om deze behandeling voort te zetten.
De psycholoog is ter zitting als deskundige gehoord en heeft de conclusies uit zijn rapport onderstreept. De psycholoog heeft op zitting aangevuld dat zijn rapport ziet op de feiten die zien op het seksuele contact met de pony. Hij ging er bij zijn onderzoek vanuit dat verdachte ook werd verdacht van het verspreiden, vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno, maar dacht dat dit niet aan verdachte was ten laste gelegd.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de conclusie van het rapport begrijpt en het ermee eens is, in die zin dat hij de behandeling ook zou willen voortzetten. Verdachte heeft verklaard dat hij inziet dat zijn gedrag niet door de beugel kan en dat hij er graag aan wil werken.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de seksuele handelingen met de pony.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan acht voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals geadviseerd door de reclassering, en heeft zij de rechtbank verzocht om deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een aanvullend fors voorwaardelijk strafdeel en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering, met uitzondering van het houdverbod van huisdieren en aansluiting van elektronische monitoring.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met een pony, telkens door zijn penis in de vagina van de pony te brengen. Bovendien heeft verdachte deze handelingen meermalen gefilmd. De integriteit van dieren is een rechtens te respecteren belang en seksueel contact tussen mens en dier is in strijd met de goede zeden en is daarom dan ook strafbaar gesteld. Dergelijke feiten veroorzaken maatschappelijke onrust en verontwaardiging. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, oftewel afbeeldingen waarop het seksueel misbruik van kinderen te zien is. Op zijn computer en telefoon zijn in totaal 602 afbeeldingen aangetroffen. Het bezit van kinderporno is bijzonder verwerpelijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die ten behoeve van het vervaardigen van kinderporno seksueel worden misbruikt, ernstig psychisch kunnen worden beschadigd en fysiek letsel kunnen oplopen. Hiervan kunnen zij nog jarenlang de gevolgen ondervinden, zo niet de rest van hun leven. Voor de effectieve bestrijding van kinderporno is het belangrijk dat niet alleen de personen worden aangepakt die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die kinderporno in hun bezit hebben. Deze laatste groep houdt immers de vraag naar kinderporno, en daarmee het seksueel misbruik van kwetsbare minderjarigen, in stand. Verdachte behoort tot deze laatste groep en heeft daarmee geen rekening gehouden met het welzijn van de kinderen die op de aangetroffen materialen zijn afgebeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De reclassering heeft ten behoeve van de zitting een rapport uitgebracht op 16 juli 2025. De reclassering heeft zorgen over de seksualiteit en het middelengebruik van verdachte, het psychosociaal functioneren en zijn houding. De reclassering rapporteert dat uit de gesprekken met verdachte volgt dat hij zowel seks als het gebruik van cannabis als copingsmechanismen gebruikt. Ook is sprake van een sterke seksuele preoccupatie en een gevoel van eenzaamheid. Dat maakt onder andere dat de reclassering de kans op herhaling van zedenfeiten hoog acht. Ondanks het feit dat verdachte zich argwanend en vijandig heeft getoond richting, de politie, het Openbaar Ministerie en in mindere mate naar de reclassering, acht de reclassering bijzondere voorwaarden aangewezen om de kans op het herhaling te beperken. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met der onderstaande bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- een locatieverbod (met elektronische monitoring);
- een houdverbod dieren;
- het vermijden van digitale omgevingen seksueel kindermisbruik.
Ter zitting zijn twee reclasseringsmedewerkers, de heren A.J. Kuijer en I. van Tilburg , als getuigen-deskundigen gehoord. Zij hebben onder andere aangegeven dat een proeftijd van twee jaar voldoende zou moeten zijn om verdachte met de voornoemde problematiek verder te kunnen helpen.
Strafoplegging
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarbij worden als bijzondere voorwaarden aan verdachte opgelegd:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- een locatieverbod; en
- het vermijden van digitale omgevingen seksueel kindermisbruik.
Toelichting op de straf
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Hierbij is van belang dat de rechtbank minder bewezen heeft verklaard en daarmee afwijkt van het standpunt van de officier van justitie. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte ten aanzien van de feiten die zien op de seksuele handelingen met de pony (zaak A, feit 1, en zaak B, feit 2) verminderd toerekeningsvatbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar wat er in soortgelijke zaken aan straffen is opgelegd. In de meeste gevallen betreft het taakstraffen als het enkel gaat om seks met dieren en/of bezit van dierenporno, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Ten aanzien van het bewezenverklaarde bezit van kinderporno heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld (via het LOVS, Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht).
Het oriëntatiepunt voor een first offender zonder dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden gaat uit van zes maanden gevangenisstraf, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een (maximale) taakstraf van 240 uur. De rechtbank gaat in deze zaak uit van deze laagste categorie, gelet op het aantal afbeeldingen/filmfragmenten dat is aangetroffen op de computer en de telefoon van verdachte (in totaal 602 afbeeldingen/filmfragmenten) en de aard van het materiaal (98% betreft meisjes die – meestal gekleed – poseren). De rechtbank acht een taakstraf niet passend, gelet op de psychische problematiek van verdachte en het feit dat hij tot en met de zittingsdag meer dan drie maanden in voorarrest heeft gezeten. Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend. Nu verdachte die tijd al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft de rechtbank op 24 juli 2025 de voorlopige hechtenis opgeheven en is verdachte in vrijheid gesteld. Gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering, is het nu met name van belang dat verdachte voor zijn psychische problematiek wordt behandeld. Deze behandeling zal als een bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
Gelet ook op het hoge recidiverisico, mede gezien het feit dat verdachte, terwijl hij in een schorsing liep, opnieuw in de fout is gegaan (op 13 april 2025), acht de rechtbank een groot voorwaardelijk deel (zes maanden) van belang als stevige stok achter de deur.
Het houdverbod van dieren wordt - overeenkomstig het advies van de reclassering - niet aan verdachte opgelegd, nu hij wordt vrijgesproken van mishandeling van de hond.
Gelet op het forse voorwaardelijke strafdeel dat verdachte boven het hoofd hangt, vindt de rechtbank dat er onvoldoende zwaarwegende aanwijzingen zijn om het aan verdachte op te leggen locatieverbod te handhaven via elektronische monitoring.
De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Dit is echter op grond van de wet niet mogelijk. Artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt immers dat bijzondere voorwaarden slechts dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht). De Hoge Raad heeft bij arrest van 28 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:524) – in het kader van artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht – geoordeeld dat onder meer de gedragingen “in bezit hebben van” en “verwerven van” kinderporno geen gedragingen zijn die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat deze gedragingen ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten. De overige feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn het verrichten van seksuele handelingen met een dier (en niet met personen). De rechtbank zal dan ook de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.Beslag

Onder verdachte zijn in beslag genomen:
  • een hond;
  • een telefoon;
  • een computer.
Onttrekking aan het verkeer
De onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon en computer zijn vanwege het daarop aangetroffen kinder- en dierenpornografische materiaal en vanwege het feit dat niet kan worden gegarandeerd dat dit materiaal volledig ervan te verwijderen is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen zullen daarom, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat strafbare feiten zijn begaan, op grond van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht aan het verkeer worden onttrokken.
Bewaring voor de rechthebbende
Nu verdachte wordt vrijgesproken van mishandeling van de hond (zaak A, feit 2), is het uitgangspunt dat de hond terug gaat naar de rechthebbende. De hond is onder verdachte in beslag genomen. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen dat verdachte de rechtmatige eigenaar van de hond is. Verdachte heeft immers verklaard dat de hond een oppashond was en dat de hond toebehoorde aan een vriend van hem. De hond zal daarom worden bewaard voor de rechthebbende.

9.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een bedrag van € 1.456,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het genoemde bedrag bestaat uit een bedrag van € 440,35 aan kosten die zij heeft gemaakt aan de dierenarts en een bedrag van € 1.016,40 aan kosten die zij heeft gemaakt aan het samenstellen van de camerabeelden. De kostenposten zijn onderbouwd met facturen.
Kosten dierenarts
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A feit 1 en feit 4 en onder zaak B feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is – voor wat betreft dit gedeelte – niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom op dit punt worden toegewezen
.
Kosten in verband met het samenstellen van de camerabeelden
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gestelde dat de kosten die [benadeelde partij] heeft gemaakt voor het samenstellen van de camerabeelden voor vergoeding in aanmerking komen en kunnen worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betwist dat de kosten in verband met het samenstellen van de camerabeelden die door [benadeelde partij] aan de politie zijn verstrekt voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het hier – volgens de verdediging – geen rechtstreekse schade betreft.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het samenstellen van de camerabeelden moeten worden aangemerkt als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering, nu het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft bij haar oordeel acht geslagen op de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie zijn arrest van 18 december 2018, ECLI:HR:2018:2335 en, daaraan voorafgaand, de conclusie van de advocaat-generaal, ECLI:NL:PHR:2018:998).
Mevrouw [naam vertegenwoordiger] heeft op de zitting toegelicht dat [benadeelde partij] op verzoek van de politie (en met behulp van haar buurman, die de camera/beelden beheerde) een compilatie van de videobeelden van de bewakingscamera van het weiland waarin de pony stond, heeft aangeleverd. Op de videobeelden is te zien dat een man seksuele handelingen met de pony verricht. Verdachte is vervolgens mede aan de hand van die beelden opgespoord. Daarop was een klein wit voertuig met bestickering erop te zien. Verdachte is later in een soortgelijk voertuig aangehouden (in verband met een ander feit) en, na die aanhouding, herkend als de persoon op de beelden in deze strafzaak. Enkele dagen later fietste hij in de buurt van de [plaats] , waaraan het weiland lag waar de pony in stond, en is hij staande gehouden. De volgende dag (31 oktober 2024) werd hij aangehouden ter zake van deze strafzaak. Verdachte heeft vervolgens zelf verklaard dat hij te zien is op de beelden en dat daarop ook te zien is dat hij de (onder zaak A feit 1 en feit 4 en onder zaak B feit 2) bewezenverklaarde seksuele handelingen verricht bij de pony. De rechtbank vindt – op grond van het voorgaande – dat de gevorderde schade, te weten de kosten voor de compilatie van de genoemde videobeelden, in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen (onder zaak A feit 1 en feit 4 en onder zaak B feit 2) om te kunnen aannemen dat sprake is van rechtstreekse schade voor de benadeelde partij.
De vordering van [benadeelde partij] wordt aldus geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten: vanaf 30 september 2024.
Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten vanaf 30 september 2024.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b (oud), 252, 254c en 254d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 en zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 3 en 4 en zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1, en zaak B, feit 2:
Telkens: het verrichten van seksuele handelingen met een dier;
Zaak A, feit 3:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben;
Zaak A, feit 4:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken, vervaardigen en in bezit hebben
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling wordt zo spoedig mogelijk hervat. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Locatieverbod
Veroordeelde bevindt zich gedurende zijn toezicht niet op het adres [adres]
met een straal van 1000 meter daar omheen (zie kaart).
Vermijden digitale omgevingen seksueel kindermisbruik
Dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
digitale omgevingen vermijdt waarin hij in aanraking kan komen met kinderpornografisch materiaal;
digitale omgevingen vermijdt waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
geen gebruik maakt van virtuele machines, versleutelprogramma’s (zoals Bitlocker, Veracrypt) of applicaties die helpen de identiteit te verbergen (zoals een VPN), tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik (zoals voor werk of voor bankzaken);
inzicht geeft in de wijze waarop hij de omgevingen genoemd onder a en b zal vermijden en bespreekt hoe dit verlopen is voor het verstreken deel van de proeftijd.
Het toezicht op de naleving van de onderdelen a. tot en met c. beperkt zich tot geautomatiseerde controles van digitale apparaten (zoals computers, smart devices, USB-sticks, SD-kaarten, externe harde schijven) waarop bestanden kunnen worden opgeslagen en/of waarmee internet kan worden benaderd en die de veroordeelde in gebruik heeft. De veroordeelde werkt mee aan deze controles tijdens (on)aangekondigde huisbezoeken en verschaft toegang tot alle aanwezige digitale apparaten die de veroordeelde in gebruik heeft. Hieronder wordt begrepen het verstrekken van wachtwoorden, codes of andere wijzen van ontgrendeling of ontsluiting zoals vingerafdrukken, die nodig zijn voor toegang. Op verzoek past de veroordeelde de instellingen zodanig aan dat controle mogelijk is. De wijzigingen mogen niet leiden tot definitieve wijzigingen aan het apparaat en worden aan het einde van de controle weer teruggezet.
De controles worden uitgevoerd door de reclassering. Indien en voor zover noodzakelijk mag de reclassering voor ondersteuning op technisch en digitaal gebied een specialist, niet zijnde een opsporingsambtenaar meenemen. De controles mogen gedurende de proeftijd maximaal (circa) zes keer worden uitgevoerd, waarbij de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. De controles strekken er in het bijzonder niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde.
De rechtbank geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het beslag:
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een telefoontoestel (iPhone, goednummer: 6575738);
  • een computer (goednummer: 6575732).
Beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- een hond (goednummer: 6575709).
Ten aanzien van de benadeelde partij:
[benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 1.456,75 (veertienhonderd zesenvijftig euro en vijfenzeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 september 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 1.456,75 (veertienhonderd zesenvijftig euro en vijfenzeventig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 september 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 24 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I. Struijkenkamp, voorzitter,
mrs. A.M. Grüschke en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2025.