ECLI:NL:RBAMS:2025:5766

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
11617899 \ CV EXPL 25-5051
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onverzekerde periode na opschorting autoverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen N.V. Univé Schade en een gedaagde die een autoverzekering had afgesloten. De gedaagde had een achterstand in premiebetalingen, waardoor Univé de dekking van de verzekering had opgeschort op basis van artikel 7:934 BW. Tijdens de periode dat de verzekering was opgeschort, heeft de vader van de gedaagde een ongeval veroorzaakt met de auto van de gedaagde. Univé heeft de schade aan de benadeelde derde partij vergoed, en vordert nu terugbetaling van dit bedrag van de gedaagde op grond van artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De gedaagde erkent dat hij premiebetalingen heeft gemist, maar betwist de hoogte van de schade en stelt dat deze door zijn vader is veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde verantwoordelijk blijft voor de schade, ook al was hij op het moment van het ongeval niet verzekerd. De rechtbank wijst de vordering van Univé toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
fno: 33623
Zaaknummer: 11617899 \ CV EXPL 25-5051
Vonnis van 5 augustus 2025
in de zaak van
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Assen,
eisende partij,
hierna te noemen: Univé,
gemachtigde: P.S.J. Ligthart (Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 februari 2025, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 29 april 2025,
- de brief van Univé van 20 juni 2025,
- de mondelinge behandeling van 3 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op de zitting is namens Univé de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is verschenen met zijn broer als tolk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een autoverzekering bij Univé afgesloten voor zijn Opel Zafira met kenteken [kenteken] .
2.2.
[gedaagde] moet iedere maand premie betalen aan Univé.
2.3.
[gedaagde] heeft een achterstand laten ontstaan in de premiebetalingen. Univé heeft [gedaagde] op 2 maart 2022 en 16 maart 2022 op de betalingsachterstand gewezen en hem verzocht deze alsnog te betalen. In de brief van 16 maart 2022 heeft Univé [gedaagde] erop gewezen dat als zij het verschuldigde bedrag niet voor 31 maart 2022 heeft ontvangen, zij de dekking van de autoverzekering zal opschorten.
2.4.
Bij brief van 1 april 2022 heeft Univé [gedaagde] geïnformeerd dat de dekking van de autoverzekering per 31 maart 2022 is stopgezet, omdat hij de premie niet heeft betaald. De brief vermeld dat [gedaagde] vanaf dit moment niet verzekerd is voor eventuele schade.
2.5.
Bij brief van 13 april 2022 heeft Univé [gedaagde] geïnformeerd dat de premie is betaald en dat de verzekeringsdekking per 13 april 2022 weer is geactiveerd.
2.6.
De vader van [gedaagde] heeft op 12 april 2022 met de Opel Zafira van [gedaagde] een ongeval veroorzaakt waarvoor hij aansprakelijk is. De schade van de tegenpartij is door een schade-expertisebedrijf begroot op € 3.306,54.
2.7.
Univé heeft de tegenpartij schadeloos gesteld. Univé heeft vervolgens [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade, omdat hij op de schadedatum niet was verzekerd.
2.8.
[gedaagde] heeft contact opgenomen met Univé en partijen zijn een afbetalingsregeling overeengekomen. [gedaagde] heeft op de afbetalingsregeling drie keer een bedrag van € 100,- betaald aan Univé. Daarna is [gedaagde] gestopt met betalen.

3.Het geschil

3.1.
Univé vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
  • € 3.006,54 aan (nog openstaande) hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding totdat alles is betaald,
  • € 298,13 aan wettelijke rente, berekend tot aan de dagvaarding,
  • € 515,04 aan buitengerechtelijke incassokosten,
  • de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Univé ten grondslag dat zij op grond van haar algemene verzekeringsvoorwaarden en artikel 7:934 BW terecht is overgegaan tot opschorting van de verzekering, omdat [gedaagde] de verzekeringspremie niet had betaald. Omdat [gedaagde] op 12 april 2022 (de datum van het ongeval) geen aanspraak kon maken op vergoedingen of uitkeringen, is Univé gerechtigd het door haar aan de benadeelde tegenpartij uitgekeerde schadebedrag van [gedaagde] terug te vorderen. Univé beroept zich op de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM).
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij premiebetalingen heeft gemist. Dat kwam door een verhuizing en persoonlijke, medische problemen. De schade is verder niet door hem, maar door zijn vader veroorzaakt. [gedaagde] betwist ook de hoogte van de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat [gedaagde] in eerste instantie een afbetalingsregeling met Univé heeft afgesproken. In zoverre heeft [gedaagde] de vordering van Univé dus erkend.
4.2.
Maar ook overigens slagen de verweren van [gedaagde] niet. Univé heeft de schade die zij heeft vergoed onderbouwd met een schade-expertiserapport. [gedaagde] vindt dat de schade te hoog wordt ingeschat, maar hij heeft deze stelling niet feitelijk onderbouwd. Het verweer van [gedaagde] tegen de hoogte van de schade wordt daarom gepasseerd.
4.3.
Verder is voor de relatie tussen [gedaagde] en Univé niet van belang dat de Opel Zafira tijdens het ongeval werd bestuurd door de vader van [gedaagde] . [gedaagde] is en blijft in die situatie verantwoordelijk voor de schade. [gedaagde] kan wel onderling met zijn vader een regeling treffen, maar daar heeft Univé niets mee te maken.
4.4.
[gedaagde] heeft erkend dat hij premiebetalingen heeft gemist. Univé heeft [gedaagde] vruchteloos aangemaand onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling. Univé is op grond van artikel 7:934 BW terecht overgegaan tot opschorting van de verzekering. [gedaagde] was dus van 31 maart 2022 tot 13 april 2022 niet verzekerd. Het ongeval heeft plaatsgevonden in de periode dat er geen dekking was. Univé heeft de schade desondanks vergoed aan de benadeelde tegenpartij. Op grond van artikel 15 van de WAM kan Univé dit bedrag terugvorderen van [gedaagde] .
4.5.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom toewijsbaar. Over de hoofdsom is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd.
4.6.
Univé heeft een veertiendagenbrief als bedoeld in artikel 6:96 BW, gedateerd op 8 augustus 2024 aan [gedaagde] gezonden (productie 14). In de brief is de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten echter afhankelijk gesteld van het feit dat de hoofdsom
en de renteniet zijn betaald binnen de termijn van 14 dagen die ingaat de dag na ontvangst van de brief. In het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is bepaald dat de hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt bepaald aan de hand van de
hoofdsom. Als blijkt dat de schuldenaar de volledige hoofdsom heeft betaald binnen voormelde termijn van 14 dagen, maar niet de rente heeft voldaan, dan is de schuldenaar geen buitengerechtelijke kosten meer verschuldigd. Uit de wijze waarop de betreffende aanmaningsbrief is opgesteld, volgt echter dat ook als de rente niet is voldaan, nog buitengerechtelijke kosten betaald moeten worden. Daarmee wordt de schuldenaar – die consument is – in de brief onjuist geïnformeerd en dat staat aan toewijzing van de buitengerechtelijke kosten in de weg.
4.7.
[gedaagde] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Univé worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.203,64
4.8.
De kantonrechter wijst [gedaagde] er nog op dat hij na ontvangst van deze uitspraak contact kan opnemen met de gemachtigde van Univé om een betalingsregeling af te speken. De kantonrechter kan zelf geen betalingsregeling opleggen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen:
  • € 3.006,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 februari 2025, tot de dag van volledige betaling,
  • € 298,13 aan tot 27 februari 2025 verschenen wettelijke rente,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.203,64, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.