ECLI:NL:RBAMS:2025:5777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
770779
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van afschriften in kort geding tussen ex-echtgenoten na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingesteld tegen de man, gedaagde, met het verzoek om afschriften van bepaalde financiële documenten te verstrekken. De vrouw stelt dat zij benadeeld is in de verdeling van de huwelijksgemeenschap en heeft behoefte aan deze documenten om haar rechtspositie in een mogelijke bodemprocedure te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2025 heeft de vrouw haar vordering toegelicht, terwijl de man verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op de gevraagde documenten, met uitzondering van enkele vertrouwelijke documenten van de onderneming van de man, Huseda B.V. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende belang heeft bij het verzoek en dat de man verplicht is om de overige documenten te verstrekken. De man is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom indien hij niet aan de veroordeling voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/770779 / KG ZA 25-454 MdV/KH
Vonnis in kort geding van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 17 juni 2025,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.F. van Arkel te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.L.M. Smeets te Amsterdam.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2025 heeft de vrouw de dagvaarding toegelicht. De man heeft, mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord, verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De vrouw heeft daarnaast pleitaantekeningen ingediend. De door de vrouw daags voor de zitting ingediende akte met producties is geweigerd. Op de zitting waren aanwezig partijen met hun advocaten. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn twee keer in gemeenschap van goederen getrouwd geweest. De laatste echtscheidingsbeschikking is op 12 december 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Op 10 oktober 2022 zijn partijen een echtscheidingsconvenant en een vaststellingsovereenkomst overeengekomen. Daarin zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Partijen zijn daarin bijgestaan door onder meer een accountant en financieel planner van Pyxis Accountants en Belastingadviseurs en een advocaat/mediator.
2.3.
In artikel 3 en 4 van het echtscheidingsconvenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van onder meer de echtelijke woning, de vermoermiddelen, de activa en passiva van de eenmanszaak van de vrouw en de aandelen in de onderneming van de man, Huseda B.V. (hierna: Huseda). Deze aandelen zijn toebedeeld aan de man, waarbij is uitgegaan van een waarde van € 4.000.000,00. In artikel 5 zijn afspraken gemaakt over de (uitsluiting van) verevening van het pensioen.
2.4.
Ook is in het echtscheidingsconvenant een overbedelingsvordering van de vrouw opgenomen:
“(…)
4.10 Overbedelingsvordering
Uit hoofde van de verdeling als beschreven in artikel 3 en 4 wordt de man
overbedeeld. Partijen verschillen echter met elkaar van mening over de hoogte van het bedrag van de overbedeling, meer in het bijzonder over de waarde van de ondernemingen. Ter beëindiging van onzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag van overbedeling stellen partijen de overbedelingsvordering van de man vast op een bedrag van € 500.000,00. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.(…)”
2.5.
In artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat de vrouw naast het in het echtscheidingsconvenant opgenomen bedrag nogmaals een bedrag van
€ 500.000,00 netto van de man krijgt, waarin ook de maandelijkse bijdrage van de man voor de kinderen zit.
2.6.
Op 17 september 2024 heeft de advocaat van de vrouw aan de man, [naam 1] en [naam 2] een e-mail gestuurd waarin onder meer staat:
“(…)
Samen met [naam 3] , bedrijfswaardeerder bij Aprecio-advies, behartig ik de belangen van cliënte [eiseres] . Via begeleiding van de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] is in 2022 in het kader van hun echtscheiding de gemeenschap van goederen verdeeld en verrekend. Cliënte heeft gegronde aanwijzingen dat de waarde van de verschillende vermogensbestanddelen die aangehouden is bij de verdeling en het berekenen van het aan haar uit te betalen bedrag sterk afwijken van de werkelijke waarde. Dat betreft met name de waarde van de aandelen, maar ook de waarde van de voormalige echtelijke woning en de opgebouwde rechten aan ouderdomspensioen en mogelijk nabestaandenpensioen.
(…)
Hierbij verzoek ik u om te laten weten of u bereid bent om op korte termijn met cliënte en ons in overleg te gaan om te onderzoeken waarop de destijds vastgestelde waardes gebaseerd zijn. Indien de werkelijke waardes inderdaad dusdanig afwijken zoals cliënte vermoedt, wenst ze in onderling overleg tot een passende aanvullende regeling te komen.(…)”
2.7.
Na contact over andere zaken heeft de advocaat van de vrouw bij de advocaat van de man op 26 maart 2025 (financiële) documenten opgevraagd van de man, Huseda en Humebo Beheer B.V. (hierna: Humebo), waarin de man via Huseda een minderheidsbelang heeft. Die documenten zijn tot op heden niet verstrekt.
2.8.
Op 10 juli 2025 schrijft mr. De Gelder (advocaat van de vrouw in een andere procedure) aan de advocaat van de vrouw:
“(…)
Van cliënte, mevrouw [eiseres] , wonende te [woonplaats 1] , heb ik begrepen dat u haar bijstaat in een procedure tegen haar ex-echtgenoot betreffende een zeer aanzienlijke benadeling bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Cliënte heeft mij verzocht haar te willen bijstaan in een procedure tegen Pyxis Accountants en Belastingadviseurs B.V.(…)
Inmiddels heb ik het zeer omvangrijke dossier nader bestudeerd en ben ik tot de conclusie gekomen dat(…)
in strijd[is, vzr]
gehandeld met de gedragsregels die zijn vastgelegd in de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants.(…)
Het heeft er alle schijn van dat de heer [gedaagde][de man, vzr]
, in samenspraak met zijn accountant, er alles aan heeft gedaan om cliënte weg te houden bij een eigen, onafhankelijk, adviseur, teneinde haar uiteindelijk te laten instemmen met een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarbij cliënte zeer ernstig wordt benadeeld. Ik heb begrepen dat u inmiddels de mogelijkheid onderzoekt om de benodigde informatie boven tafel te krijgen, teneinde dit te kunnen beoordelen en met succes rechtsmaatregelen te kunnen nemen. (…)”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. de man op straffe van een dwangsom te veroordelen om, binnen twee weken na dit vonnis, aan de vrouw te verschaffen een afschrift van:
a. de definitieve IB-aangiften en aanslagen van de man over de jaren 2019 t/m 2022,
b. de definitieve Vpb-aangiften en aanslagen van Huseda over de jaren 2020, 2021 en 2022,
c. de definitieve statutaire jaarrekening van Huseda over de jaren 2020, 2021 en 2022,
d. de definitieve statutaire jaarrekening (enkelvoudig en geconsolideerd) van Hemubo over de jaren 2020, 2021 en 2022,
e. de getekende aandeelhoudersovereenkomst van Huseda met de overige aandeelhouders van Hemubo,
f. de vaststellingsovereenkomst betreffende de omzetting van de pensioenrechten die de man in eigen beheer in Huseda had opgebouwd en indien aanwezig de compensatie overeenkomst.
II. de man te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De vrouw stelt duidelijke aanwijzingen te hebben dat zij is benadeeld voor meer dan één vierde deel van haar rechtmatige aanspraak op de gemeenschap. De man heeft essentiële financiële informatie achtergehouden over de waarde van zijn aandelen in Huseda, terwijl de aan de vrouw toebedeelde vermogensbestanddelen juist te hoog zijn gewaardeerd. Zij is daarom voornemens om een bodemprocedure tegen de man te starten en te vorderen dat (i) de verdeling van de ontbonden gemeenschap wordt vernietigd dan wel gewijzigd en (ii) de verdeling en overbedelingsvordering opnieuw wordt vastgesteld waarbij de werkelijke waardes van de destijds aanwezige vermogensbestanddelen in de verdeling en verrekening worden betrokken. Om haar vordering te kunnen onderbouwen en de rechtbank in staat te stellen om een overbedelingsvordering vast te stellen, heeft de vrouw de gevorderde documenten nodig.
3.3.
De man voert verweer. Volgens de man heeft de vrouw geen recht op de documenten. Partijen zijn een allesomvattende verdeling overeengekomen en hebben er – op initiatief van de vrouw – bewust voor gekozen om niet tot waardering van de afzonderlijke vermogensbestanddelen over te gaan. Nu verdeling al heeft plaatsgevonden op grond van (al uitgevoerde) vaststellingsovereenkomsten, ontbreekt een juridische grondslag voor verstrekking van de afschriften. Bovendien zijn partijen bijgestaan door meerdere professionele partijen die goed zicht hadden op hun financiële situatie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorwaarden voor afschrift en uitzonderingsgronden
4.1.
Voor een recht op afschrift moet op grond van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:
  • i) degene die om de informatie verzoekt is partij bij een rechtsbetrekking,
  • ii) degene van wie inzage wordt verlangd beschikt over de gevraagde informatie of kan deze makkelijk van een derde verkrijgen,
  • iii) er is sprake van voldoende belang bij het informatieverzoek,
  • iv) de verlangde informatie is voldoende bepaald.
4.2.
Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, is degene die over de gegevens beschikt verplicht daarvan afschrift te verstrekken, tenzij hem een verschoningsrecht toekomt of gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
4.3.
Volgens de man is sprake van een gewichtige reden die zich verzet tegen verstrekking van afschrift van de documenten van Hemubo (onder I sub d en e). De man heeft een brief overgelegd van de algemeen directeur van Hemubo waaruit blijkt dat de (overige) aandeelhouders geen toestemming geven voor verstrekking van deze documenten, die vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten. De voorzieningenrechter volgt de man in zijn stelling dat van het verstrekken van een afschrift van deze documenten daarom geen sprake kan zijn. De vordering van de vrouw wordt voor deze onderdelen afgewezen. Voor de overige opgevraagde documenten (onder I sub a t/m c en f) is geen uitzondering van toepassing. Hieronder wordt daarom getoetst of aan de voorwaarden voor verstrekking van afschrift wordt voldaan.
4.4.
Aan voorwaarden (i) en (ii) is voldaan. Het begrip ‘partij bij een rechtsbetrekking’ moet ruim worden opgevat. Onder een rechtsbetrekking worden alle burgerrechtelijke betrekkingen tussen twee of meer partijen verstaan. Hieraan wordt in dit geval voldaan, nu partijen getrouwd zijn geweest en voor de verdeling van de gemeenschap verschillende overeenkomsten gesloten hebben. Ook kan de man naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden aangemerkt als ‘degene die over de gegevens beschikt’. Het is immers aannemelijk dat de man de opgevraagde documenten zelf ter beschikking heeft, nu deze allemaal betrekking hebben op hemzelf of zijn onderneming.
4.5.
Ook aan voorwaarden (iii) en (iv) is voldaan. De vrouw heeft beschreven dat en waarom zij meent dat zij is benadeeld in de verdeling van de gemeenschap. Zij heeft de opgevraagde documenten nodig ter bepaling en onderbouwing van haar rechtspositie in een bodemprocedure. Daarmee heeft de vrouw haar belang voldoende aangetoond. Daarnaast mag van haar worden gevergd dat zij voldoende concreet vermeldt waarom juist deze informatie relevant is voor haar rechtspositie in een potentieel geschil. Zij heeft in dit verband een brief overgelegd waarin de bedrijfswaardeerder per documentsoort uiteen heeft gezet waarom de documenten nodig zijn. De voorzieningenrechter acht deze uiteenzetting in het licht van de vordering die de vrouw wil instellen voldoende om te constateren dat de verlangde informatie voldoende bepaald is. Van een
fishing expedition, zoals de man stelt, is geen sprake.
4.6.
De man voert nog aan dat het juist de vrouw was die de gemaakte afspraken wilde, dat er professionele partijen betrokken waren en dat hij erop mocht vertrouwen dat de strijdbijl hiermee begraven zou worden, wat inherent is aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. De vrouw heeft daarmee volgens de man onvoldoende belang bij het informatieverzoek. Daarmee loopt de man echter vooruit op de slagingskans in de bodemprocedure en het is niet aan de voorzieningenrechter om zich daarover in het kader van de voorliggende vordering uit te laten. Daarnaast heeft de man gezegd dat de vordering van de vrouw prematuur is, omdat zij in de bodemprocedure altijd nog in staat gesteld kan worden bewijs te leveren en dan de documenten kan opvragen. Artikel 194 Rv is echter juist bedoeld om de vrouw, voorafgaand aan een eventuele bodemprocedure, in staat te stellen haar rechtspositie te kunnen bepalen.
4.7.
Specifiek ten aanzien van de opgevraagde documenten die betrekking hebben op zijn pensioen stelt de man dat zijn pensioen nooit in de gemeenschap is gevallen. Dat heeft de man echter onvoldoende onderbouwd en bovendien is dat ook niet te herleiden uit de door partijen gemaakte afspraken, die immers óók gaan over (zij het uitsluiting verevening van) pensioen.
4.8.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van de vrouw, voor zover deze betrekking heeft op verstrekking van afschrift van de documenten onder I sub a t/m c en f, toegewezen.
Dwangsom, uitvoerbaar bij voorraad en proceskosten
4.9.
Voor het geval de man niet vrijwillig aan de veroordeling voldoet, wordt een (flinke) financiële prikkel op zijn plaats geacht, nu de man vermogend is. De man heeft gezegd dat hij vrijwillig aan het vonnis zal voldoen. In dat geval heeft de opgelegde dwangsom geen effect voor hem en daarin ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding om van een dwangsom af te zien. Wel wordt de dwangsom gemaximeerd zoals bepaald onder 5.
4.10.
De man verzoekt tot slot om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit zal niet worden gehonoreerd, nu dat niet passend wordt geacht bij het karakter van deze kortgeding procedure.
4.11.
Omdat partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, aan de vrouw te verschaffen, een afschrift van:
I. de definitieve IB-aangiften en aanslagen van de man over de jaren 2019 t/m 2022,
II. de definitieve Vpb-aangiften en aanslagen van Huseda B.V. over de jaren 2020, 2021 en 2022,
III. de definitieve statutaire jaarrekening van Huseda B.V. over de jaren 2020, 2021 en 2022,
IV. de vaststellingsovereenkomst betreffende de omzetting van de pensioenrechten die de man in eigen beheer in Huseda B.V. had opgebouwd en indien aanwezig de compensatie overeenkomst.
5.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. K. Hogeman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
_________________________
Type: KH
Coll: JT