ECLI:NL:RBAMS:2025:5795
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking verzoekschrift in civiele procedure
In deze zaak hebben de verzoekers op 2 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend met als doel een besluit van de vergadering van de VvE van 3 september 2024 te vernietigen en een vervangende machtiging van de kantonrechter te verkrijgen op basis van artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek. De gemachtigde van de verzoekers, mr. B.J. Mulder, heeft het verzoek ingediend. Namens de belanghebbenden, vertegenwoordigd door mr. N.A. Berenschot, is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling die gepland stond op 28 februari 2025 ging niet door vanwege ziekte van de gemachtigde van de verzoekers, en een nieuwe datum werd vastgesteld op 9 september 2025.
Op 27 mei 2025 hebben de verzoekers hun verzoek ingetrokken. De belanghebbenden hebben vervolgens verzocht om de verzoekers te veroordelen in de proceskosten op basis van het liquidatietarief. De verzoekers hebben niet gereageerd op dit verzoek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat zolang er nog niet op het verzoekschrift is beslist, het verzoek kan worden ingetrokken. Aangezien de verzoekers hun verzoek hebben ingetrokken, worden zij als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd, en de kantonrechter heeft hen veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbenden, die zijn begroot op € 609,50.
De beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2025. De verzoekers zijn verplicht om de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving te betalen, vermeerderd met de kosten van betekening indien zij niet tijdig aan de veroordeling voldoen.