ECLI:NL:RBAMS:2025:5799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11765057
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming woning na gewelds- en drugincidenten met belangenafweging

In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen [eiser 1] en [eiser 2] en Woningstichting Eigen Haard. De eisers, huurders van een woning, hebben een vordering ingediend om het arrest van het hof Amsterdam van 18 februari 2025 te schorsen, dat hen verplichtte de woning binnen zes maanden te ontruimen. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere ontbinding van de huurovereenkomst door Eigen Haard, na een bevel tot sluiting van de woning door de burgemeester van Amsterdam vanwege overtredingen van de Opiumwet en verstoring van de openbare orde. De eisers hebben geweigerd de woning te ontruimen, wat leidde tot een kort geding en een bodemprocedure. Het hof heeft in zijn arrest de ontbinding van de huurovereenkomst bevestigd en de ontruiming bevolen, maar de eisers zijn in cassatie gegaan.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisers afgewezen, omdat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het arrest van het hof. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de medische situatie van [eiser 1] niet voldoende was om van de beslissing van het hof af te wijken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming ingrijpend is, maar dat de belangen van Eigen Haard zwaarder wegen, gezien de ernst van de overtredingen en het beleid van de woningstichting. De eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11765057 \ KK EXPL 25-413
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] ,
gemachtigde: mr. M.C. Krau,
tegen
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Eigen Haard,
gemachtigde: mr. L. Bergervoet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van 22 juli 2025 van Eigen Haard met productie 9
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 juli 2025.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] huren vanaf 2006 van Eigen Haard de woning aan de [adres] . Aanvankelijk woonden de vier (inmiddels volwassen) zonen bij hen in.
2.2.
Na een eerdere ‘bestuurlijke waarschuwing’ heeft de burgemeester van Amsterdam op 29 december 2021 een bevel tot sluiting afgegeven van de woning voor de duur van drie maanden vanwege in strijd handelen met de Opiumwet en verstoring van de openbare orde. Dit besluit is thans nog niet onherroepelijk.
2.3.
Op basis van dit besluit heeft Eigen Haard de huurovereenkomst van [eiser 1] en [eiser 2] per direct buitengerechtelijk ontbonden en zijn zij gevraagd de woning te ontruimen.
2.4.
Omdat [eiser 1] en [eiser 2] weigerden de woning te ontruimen, heeft Eigen Haard hen in kort geding gedagvaard; de vordering tot ontruiming is bij vonnis van 26 april 2022 van de kantonrechter (voorzieningenrechter) afgewezen.
2.5.
Vervolgens heeft Eigen Haard een bodemprocedure tot ontruiming aangespannen waarin zij tevens gevorderd heeft dat de rechter voor recht verklaart dat de huurovereenkomst per 21 januari 2022 is ontbonden (met een nevenvordering ter zake van schadevergoeding).
2.6.
Bij vonnis van 30 maart 2023 heeft de kantonrechter (de bewindvoerder van) [eiser 1] en [eiser 2] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding aan Eigen Haard maar heeft zij de vordering tot ontruiming afgewezen.
2.7.
Eigen Haard is in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
2.8.
Bij arrest van 18 februari 2025 heeft het hof Amsterdam o.a. voor recht verklaard dat de huurovereenkomst per 21 januari 2022 is ontbonden en [eiser 1] en [eiser 2] veroordeeld om de woning binnen zes maanden na betekening van dit arrest te ontruimen, welke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
2.9.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn in cassatie gegaan van dit arrest. Naar verwachting zal de Hoge Raad in het voorjaar van 2026 uitspraak doen.
2.10.
De deurwaarder heeft op 1 maart 2025 het arrest van het hof aan [eiser 1] en [eiser 2] betekend waarbij ontruiming is aangezegd.
2.11.
Eigen Haard heeft gemeld dat ontruiming op 2 september 2025 zal plaatsvinden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen samengevat – dat het arrest van het hof van 18 februari 2025 wordt geschorst tot zes maanden na 18 augustus 2025, de datum waarop [eiser 1] en [eiser 2] de woning moeten ontruimen.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Op zich willen [eiser 1] en [eiser 2] wel meewerken aan ontruiming, alleen lukt het hen niet om een passende woning te vinden. Ontruiming nu, zou hen dakloos maken, zij kunnen niet bij familie terecht. Gelet op de medische situatie van [eiser 1] is het dakloos worden niet verantwoord. Eigen Haard werkt niet mee aan het verkrijgen van een medische urgentie. Het hof heeft een onjuiste belangenafweging gemaakt en Eigen haard maakt misbruik van haar bevoegdheid om het arrest (toch) te willen executeren.
3.3.
Eigen Haard voert verweer. Eigen Haard concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Woningstichting Eigen Haard voert het volgende aan. Het hof heeft ook met de medische klachten van [eiser 1] rekening gehouden in zijn belangenafweging en het hof heeft onderkend dat [eiser 1] en [eiser 2] geen uitzicht hebben op alternatieve woonruimte. Juist daarom heeft het hof een ontruimingstermijn van zes maanden gegeven. Eigen Haard heeft (de gemachtigde van) [eiser 1] en [eiser 2] gevraagd naar nieuwe feiten en omstandigheden maar daar is niet op gereageerd. Zij heeft belang bij handhaving van haar zero tolerance beleid en erop gewezen dat zij een toegelaten instelling is als bedoeld in art. 19 van de Woningwet. Zij erkent dat [eiser 1] en [eiser 2] middels inschrijving op www.woningnet.nl wel op zoek zijn naar een andere woning, maar wijst erop dat [eiser 1] en [eiser 2] ook een keer een woning geweigerd hebben omdat de buitenruimte hen niet beviel, terwijl zij toen een wezenlijke kans hadden om voor huur van die woning in aanmerking te komen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de tenuitvoerlegging van het arrest van 18 februari 2025 van het hof Amsterdam, wat betreft de ontruiming van de woning per 18 augustus 2025, met zes maanden moet worden geschorst.
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hoger voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
4.3.
Bij de toepassing van de onder 4.2. genoemde maatstaf in een kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.4.
De maatstaf onder 4.2. en 4.3. vloeit voort uit het arrest van 20 december 2019 van de Hoge Raad (het zgn. Zeester-arrest, ECLI:NL:HR:2019:2026). Tussen partijen is niet in geschil, en ook de kantonrechter gaat daarvan uit, dat deze maatstaf in onderhavige procedure de te hanteren maatstaf moet zijn. Immers, het betreft hier een executiegeschil op grond van art. 438 lid 2 Rv en het arrest van het hof is nog niet onherroepelijk.
4.5.
Bij zijn arrest heeft het hof de uitvoerbaarheid bij voorraad niet gemotiveerd. Dat brengt met zich mee dat niet slechts bepalend is of er sprake is van een kennelijke misslag dan wel van feiten en omstandigheden die het hof in hoger beroep niet in zijn oordeel heeft kunnen betrekken maar dat een afweging kan worden gemaakt wiens belangen het zwaarste moeten wegen.
4.6.
Dat sprake is van een kennelijke misslag is niet gesteld, noch is daarvan gebleken. Onder verwijzing naar het rapport van 14 april 2025 van Argonaut over de gevraagde voorziening in het kader van de WMO en onder verwijzing naar het e-mail bericht van 17 juli 2025 van de GGD hebben [eiser 1] en [eiser 2] gesteld dat wel sprake is van ‘nova’.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat deze stukken weliswaar bij het hof niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij eerst na de uitspraak zijn opgesteld maar dat zij, gelet op hun inhoud, niet kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing van het hof wordt afgeweken (zie ook rechtsoverweging 3.2.4. van het arrest van 30 mei 2008 van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2008:BC5012). De bevindingen van Argonaut zijn immers niet wezenlijk anders dan die van de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 1 maart 2023 (welk rapport wel door het hof is gezien) terwijl het gegeven dat [eiser 1] niet meer adequaat kan trappen lopen en beneden slaapt op de bank reeds zo’n anderhalf jaar speelt, dus ruim vóór de uitspraak van het hof. Uit het e-mail bericht van de GGD volgt weliswaar dat sprake is van somatische kwetsbaarheid en dat het onwenselijk is dat [eiser 1] dakloos wordt, maar een en ander rechtvaardigt niet dat van de beslissingen van het hof wordt afgeweken, gelet op de afweging van belangen (zie hieronder) die het hof heeft gemaakt.
4.8.
Het hof heeft uitgebreid stil gestaan bij de belangen van enerzijds Eigen Haard en anderzijds [eiser 1] en [eiser 2] . Het hof heeft onderkend dat (ontbinding en) ontruiming van de woning ingrijpend zijn, heeft de medische situatie van [eiser 1] gewogen, heeft geoordeeld dat [eiser 1] en [eiser 2] wel op de hoogte (moeten) zijn geweest van de strafrechtelijke gebeurtenissen in en rondom de woning, en het hof heeft bij de langer dan gebruikelijke ontruimingstermijn laten meewegen de omstandigheid dat sprake is van een multi-probleemgezin, dat geen zicht bestaat op alternatieve woonruimte en dat geen sprake meer is van overlast vanuit de woning. De kantonrechter ziet niet in dat deze belangenafweging gebrekkig is noch heeft hij aanleiding te oordelen dat het belang van [eiser 1] en [eiser 2] – in afwijking van het hof – zwaarder weegt dan dat van Eigen Haard bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het arrest.
4.9.
Om hierboven genoemde redenen moet de vordering worden afgewezen.
4.10.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eigen Haard worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
584,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten van € 584,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 1] en [eiser 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025.
47653