Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 juli 2025.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen [eiser 1] en [eiser 2] en Woningstichting Eigen Haard. De eisers, huurders van een woning, hebben een vordering ingediend om het arrest van het hof Amsterdam van 18 februari 2025 te schorsen, dat hen verplichtte de woning binnen zes maanden te ontruimen. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere ontbinding van de huurovereenkomst door Eigen Haard, na een bevel tot sluiting van de woning door de burgemeester van Amsterdam vanwege overtredingen van de Opiumwet en verstoring van de openbare orde. De eisers hebben geweigerd de woning te ontruimen, wat leidde tot een kort geding en een bodemprocedure. Het hof heeft in zijn arrest de ontbinding van de huurovereenkomst bevestigd en de ontruiming bevolen, maar de eisers zijn in cassatie gegaan.
De kantonrechter heeft de vordering van de eisers afgewezen, omdat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het arrest van het hof. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de medische situatie van [eiser 1] niet voldoende was om van de beslissing van het hof af te wijken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming ingrijpend is, maar dat de belangen van Eigen Haard zwaarder wegen, gezien de ernst van de overtredingen en het beleid van de woningstichting. De eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen.