Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
13-06-2024’vermeld en als leverdatum
’12-07-2024’. Daarnaast vermeldt de factuur, voor zover van belang, het volgende:
3.Het geschil
4.De beoordeling
wordt verstrektdie feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie. Artikel 6:193d lid 1 BW bepaalt dat een handelspraktijk bovendien misleidend is wanneer er sprake is van een misleidende omissie. Dat is iedere handelspraktijk waarbij, kort gezegd, essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een besluit te nemen
wordt weggelaten, artikel 6:193d lid 2 BW. Onder misleidende handelspraktijk valt volgens 6:193d lid 3 BW wanneer essentiële informatie als bedoeld in lid 2 verborgen wordt gehouden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laat verstrekt wordt. Ingevolge artikel 6:193j lid 3 BW is een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar.
13-06-2024’. [eiser] stelt echter onweersproken dat er is betaald zonder facturen en dat hij de overgelegde factuur pas op 13 juli 2024 heeft ontvangen. Dat is aannemelijk omdat de factuur als leverdatum
’12-07-2024’vermeldt. Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat [naam] op de dag van de eerste betaling een papier heeft overhandigd aan [eiser] met bepaalde tarieven en bedragen, maar dat dat niet specifiek zag op de werkzaamheden die PBC zou verrichten, aldus [eiser] . Dat papier is niet overgelegd. Nergens is uit gebleken dat er vooraf een inschatting is gegeven van de met de injectiewerkzaamheden gemoeide prijs. Tegenover de onderbouwde stelling van [eiser] heeft PBC niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat zij deze informatie wel heeft verstrekt, terwijl de stelplicht (en bewijslast) ter zake van de materiële juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie op haar rust, volgens 6:193j lid 1 BW. Dit handelen is in strijd met artikel 6:193d lid 2 BW. In zoverre PBC wel informatie omtrent prijzen heeft gegeven bij aanvang van de werkzaamheden, heeft zij (ook) niet de essentiële informatie als bedoeld in artikel 6:193d lid 3 BW gegeven, omdat niet is vast komen te staan dat PBC op enig moment op een duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze inzicht heeft gegeven in de prijzen voor haar werkzaamheden. [eiser] heeft betoogd dat in strijd is gehandeld met artikel 6:193c BW, maar de rechtbank beoordeelt dit als strijd met artikel 6:193d BW. In zoverre vult de rechtbank de rechtsgronden aan. Dit brengt mee dat de overeenkomst ten aanzien van het injecteren wordt vernietigd.