ECLI:NL:RBAMS:2025:5856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
13/363807-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling na onbetrouwbare getuigenverklaring

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een aangever op 14 november 2024 in Amsterdam. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. Tijdens de zitting is de vordering van de officier van justitie, mr. P. van Laere, besproken, evenals de verdediging door de raadsvrouw, mr. W. van Nunen, en de getuigenverklaring van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever niet betrouwbaar was, omdat hij terugkwam op eerdere verklaringen en inconsistenties vertoonde in zijn verhaal over de gebeurtenissen en het letsel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de poging tot zware mishandeling als de mishandeling. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met de voorwaarde dat de verdachte in een kliniek van InGeest of een andere GGZ-instelling geplaatst kan worden in het kader van een zorgmachtiging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/363807-24
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentie adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van Laere, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. W. van Nunen, naar voren hebben gebracht. Zij neemt waar voor mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen, namens [aangever] naar voren is gebracht. Ter terechtzitting is [aangever] als getuige gehoord.
Gelijktijdig is het rekest met nummer 25/179 behandeld, en is een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) verleend.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat zij zich op 14 november 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [aangever]. Dit feit is subsidiair tenlastegelegd als mishandeling.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet bewezen kan worden. Dat geldt wel voor de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Verdachte heeft door het vastpakken van een mes de aanmerkelijk kans aanvaard dat zij aangever pijn of letsel zou bezorgen. Er was geen sprake van een noodweersituatie.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Het enkel vastpakken van een mes leidt niet tot het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat iemand gewond raakt. Verdachte heeft duidelijk verklaard dat zij geen beweging met het mes heeft gemaakt. Aangever heeft daarentegen wisselend verklaard en daarom kunnen zijn verklaringen niet voor het bewijs worden gebruikt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van [aangever] (hierna: aangever), zodat vrijspraak dient te volgen.
Verdachte heeft verklaard dat zij heel angstig was en dat zij een mes heeft gepakt, maar aangever geen pijn wilde doen. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij niet met het mes heeft gezwaaid, gestoken of geprikt en dat de bewegingen van aangever tot het letsel hebben geleid.
Aangever heeft bij de politie aangifte gedaan en is bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft zeer wisselend verklaard over de gebeurtenissen op 14 november 2024 en over hoe zijn letsel is ontstaan. Ter terechtzitting is aangever onder ede gehoord en is daarbij feitelijk teruggekomen op zijn eerdere verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris. Het is voor de rechtbank onduidelijk gebleven welke verklaring van aangever de ware toedracht bevat. Aangever is, naar het oordeel van de rechtbank, daarom geen betrouwbare getuige gebleken en de rechtbank acht zijn verklaringen niet bruikbaar voor het bewijs.
Nu de verklaring van aangever niet bruikbaar is voor het bewijs en het dossier geen andere informatie bevat over de aard en het ontstaan van het letsel, is het voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen wat er is gebeurd en hoe aangever gewond is geraakt aan zijn hand. Het enkele vastpakken van een mes is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel bij aangever.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde .

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging geplaatst kan worden in een kliniek van InGeest of een andere GGZ-instelling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I. Timmermans, voorzitter,
mrs. P. Sloot en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.D. Hartman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2025.
[...]