ECLI:NL:RBAMS:2025:5867

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
9 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/754660
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na brand in opslagcentrum door werknemer van Bleckmann

In deze zaak heeft Bleckmann België N.V. (eiseres) schadevergoeding gevorderd van FM Insurance Europe S.A. (gedaagde) na een brand in een opslagcentrum in Oudenaarde, België, veroorzaakt door een werknemer van Bleckmann. De brand resulteerde in aanzienlijke schade aan het pand van Parcolys, de eigenaar van het gebouw, en aan de voorraad van Lyle & Scott, die in het pand was opgeslagen. Bleckmann had een property insurance bij FM, maar FM weigerde dekking te bieden. Het geschil betreft de uitleg van de polisvoorwaarden en de vraag of Bleckmann aansprakelijk is jegens Parcolys en Lyle & Scott. De rechtbank oordeelde dat Bleckmann op grond van Belgisch recht aansprakelijk is voor de schade, en dat FM gehouden is om de schade aan het pand en de kosten van het opruimen van puin te vergoeden. De vordering tot schadevergoeding wegens het handelen van FM werd afgewezen, omdat FM niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank heeft FM veroordeeld tot betaling van € 2.500.000 en € 117.862,19 aan Bleckmann, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/754660 / HA ZA 24-860
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
BLECKMANN BELGIË N.V.,
te Kruishoutem (België),
eisende partij,
hierna te noemen: Bleckmann,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FM INSURANCE EUROPE S.A.,
te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagde partij,
hierna te noemen: FM,
advocaat: mr. L.K. de Haan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2024,
- de akte overlegging producties van Bleckmann van 31 juli 2024,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 11 december 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging nadere producties van Bleckmann van 27 mei 2025,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 mei 2025 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van 8 juli 2025 van mr. De Haan met twee opmerkingen bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bleckmann is onderdeel van een groep bedrijven (de Bleckmann Groep) die actief is in onder meer
fashion logistics. De Bleckmann Groep verricht daarvoor opslagwerkzaamheden, daaraan verwante logistieke diensten, transport en expeditie.
2.2.
Bleckmann Nederland B.V. heeft voor verschillende bedrijven van de Bleckmann Groep, waaronder Bleckmann, een verzekeringsovereenkomst gesloten met FM (de polis).
De polis bevat onder meer de volgende bepalingen:
PROPERTY DAMAGEThis Policy covers property, as described in this Policy, against ALL RISKS OF PHYSICAL LOSS OR DAMAGE, except as hereinafter excluded, while located as described in this Policy.A. PROPERTY INSUREDThis Policy insures the following property, unless otherwise excluded elsewhere in this Policy, at or within three hundred (300) meters of adescribed location,
to the extent of the interest of the Insured in such property.(…)
2.Personal Property:(…)
e)
Of others in the Insured’s custody to the extent of the Insured’s legal liability for insured physical loss or damage to such Personal Property
(…)
D. ADDITIONAL COVERAGESThe Additional Coverages below are subject to all the terms and conditions of this Policy including, but not limited to, the limits of liability, deductibles and exclusions shown in the Declarations section.
(…)
8. Debris RemovalThis Policy covers the reasonable and necessary costs incurred to remove debris from a
locationthat remains as the direct result of insured physical loss or damage. This Policy also covers the reasonable and necessary expense of removal of debris within one (1) kilometer of a
locationremaining as the direct result of direct physical loss or damage insured by this Policy to insured property, up to a maximum of € 500.000 per
occurrence. This limit is part of, and not in addition to, the Policy Limit of Liability.
(…)
21. Neighbour’s Recourse and Tenant’s LiabilityThis Additional Coverage only applies to insured locations within in the following countries: Belgium, (…)
This Policy covers the Insured's liability under articles of any civil or commercial code:
a. a) as a tenant or occupant toward the owner for direct physical damage of the type insured to real or personal property of the type insured of the owner of the premises.
b) toward neighbours, co-tenants and other third parties for direct physical damage of the type insured to the real or personal property of the type insured of neighbours, co-tenants and other third parties.
(…)
2.3.
Voor een van haar klanten, Lyle & Scott, voerde Bleckmann logistieke werkzaamheden uit, waaronder opslag van kleding, in een pand op industriepark [locatie] , België (het pand). Dat pand is eigendom van het Belgische Parcolys N.V. (Parcolys) en is door Parcolys aan Bleckmann in gebruik gegeven.
2.4.
Op 24 november 2021 heeft er brand gewoed in het pand. Daarbij is forse schade ontstaan aan het pand. Daarnaast is de voorraad van Lyle & Scott die er was opgeslagen vrijwel volledig verloren gegaan. Kort na de brand is gebleken dat deze is aangestoken door een door Bleckmann ingeleende werkneemster, [naam] .
2.5.
De totale schade van Parcolys en Lyle & Scott als gevolg van de brand bedraagt ongeveer € 18 miljoen. Bleckmann heeft een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering bij AIG en een logistieke aansprakelijkheidsverzekering bij HDI. Deze verzekeringen dekken maximaal ongeveer € 5,5 miljoen van de schade.
2.6.
Bleckmann heeft van de schade aan het pand en de kledingvoorraad melding gemaakt bij FM. FM heeft geen schade vergoed onder de polis.

3.Het geschil

3.1.
Bleckmann vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
FM veroordeelt te betalen een bedrag van € 2.500.000;
FM veroordeelt te betalen een bedrag van € 117.862,19;
FM veroordeelt te betalen een bedrag van € 454.434,60;
het voorgaande steeds vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2021;
4. voor recht verklaart dat FM de hiervoor genoemde bedragen aan Bleckmann verschuldigd is;
en:
5. voor recht verklaart dat FM gehouden is Bleckmann dat bedrag te vergoeden dat zij zal blijken verschuldigd te zijn aan Lyle & Scott en/of Zurich vanwege schade aan en/of verlies van de voorraad die Bleckmann in Oudenaarde onder haar hoede had op grond van een uitspraak in een procedure dan wel op grond van een minnelijke regeling, onder aftrek van hetgeen Bleckmann in dat verband ontvangt van HDI;
6. FM veroordeelt het onder 5. genoemde bedrag, nader op te maken bij staat, te betalen aan Bleckmann;
en:
7. FM veroordeelt te betalen een bedrag van € 81.898,50;
8. FM veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Bleckmann legt aan haar vorderingen (1 t/m 6) – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Bleckmann vordert nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Na de brand in het pand heeft Bleckmann haar schade niet vergoed gekregen van FM. Onder de polis is deze schade gedekt, nu Bleckmann zowel op grond van de met Parcolys en Lyle & Scott gesloten overeenkomsten als op grond van de Belgische wet jegens hen aansprakelijk is. Het gaat in de eerste plaats om de schade aan het pand (€ 2.500.000). Daarnaast vordert Bleckman de kosten van
debris removal, de afbraak en opruimen van de resten van het pand (€ 117.862,19), en van
business interruption,de huur en geschikt maken van een alternatieve locatie (€ 454.434,60). In de derde plaats gaat het om de schade, nader op te maken bij staat, aan de verloren gegane voorraad die eigendom was van Lyle & Scott, voor zover die schade niet door HDI, de logistieke aansprakelijkheidsverzekeraar van Bleckmann, is gedekt en waarvan de omvang nog moet worden vastgesteld.
3.3.
Aan haar vordering tot schadevergoeding (vordering 7) legt Bleckmann ten grondslag dat FM bij de claimbehandeling standpunten heeft ingenomen tegen beter weten in, moedwillig de belangen van Bleckmann uit het oog is verloren en dekking weigert op in redelijkheid niet te verdedigen gronden. Hoewel alle relevante feiten al op 17 januari 2022 bekend waren, nam FM daarna met betrekking tot de dekking steeds wisselende, onduidelijke, niet onderbouwde en onhoudbare standpunten in, enkel om onder betaling uit te komen. Daarmee heeft FM de claimbehandeling onredelijk vertraagd. FM heeft daarnaast aangestuurd op een procedure van Bleckmann tegen Parcolys en Bleckmann verboden met Parcolys een schikking te treffen. Zij heeft daarbij geen rekening gehouden met het belang van Bleckmann. FM heeft hierdoor jegens Bleckmann in strijd met de verzekeringsovereenkomst, althans onrechtmatig gehandeld. Bleckmann vordert de daardoor geleden schade van € 81.898,50, bestaande uit de kosten die zij vanaf januari 2022 voor haar Nederlandse advocaat heeft gemaakt.
Verweer
3.4.
FM concludeert tot afwijzing van de vorderingen met, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van Bleckmann in de proces- en nakosten. FM voert – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aan. Er is niet voldaan aan de voorwaarden voor dekking uit de polis. Voor dekking van de schade aan het pand is vereist dat Bleckmann
‘under the articles of any civil or commercial code’aansprakelijk is jegens Parcolys. Dat is niet het geval. Deze bepaling vereist dat Bleckmann wettelijk aansprakelijk is jegens Parcolys. Bleckmann is echter contractueel aansprakelijk jegens Parcolys. Op grond van het Belgische samenloopverbod kan dan niet ook sprake zijn van aansprakelijkheid op grond van de wet. Daarnaast is Bleckmann niet kwalitatief aansprakelijk omdat [naam] ten tijde van de brandstichting geestesziek was en daarom op grond van het Belgische recht niet aansprakelijk kan zijn. Ook had Bleckmann niet de hoedanigheid van ‘
tenant or occupant’in de zin van de polisvoorwaarden
.Voor dekking met betrekking tot
debris removalis op grond van de polis vereist dat het beschadigde pand door FM in verzekeringsdekking is genomen. Dat is echter niet het geval. Voor de schade inzake
business interruptionheeft FM dekking toegezegd, maar nog niet uitgekeerd omdat Bleckmann nog onvoldoende informatie ter onderbouwing van dit schadebestanddeel heeft verschaft.
3.5.
Ook voor de schade aan de kleding van Lyle & Scott biedt de polis geen dekking. Dekking is er alleen ‘
to the extent of (Bleckmann's) legal liability’. Daarmee wordt wettelijke aansprakelijkheid bedoeld. Bleckmann is echter jegens Lyle & Scott contractueel aansprakelijk. Het samenloopverbod sluit gelijktijdige aansprakelijkheid op grond van de wet uit.
3.6.
FM heeft bij de schadeafwikkeling niet onrechtmatig of in strijd met de verzekeringsovereenkomst gehandeld. Uit de correspondentie en gang van zaken blijkt dat FM geen dekking heeft toegezegd, de afwikkeling niet onredelijk heeft vertraagd en niet moedwillig heeft gehandeld in strijd met de belangen van Bleckmann. De gevorderde schade is onvoldoende gespecificeerd en het causaal verband tussen de werkzaamheden van de advocaat en het aan FM verweten handelen ontbreekt.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Samenvatting
4.1.
De rechtbank zal hierna de vordering tot betaling van de schade aan het pand, van de kosten van debris removal en van de schade aan de opgeslagen voorraad toewijzen, omdat de polis daarvoor dekking biedt. De vordering tot betaling van de kosten van business interruption zal worden afgewezen omdat deze onvoldoende is toegelicht. Ook de vordering van schadevergoeding wegens het handelen van FM zal worden afgewezen, omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat FM bij de schadeafhandeling is tekortgeschoten jegens Bleckmann of onrechtmatig heeft gehandeld.
Forum en rechtskeuze
4.2.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat Bleckmann is gevestigd in België en FM in Luxemburg. De rechtbank zal daarom (ambtshalve) toetsen of zij bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.3.
Artikel 25 lid 1 sub a Brussel I-bis bepaalt dat wanneer partijen bij overeenkomst een gerecht hebben aangewezen dit gerecht bevoegd is over de geschillen tussen partijen te oordelen. Partijen hebben in de polis een forumkeuze voor de Nederlandse rechter opgenomen. Bovendien is FM verschenen zonder de rechtsmacht van de rechtbank te betwisten. De rechtbank acht zich daarom bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.4.
De polis bevat een rechtskeuze voor Nederlands recht.
Dekkingsgeschil
4.5.
Het gaat in dit dekkingsgeschil over de vraag of en zo ja, in hoeverre FM dekking dient te verlenen aan Bleckmann. Dat moet door uitleg van de polis worden vastgesteld. Op grond van de polis is daarbij Nederlands recht van toepassing. Voorafgaand aan de uitleg beoordeelt de rechtbank of en zo ja, in hoeverre Bleckmann aansprakelijk is jegens Parcolys en Lyle & Scott. Partijen zijn het erover eens dat deze aansprakelijkheid wordt beheerst door Belgisch recht.
Aansprakelijkheid van Bleckmann jegens Parcolys en Lyle & Scott
Contractuele aansprakelijkheid
4.6.
Buiten discussie staat dat Bleckmann uit hoofde van de met Parcolys en Lyle & Scott gesloten overeenkomsten jegens hen aansprakelijk is voor de door de brand veroorzaakte schade aan hun eigendommen.
Wettelijke aansprakelijkheid van Bleckmann
4.7.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of Bleckmann daarnaast ook op grond van de wet jegens hen aansprakelijk is. Daarbij is van belang dat de brand is gesticht door [naam] waarvan vast staat dat zij op dat moment leed aan een geestelijke stoornis.
4.8.
Op grond van artikel 1384, leden 1 en 3 van het (ten tijde van de brand toepasselijke) Belgisch Burgerlijk Wetboek (hierna: OBW) is degene die een persoon heeft aangesteld voor het uitvoeren van een bepaalde taak, aansprakelijk voor de schade die deze aangestelde persoon veroorzaakt bij de uitoefening van deze taak. Artikel 1384 oud BW (hierna: OBW) luidt: “
Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. (…) De meesters en zij die anderen aanstellen, voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben. (…).”. Het gaat daarbij om een ‘foutloze aansprakelijkheid’ van de aansteller, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de oorzaak van de schade of de grondslag van de aansprakelijkheid van de aangestelde. De aansteller is ook aansprakelijk wanneer het schadegeval werd veroorzaakt door een fout van de aangestelde of door een geesteszieke aangestelde.
Aansprakelijkheid [naam]
4.9.
Wanneer komt vast te staan dat [naam] naar Belgisch recht civielrechtelijk aansprakelijk is voor de door haar veroorzaakte brand(schade), brengt dat op grond van artikel 1384 OBW ook aansprakelijkheid van Bleckmann mee. Daar zijn partijen het ook over eens.
4.10.
In geschil is of er sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid van [naam] . FM heeft in dat kader betoogd dat naar Belgisch recht de brandstichting wegens haar geestesstoornis niet aan [naam] kan worden toegerekend en zij daarom niet civielrechtelijk aansprakelijk is voor de door de brand veroorzaakte schade. Dat standpunt slaagt niet. Artikel 1386bis OBW luidt als volgt: “
Wanneer een ander schade wordt veroorzaakt door een persoon die lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast, kan de rechter hem veroordelen tot de gehele vergoeding of tot een gedeelte van de vergoeding waartoe hij zou zijn gehouden, indien hij de vergoeding of een gedeelte van de vergoeding waartoe hij zou zijn gehouden, indien hij de controle van zijn daden had. De rechter doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdende met de omstandigheden en met de toestand van partijen.” Het artikel schept een uitzondering op het in het Belgische recht geldende uitgangspunt dat een schuldonbekwame schadeverwekker (dus aan wie de daad niet kan worden toegerekend) niet aansprakelijk is. Een objectief onrechtmatige daad van de dader is wel vereist, en daaraan is voldaan.
4.11.
Van belang in dit verband is de uitspraak van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, van 5 april 2022 (de raadkamer), waar beide partijen naar hebben verwezen. In het strafrechtelijke gedeelte van deze uitspraak heeft de raadkamer de brandstichting door [naam] bewezen geacht, geoordeeld dat zij leed aan een geestesstoornis en haar internering bevolen. In het civielrechtelijke deel van de uitspraak heeft de raadkamer de vordering tot schadevergoeding van de verzekeraars van Parcolys en Lyle & Scott ten laste van [naam] toegewezen. Blijkens de uitspraak heeft de raadkamer daaraan weliswaar artikel 1382 OBW ten grondslag gelegd, maar partijen zijn het erover eens dat dit een kennelijke verschrijving is, en dat daarmee is bedoeld artikel 1386bis OBW. In de uitspraak van de raadkamer ligt daarmee besloten het oordeel dat [naam] (op grond van artikel 1386bis OBW) civielrechtelijk aansprakelijk is voor de door haar veroorzaakte schade.
Samenloopverbod
4.12.
FM heeft tenslotte betoogd dat het samenloopverbod uit het Belgische aansprakelijkheidsrecht aan de wettelijke aansprakelijkheid van Bleckmann in de weg staat. Nu Bleckmann aansprakelijkheid is jegens Parcolys en Lyle & Scott op basis van tekortschieten in haar contractuele verplichtingen, kan buitencontractuele aansprakelijkheid op grond van artikel 1384 OBW naar Belgisch recht niet bestaan, aldus FM.
4.13.
Op het samenloopverbod bestaan uitzonderingen en één uitzondering doet zich hier voor. Het samenloopverbod geldt in dit geval niet omdat de brandstichting door [naam] niet alleen wanprestatie van Bleckmann jegens Parcolys en Lyle & Scott oplevert, maar ook een misdrijf is van [naam] waarvoor Bleckman als aansteller, op grond van artikel 1384 lid 3 OBW, kwalitatief aansprakelijk is. Volgens FM is van een misdrijf geen sprake omdat [naam] op het tijdstip van de brand leed aan een geestesstoornis die haar oordeelsvermogen of de controle over haar daden heeft tenietgedaan. FM heeft daarbij gewezen op het bepaalde van artikel 71 Strafwetboek (Sw). Dit artikel bevat weliswaar een schulduitsluitingsgrond voor de verdachte die volledig ontoerekeningsvatbaar is, maar laat onverlet dat brandstichting een in het Strafwetboek omschreven misdrijf is. Dat laatste is het frelevante criterium voor de toets of een uitzondering op het samenloopverbod aan de orde is. Buiten discussie staat dat de Belgische strafrechter de brandstichting door [naam] bewezen heeft verklaard.
Conclusie
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, gegeven de aansprakelijkheid van [naam] , Bleckmann op grond van artikel 1384 lid 1 en 3 OBW jegens Parcolys en Lyle & Scott wettelijk aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de brand.
4.15.
Of FM gehouden is dekking te verlenen hangt af van het antwoord op de vraag of deze wettelijke aansprakelijkheid van Bleckmann jegens Parcolys en Lyle & Scott valt onder de dekkingsomschrijving in de polis. Die vraag zal hieronder worden beantwoord.
Schade aan het pand
4.16.
Partijen verschillen van mening over de betekenis van de begrippen ‘liability under articles of any civil or commercial code’ en ‘tenant or occupant’ van Bepaling 21 aanhef en onder (a) van Sectie D van de polis (hierna bepaling 21).
Maatstaf
4.17.
Partijen hebben over de bepalingen in de polis die hier van belang zijn niet onderhandeld. De uitleg van dergelijke bepalingen is met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de tekst van de bepaling, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en in het licht van de bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Bij het bepalen van de betekenis van gebruikte begrippen geldt dat acht kan worden geslagen op de betekenis in het algemeen spraakgebruik en in de specifieke setting van het geval.
‘Liability under the articles of any civil or commercial code’
4.18.
Ten aanzien van de uitleg van de betekenis van ‘liability under articles of any civil or commercial code’ heeft FM zich op het standpunt gesteld dat daarmee uitsluitend is gedoeld op buitencontractuele, wettelijke aansprakelijkheid.
4.19.
Uit wat de rechtbank hierboven heeft overwogen volgt dat ook in de uitleg van FM aan de dekkingsvoorwaarde is voldaan, nu Bleckmann op grond van artikel 1384 OBW jegens Parcolys wettelijk aansprakelijk is voor de schade aan het pand.
‘Tenant or occupant’
4.20.
Partijen zijn het erover eens dat onder ‘tenant’ moet worden verstaan: de huurder van een pand. Of Bleckmann als huurder moet worden aangemerkt kan in het midden blijven, nu hierna zal worden geoordeeld dat Bleckmann is aan te merken als
occupantin de zin van de polis.
4.21.
De polis bevat geen toelichting op het begrip ‘occupant’. Volgens de online
Cambridge Learner’s Dictionaryis een occupant: ‘
someone who lives or works in a room or building’. Het Van Dale Groot Woordenboek Engels-Nederlands vertaalt de term als ‘
bewoner, inzittende, bezitnemer’. Deze betekenissen zijn in lijn met de betekenis die de term naar normaal Nederlands spraakgebruik, ook in de kringen waartoe partijen behoren, in deze context ook heeft, namelijk ‘gebruiker’. Ook in het licht van de polis en de bepaling zelf, die handelt over de aansprakelijkheid van de
‘tenant or occupant’van een pand
‘toward the owner’voor schade aan het pand, moet het woord op die manier worden begrepen, namelijk dat daarmee is bedoeld: de huurder of gebruiker van het pand. Niet in geschil is dat Bleckmann in het pand haar bedrijf voerde en daar een deel van een bedrijfsvoorraad had opgeslagen. Bleckmann is daarmee aan te merken als
occupantin de zin van de polis.
4.22.
FM heeft in dat kader nog betoogd dat onder
occupantmoet worden verstaan een ‘bezetter ter bede’, die een gegund gebruiksrecht naar Belgisch recht uitoefent, welk begrip niet op Bleckmann van toepassing is. Voor deze uitleg bieden noch de bewoordingen, noch de context van de bepaling een aanknopingspunt. Van belang daarbij is dat de overeenkomst is gebaseerd op een model dat door FM in meerdere landen wordt gebruikt. De bepalingen ervan moeten daarom in het licht van deze internationale setting worden gelezen waarbij de betekenis die een begrip in het Belgische recht heeft in beginsel geen rol speelt bij de uitleg. FM heeft ook niet nader toegelicht waarom de rechtsfiguur ‘bezetter ter bede’ voor de uitleg van de polis van belang is, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
4.23.
Het standpunt van FM dat het Belgische recht geen wettelijke aansprakelijkheid kent voor de gebruiker van een pand – zoals dat wel het geval is voor de huurder – slaagt evenmin. Zoals hiervoor overwogen is Bleckmann naar Belgisch recht (kwalitatief) aansprakelijk jegens Parcolys, ongeacht haar hoedanigheid en ongeacht de kwalificatie van het gebruik dat Bleckmann van het pand maakte.
Conclusie
4.24.
De aansprakelijkheid van Bleckmann jegens Parcolys valt onder de dekkingsomschrijving van bepaling 21. Dat betekent dat FM de schade aan het pand moet vergoeden. FM heeft de hoogte daarvan niet betwist. De vordering van Bleckmann tot betaling van € 2.5 miljoen (de maximaal verzekerde som op dit onderdeel) is dan ook toewijsbaar. Bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht heeft Bleckmann geen zelfstandig belang.
Bijkomende kosten
4.25.
Bleckmann claimt onder de polis ook kosten die separaat zijn gedekt. Het betreft kosten van afbraak en opruiming (
debris removal) en kosten van vervangende ruimte (
business interruption).
Debris removal
4.26.
In geschil is de betekenis van zinsnede ‘debris from a location that remains as the direct result of insured physical loss or damage’ uit Bepaling 8 van Sectie D van de polis (hierna bepaling 8).
4.27.
FM heeft betoogd dat daaruit volgt dat alleen schade aan een pand dat door FM in verzekeringsdekking is genomen onder bepaling 8 valt. Het pand van Parcolys is niet in dekking genomen en de schade aan het pand is daarom niet gedekt, aldus FM.
4.28.
Dit betoog slaagt niet. Op grond van de tekst van bepaling 8 valt onder de dekking: het opruimen van puin en overblijfselen (‘
debris’) van een locatie (
‘location’), als direct gevolg van verzekerd verlies of schade (
‘as the direct result of insured physical loss or damage’). Hieruit volgt dat voor het beantwoorden van de vraag of op grond van deze bepaling dekking bestaat van belang is of de
schade(als gevolg waarvan debris is ontstaan) verzekerd is, niet of het
pandverzekerd is. Tussen partijen staat vast staat dat het pand een locatie is als bedoeld in bepaling 8. Dat volgt ook uit Sectie E (
Insurance Provided) van de
Declarationsuit de polis.
.Daarin is opgenomen dat de polis alle risico's van fysiek verlies of schade dekt aan (onder meer) de locatie Industriepark [locatie] , waarmee is gedoeld op het pand. Het voorgaande betekent dat de schade aan het pand onder de verzekeringsdekking valt. De conclusie luidt dat op grond van bepaling 8 ook het afbreken en verwijderen van puin en overblijfselen (
debris removal) van het pand is gedekt.
4.29.
FM heeft de omvang van de kosten van
debris removalniet betwist. De vordering van Bleckmann tot betaling van € 117.862,19 is dan ook toewijsbaar. Bij toewijzing van de verklaring voor recht bestaat geen zelfstandig belang, zodat de daartoe strekkende vordering wordt afgewezen.
Business interruption
4.30.
Bleckmann stelt dat zij een ander pand moest huren om de operatie voor Lyle & Scott in te kunnen voortzetten en kosten moest maken voor de verhuizing en het geschikt maken van de alternatieve locatie. Volgens Bleckmann heeft FM dekking voor deze kosten – onder de Sectie
Business Interruptionvan de polis – toegezegd, maar zijn de kosten nog niet vergoed. De huurkosten voor de eerste twaalf maanden in het alternatieve pand bedragen € 322.289,22. De kosten voor het geschikt maken van de alternatieve locatie bedragen € 132.145,38. Bij dagvaarding heeft Bleckmann twee kostenoverzichten overgelegd en facturen met betrekking tot deze schade. Bij de mondelinge behandeling heeft Bleckmann verklaard dat FM alle relevante documenten voor beoordeling van deze claim in haar bezit heeft.
4.31.
FM heeft erkend dat Bleckmann kosten heeft moeten maken voor het huren van een alternatieve locatie en dat zij dekking heeft toegezegd onder de sectie ‘business interruption’ van de polis. De reden dat FM nog niet onder de polis heeft uitgekeerd, is dat Bleckmann ondanks verzoek daartoe niet de nodige stukken ter onderbouwing en verificatie van deze schade aan FM heeft toegestuurd. De kostenoverzichten en facturen die Bleckmann bij dagvaarding heeft overgelegd vormen volgens FM slechts ‘een begin van de benodigde stukken’. Bij de mondelinge behandeling heeft FM toegelicht dat zij in maart jl. van Bleckmann een Excel-bestand toegestuurd heeft gekregen, maar dat dat bestand evenmin volstaat, en dat zij nog steeds wacht op meer informatie van Bleckmann voor beoordeling van de claim en uitkering.
4.32.
De rechtbank kan op basis van het debat van partijen en de in dit verband maar beperkt aan haar overgelegde (bewijs)stukken, niet vaststellen dat FM verplicht is tot uitkering van het bedrag aan kosten van
business interruptionzoals gevorderd. Het had op de weg van Bleckmann gelegen om ofwel haar standpunt dat zij alle relevante documenten aan FM heeft gezonden nader toe te lichten, ofwel nader te concretiseren waarom wat zij in deze procedure heeft overgelegd wel volstaat voor toewijzing van haar vordering, ofwel haar vordering anderszins nader te onderbouwen. Dat heeft Bleckmann nagelaten. De vorderingen van Bleckmann terzake ‘business interruption’ worden dan ook om die reden afgewezen.
Schade aan de voorraad kleding
Dekking onder de polis
4.33.
FM heeft zich op het standpunt gesteld dat met de woorden ‘the insured’s legal liability’ uit Bepaling 2 sub e van sectie A (hierna bepaling 2) van de polis uitsluitend is gedoeld op buitencontractuele, wettelijke aansprakelijkheid.
4.34.
In het midden kan blijven of ‘legal liability’ alleen ziet op wettelijke aansprakelijkheid of ook op contractuele aansprakelijkheid, zoals Bleckmann heeft gesteld. Ook in de uitleg die FM aan de bepaling geeft is er immers sprake van ‘legal liability’ omdat, zoals de rechtbank hierboven heeft overwogen, Bleckmann ook op grond van de wet jegens Lyle & Scott aansprakelijk kan worden gehouden.
Omvang van de schade en conclusie
4.35.
De aansprakelijkheid van Bleckmann jegens Lyle & Scott valt onder de dekkingsomschrijving van bepaling 2. Dat betekent dat FM de schade aan de kleding moet vergoeden. Voor wat betreft de omvang daarvan is het volgende van belang.
4.36.
Tussen partijen staat vast dat de omvang van de aansprakelijkheid van Bleckmann jegens Lyle & Scott nog moet worden vastgesteld. Daarover loopt in België een gerechtelijke procedure tussen Bleckmann en Lyle & Scott en haar verzekeraar Zurich. Ook is niet in geschil dat de aansprakelijkheid voor schade aan door Bleckmann opgeslagen zaken, tot een verzekerde som van maximaal € 5.000.000, is gedekt door een logistieke aansprakelijkheidsverzekering bij HDI, welke verzekering voor gaat op de polis.
4.37.
FM heeft aansprakelijkheid voor de schade voor zover die niet door HDI is gedekt niet betwist. Het voorgaande leidt daarom tot de conclusie dat de vordering van Bleckmann toewijsbaar is, zoals onder de beslissing vermeld.
Wettelijke rente
4.38.
Artikel 6:119 lid 1 BW bepaalt dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. Bleckmann heeft ter zitting betoogd dat voor de aanvang van de wettelijke rente niet relevant is wanneer FM jegens Bleckmann in verzuim is geraakt, maar dat FM die bedragen dient te vergoeden vanaf de dag van de brand. Dat betoog slaagt niet. De grondslag van de vordering van Bleckmann jegens FM is immers niet onrechtmatige daad, maar nakoming van de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst.
4.39.
Het dossier bevat geen formele ingebrekestelling. Artikel 6:83 onder c BW bepaalt wanneer het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Weliswaar heeft Bleckmann geen subsidiair standpunt ingenomen voor het intreden van het verzuim, maar de rechtbank kan dit moment bepalen aan de hand van de door partijen overgelegde correspondentie. Na langdurige discussie en overleg van partijen heeft FM in haar brief van 10 januari 2023 aan FM duidelijk gemaakt dat zij geen dekking zal verlenen onder de polis. De wettelijke rente over de hiervoor toewijsbaar geachte bedragen is dan ook verschuldigd vanaf 10 januari 2023.
Schadevergoeding wegens handelen door FM
4.40.
De vordering van Bleckmann komt in de kern neer op een vordering tot schadevergoeding wegens vertraging bij het betalen van een geldbedrag. Uitgangspunt is dat deze wordt vergoed met de wettelijke rente (6:119 BW). Daarvan kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken als de verzekeraar tegen beter weten in met onnodig en onjuist onderzoek voortgaat, hij op basis daarvan schade-uitkering weigert en daarbij moedwillig het belang van de andere partij uit het oog verliest. In een dergelijk geval zou van misbruik van deze onderzoeksbevoegdheid gesproken kunnen worden en op die voet van een toerekenbare tekortkoming van de verzekeraar, die grond geeft voor vergoeding van daardoor geleden schade (‘Babit-norm’).
4.41.
De rechtbank oordeelt dat een dergelijke situatie zich hier niet heeft voorgedaan. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.42.
Ter zitting heeft Bleckmann desgevraagd toegelicht dat FM met ingang van
17 januari 2022 onzorgvuldig en in strijd met de verzekeringsovereenkomst is gaan handelen. In een e-mail van die datum schreef (de Belgische advocaat van) FM aan de in België benoemde gerechtsdeskundige dat hij meende dat Bleckmann jegens Parcolys niet aansprakelijk was. Hij deed dat op een grond die niet houdbaar is, aldus Bleckmann, waardoor Bleckmann vanaf die maand bijstand heeft moeten inroepen van haar advocaat.
4.43.
Aan FM als verzekeraar komt een redelijke termijn toe om een schademelding te kunnen beoordelen. Op 17 januari 2022 waren ongeveer anderhalve maand verstreken sinds de brand. Dat is op zichzelf genomen al geen onredelijk lange termijn voor het beoordelen van de claim van Bleckmann. Dat geldt te meer nu het ging om een omvangrijke schade, waarvan de afwikkeling werd gecompliceerd door de juridische vragen over de aansprakelijkheid van Bleckmann.
4.44.
Dat het in de mail door de advocaat van FM ingenomen juridische standpunt niet overeenkwam met dat van Bleckmann, of later door FM is herzien, maakt niet dat FM moedwillig een onhoudbaar standpunt innam. Dat Bleckmann naar aanleiding van het door FM ingenomen standpunt een advocaat heeft ingeschakeld is begrijpelijk, maar geen omstandigheid waarvan FM een verwijt kan worden gemaakt.
4.45.
Ook de gang van zaken in het verdere schadevaststellingstraject leidt niet tot het oordeel dat FM misbruik heeft gemaakt van haar onderzoeksbevoegdheid of moedwillig in strijd met de belangen van Bleckmann heeft gehandeld. FM heeft een nauwkeurige en onderbouwde beschrijving gegeven van het schadevaststellingstraject (nrs 4.1 – 4.50 van de conclusie van antwoord), welke gang van zaken Bleckmann niet heeft weersproken. Hieruit blijkt niet dat FM meerdere malen dekking heeft toegezegd, waar zij later weer van terug is gekomen, zoals Bleckmann heeft gesteld. Met FM is de rechtbank van oordeel dat dat niet kan worden afgeleid uit de brieven waar Bleckmann naar heeft verwezen. In deze brieven heeft FM meegedeeld dat de polis dekking zou kunnen bieden voor de schade, mits er aan de voorwaarden daarvoor zou worden voldaan. Dat is wat anders dan een toezegging dat de schade van Bleckmann daadwerkelijk was gedekt. Ook het beroep van Bleckmann op het OHRA/Goilo-arrest slaagt niet, nu Bleckmann heeft nagelaten bijzondere omstandigheden te stellen op grond waarvan FM haar standpunten redelijkerwijs niet mocht wijzigen. Daarvoor is in ieder geval onvoldoende dat FM haar standpunt over (het ontbreken van) de aansprakelijkheid van Bleckmann in de loop van de tijd (overigens nog ruim voor het begin van deze procedure) heeft gewijzigd. Daarbij speelt mee dat FM onweersproken heeft toegelicht dat dat mede het gevolg was van het feit dat zij in de loop van de tijd steeds nieuwe informatie kreeg op grond waarvan zij haar standpunten moest herzien.
4.46.
Uit de door partijen overgelegde correspondentie ontstaat het beeld van een moeizaam en langdurig proces, gekenmerkt door een afnemend wederzijds vertrouwen. Bleckmann had te maken met hoge (potentiële) schadeclaims van Parcolys en Lyle & Scott en wilde duidelijkheid of deze zouden zijn gedekt. FM werd op haar beurt geconfronteerd met een hoge claim die mede het gevolg was van het feit dat Bleckmann onderverzekerd was. Niet relevant is of de afhandeling sneller had gekund, maar of FM misbruik heeft gemaakt van haar onderzoeksbevoegdheid en daarbij moedwillig voorbij is gegaan aan het belang van Bleckmann. Dat was niet het geval.
Conclusie
4.47.
Uit het voorgaande volgt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat FM tekort is geschoten in de nakoming van de polis of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarmee ontbreekt een grondslag voor toewijzing van de vordering. Deze zal daarom worden afgewezen.
4.48.
FM is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Bleckmann worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
9.825,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
18.852,97

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt FM om aan Bleckmann te betalen een bedrag van € 2.500.000, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 januari 2023,
5.2.
veroordeelt FM om aan Bleckmann te betalen een bedrag van € 117.862,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 januari 2023,
5.3.
verklaart voor recht dat FM gehouden is Bleckmann dat bedrag te vergoeden dat Bleckmann zal blijken verschuldigd te zijn aan Lyle & Scott en/of Zurich vanwege schade aan en/of verlies van de voorraad die Bleckmann in het pand onder haar hoede had op grond van een uitspraak in een procedure dan wel op grond van een minnelijke regeling, onder aftrek van hetgeen Bleckmann in dat verband ontvangt van HDI,
5.4.
veroordeelt FM om aan Bleckmann te betalen het hiervoor onder 5.3 genoemde bedrag, nader op te maken bij staat,
5.5.
veroordeelt FM in de proceskosten van Bleckmann van € 18.852,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als FM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart de veroordelingen in 5.1-5.3 en 5.4-5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Bockwinkel, mr. R.H.C. van Harmelen en
mr. G.J.W. Pulles en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.