ECLI:NL:RBAMS:2025:5890

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/770977 . HA RK 25-200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

Op 13 juni 2025 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. A.H.E. van der Pol, mr. M. Wiewel en mr. B. Kuppens in de strafzaak met nummer 13-2666692-23. De wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam heeft op 23 juni 2025 uitspraak gedaan op dit verzoek. In de beslissing werd gesteld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat het geen concrete feiten of omstandigheden bevatte die zouden wijzen op een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Het verzoek was neergelegd in een moeilijk leesbare handgeschreven brief van acht pagina’s, wat de beoordeling bemoeilijkte. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de strafzaak hervat wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beslissing op het op 13 juni 2025 gedane en onder zaaknummer
C/13/770977 HA/RK 25/200 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,verblijvende te [verblijfplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.H.E. van der Pol, mr. M. Wiewel en mr. B. Kuppens hierna: de rechters.

1.1. De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- de brief van verzoeker waarin hij de rechters wraakt.

2.De feiten

a) Verzoeker is verdachte in de strafzaak 13-2666692-23.

3.3. De gronden van de beslissing

3.1
Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.3
Het verwijt van verzoeker betreft rechterlijke beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Voor zover het verzoek geen rechterlijke beslissingen betreft is het niet duidelijk omschreven. Het verzoek is neergelegd in een moeilijk leesbare handgeschreven brief van acht pagina’s en bevat geen concrete feiten of omstandigheden waaruit (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker zou kunnen blijken.
3.3 Het verzoek tot wraking is dus kennelijk ongegrond en zal worden afgewezen. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 13-2666692-23 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, en N.C.H. Blankevoort en I.M. Bilderbeek , en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2025.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 512 Sv geen voorziening open.