ECLI:NL:RBAMS:2025:5942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/768793 / KG ZA 25-341
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over nakoming samenwerkingsovereenkomst inzake verkoop steenslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen verschillende besloten vennootschappen die betrokken zijn bij de verkoop en levering van steenslag. De eiseres, een leverancier van bouwgrondstoffen, vorderde nakoming van een samenwerkingsovereenkomst die was gesloten met de gedaagde partij, die steenslag produceert. De eiseres stelde dat de gedaagde partij in strijd met de overeenkomst steenslag aan derden verkocht, wat leidde tot schade voor de eiseres. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de eiseres verzocht om een verbod op de verkoop van steenslag aan derden en om nakoming van de overeenkomst. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de eiseres niet voldoende steenslag afnam, waardoor zij in verzuim was. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij verplicht was om de steenslag exclusief aan de eiseres te verkopen, met inachtneming van de overeengekomen uitzonderingen. De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval van niet-nakoming. Daarnaast zijn de proceskosten aan beide partijen toegewezen, waarbij de gedaagde partij als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van contractuele verplichtingen en de gevolgen van niet-nakoming in commerciële relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/768793 / KG ZA 25-341 NB/MAH
Vonnis in kort geding van 25 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie bij gelijkluidende dagvaardingen van 19 mei 2025,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. R.Q. Potter en mr. C.I.A. Herwig te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. Y. van den Winkel en mr. J.G.H.M. van den Biggelaar te Amsterdam.
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr M.N. Mense te Haarlem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.R. Verschuur te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 17 juni 2025 waren aanwezig:
- aan de kant van [eiseres] : [naam 1] (bestuurder) met mr. Potter en mr. Herwig,
- aan de kant van [gedaagde 1] : [naam 2] (bestuurder) met mr. Van den Winkel en mr. Van den Biggelaar,
- aan de kant van [gedaagde 2] : mr. [naam 3] (bedrijfsjurist, gevolmachtigde) met mr. Mense,
Aan de kant van [gedaagde 3] : dhr [naam 4] met mr. Verschuur.
1.2.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] de dagvaarding toegelicht. Gedaagden hebben verweer gevoerd, [gedaagde 1] mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. [gedaagde 1] heeft de gewijzigde eis in reconventie toegelicht en [eiseres] heeft daartegen verweer gevoerd. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben producties in het geding gebracht en alle partijen een pleitnota.
1.3.
Nadat de zaak pro forma (nader) was aangehouden voor overleg tussen partijen over een schikking, hebben partijen op 15 juli 2025 bericht geen overeenstemming te hebben bereikt en vonnis te wensen. Vervolgens is vonnis bepaald op 25 juli 2025. De beslissing is die dag gegeven in de vorm van een kopstaartvonnis. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en wordt afgegeven op 15 augustus 2025.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is leverancier en producent van bouwgrondstoffen, zoals steenslag, grind en zand. Zij levert onder meer steenslag aan beton- en asfaltproducenten. [eiseres] behoort naar eigen zeggen op het gebied van de bouwgrondstoffen grind en split tot één van de toonaangevende leveranciers in Nederland.
2.2.
[gedaagde 1] produceert in [vestigingsplaats 2] steenslag (type 2), die voornamelijk wordt gebruikt voor de productie van de onderlaag van asfalt en beton. De steenslag is verkrijgbaar in verschillende formaten. [gedaagde 1] is onderdeel van de [gedaagde 3] Groep, die locaties in Nederland, België en Duitsland heeft. De groep bestaat uit meer dan 30 bedrijven die bouwgrondstoffen en -producten leveren. De bestuurders van [gedaagde 1] zijn [gedaagde 3] en [gedaagde 2] . [gedaagde 1] is een 100% dochter van [gedaagde 2] .
2.3.
Op 16 juni 2014 zijn [eiseres] (althans haar rechtsvoorganger [bedrijf 1] B.V.) en [gedaagde 1] een overeenkomst “terzake de inkoop en afzet van nederlandse steenslag” aangegaan (de Samenwerkingsovereenkomst).
2.4.
In de Samenwerkingsovereenkomst staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Overwegende
a. [gedaagde 1] produceert Nederlandse steenslag van brekerijgrind, die onder meer vrijkomt bij de (keur-)grindproductie uit (rivierverruimings-)projecten langs de [locatie] ;
b. [gedaagde 1] heeft als producent van ordegrootte 0,2 miljoen ton Nederlandse steenslag een bescheiden marktpositie in het asfaltsegment, waarin per jaar ordegrootte 10 miljoen ton toeslagstoffen voor de asfaltproductie wordt verbruikt;
c. [gedaagde 1] heeft een beperkte opslagcapaciteit van gereed product en is daarom niet altijd in staat om voldoende gereed product in alle maten op voorraad te houden, waardoor zo nu en dan het actuele aanbod van [gedaagde 1] en de actuele vraag van de klant naar specifieke producten in onbalans is (suboptimalisatie);
d. [gedaagde 1] heeft dientengevolge belemmeringen om de productie en de afzet van gereed product te optimaliseren;
e. [bedrijf 1] [ [eiseres] -vzr.] is een distributiekanaal van onder meer asfalttoeslagstoffen;
f. [bedrijf 1] is bereid jaarlijks de totale productie van [gedaagde 1] te kopen, zodat in een groter
verband de productie en afzet van Nederlandse steenslag door [gedaagde 1] beter kan worden afgestemd op de actuele vraag van de klant;
(…)
Komen overeen als volgt
Hoeveelheden
1. [gedaagde 1] verkoopt alle jaarlijks door [gedaagde 1] geproduceerde Nederlandse steenslag (alle maten) aan [bedrijf 1] , behoudens de hoeveelheid die benodigd is voor de afzet in (aflopende) leveringscontracten van of namens [gedaagde 1] (in 2014 geschat op circa 130.000 ton) en behoudens de afzet van incidentele hoeveelheden die per as in de nabije omgeving van [gedaagde 1] worden afgezet (in 2014 geschat op 19.000 ton). Alle resterende hoeveelheden (in 2014 geschat op circa 25.000 ton) worden gekocht door [bedrijf 1] .
Samengevat (geschatte productie en afzet in 2014):
a Totale productie steenslag door [gedaagde 1] (alle maten): 165.000 ton
b. Afzet in (af-)lopende contracten van of namens [gedaagde 1] : 130.000 ton
c. Afzet incidentele hoeveelheden [gedaagde 1] : 10.000 ton
d. Afname door [bedrijf 1] : 25.000 ton
2. Partijen overleggen regelmatig, doch minstens 1x per kwartaal, over afstemming en optimalisatie van productie en afzet van gereed product (alle maten) in het lopende jaar, rekening houdende met zaken als productie- en opslagcapaciteit, verwachte vraag, etc.
3. Jaarlijks, in Q4 van ieder jaar, overleggen partijen over de verwachte hoeveelheden voor het komende jaar en met een indicatie van de hoeveelheden voor de daaropvolgende jaren.
4. Indien in de loop van het jaar blijkt dat de hoeveelheden als bedoeld in artikel 1 meer dan 10% afwijken t.o.v. de oorspronkelijke planning, overleggen partijen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid over de gevolgen daarvan.
5. Partijen zijn zich ervan bewust dat het productievolume van [gedaagde 1] naar verwachting zal stijgen naar ordegrootte 200.000 ton gereed product (alle maten) per jaar, terwijl de afzet in (af-)lopende contracten van of namens [gedaagde 1] zal afnemen naar nihil. De hoeveelheid die door [bedrijf 1] wordt gekocht zal dus in de loop van de jaren toenemen.
Prijzen
6. [bedrijf 1] betaalt aan [gedaagde 1] voor de resterende hoeveelheid product als bedoeld in artikel 1 (circa 25.000 ton) een bedrag van € 14,50 per ton (excl BTW), af [gedaagde 1] .
7. Partijen overleggen jaarlijks over de afnameprijs voor het daarop volgende jaar.
(…)
Overig
11. Bij de uitvoering van deze overeenkomst houden partijen naar redelijkheid rekening met elkaars belangen.
12. In geval van onvoorziene omstandigheden en/of geschillen treden partijen in overleg op basis van redelijkheid en billijkheid.(…)”
2.5.
Vanaf 2017, althans vanaf 2021, is er wrijving geweest tussen [eiseres] en [gedaagde 1] ; er is ook gesproken over opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst, maar deze is niet opgezegd.
2.6.
Per brief van 8 april 2024 aan [gedaagde 1] heeft de advocaat van [eiseres] gesteld dat [gedaagde 1] middels haar aandeelhouder en bestuurder [gedaagde 3] steenslag is gaan verkopen aan KWS en/of [bedrijf 3] , sinds 10 jaar klant van [eiseres] . Daarbij is [gedaagde 1] gesommeerd om deze schending van de Samenwerkingsovereenkomst te staken.
2.7.
Vanaf april 2024 heeft [gedaagde 1] [eiseres] erop gewezen dat zij te weinig steenslag afneemt en tevergeefs gevraagd hoe [eiseres] denkt het doel van 150.000 ton in 2024 te halen. Op 15 juli en 18 september 2024 heeft [gedaagde 1] [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade die [gedaagde 1] lijdt doordat [eiseres] te weinig afneemt. Daarbij schrijft [gedaagde 1] dat het niet meer dan normaal is dat zij ondertussen stappen heeft ondernomen om voor (een deel van) het niet door [eiseres] afgehaalde tonnage een andere invulling te zoeken.
2.8.
Op 18 februari 2025 heeft [naam 1] ( [eiseres] ) aan [naam 2] [gedaagde 1] ) onder meer gemaild:
“(…) Kennelijk levert [gedaagde 1] via [gedaagde 3] B.V., in strijd met de samenwerkingsovereenkomst, nog steeds steenslag rechtstreeks aan klanten van ons, waaronder [bedrijf 3] . Zoals herhaaldelijk aangegeven, is dit een flagrante schending van de samenwerkingsovereenkomst.
[eiseres] sommeert [gedaagde 1] dan ook om binnen
14 dagenna heden onherroepelijk en onvoorwaardelijk te bevestigen dat zij (i) alle geproduceerde steenslag exclusief aan ons zal leveren, en (ii) haar aandeelhouders ( [gedaagde 3] B.V. en [gedaagde 2] B.V.) zich zullen onthouden van het rechtstreeks leveren aan onze klanten. (…)”
2.9.
Bij e-mail van 26 februari 2025 heeft [eiseres] aan [gedaagde 1] geschreven:
“Na onze ervaringen in 2024 wensen wij eerst garanties te hebben alvorens ons te engageren tot een samenwerking waarbij beide partijen hun deel van de afspraken nakomen. In mijn beleving heeft [gedaagde 1] dit steeds gedaan. [eiseres] niet.
Sinds 2019 zijn de afhalingen steeds in dalende lijn gegaan ondanks het contract waarnaar je refereert met als dieptepunt 2024, maar ook in de jaren 2022 en 2023 waren de afhalingen beneden peil en heeft [eiseres] zich niet aan de contractuele afspraken gehouden. (…)
In 2024 heeft [eiseres] zelf de opdracht gegeven aan [gedaagde 1] om bepaalde klanten niet meer te beleveren namens [eiseres] . Dit heeft [gedaagde 1] dan ook gedaan.
(…) Door het wegvallen van de afnames door [eiseres] ziet [gedaagde 1] zich genoodzaakt haar schade te beperken en te zorgen voor outlet voor haar grondstoffen.
(…).”
2.10.
Op 17 maart 2025 heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] gemaild:
“Gezien ik van jou nog geen reactie ontving op mijn mail van 26 februari jl. en de geldigheidsdatum van de prijzen 2024 nadert, wens ik bij deze onze condities voor 2025 door te sturen. (…) Wij voorzien een prijsverhoging van 3.00€/t vanaf 01/04/2025 en zullen hierop volgende volumekortingen toestaan.
Bij afhaling van:
 175.000t: 1.50€/t over alle afgehaalde tonnen in de periode 01/04/2025 – 31/03/2026
 125.000t: 1.00€/t over alle afgehaalde tonnen in de periode 01/04/2025 – 31/03/2026
 75.000t: 0.75€/t over alle afgehaalde tonnen in de periode 01/04/2025 – 31/03/2026.”
2.11.
[eiseres] heeft op 24 maart 2025 aan [gedaagde 1] laten weten een procedure te zullen starten omdat [gedaagde 1] niet had gereageerd op de sommatie van [eiseres] van 18 februari 2025 (zie 2.8).
2.12.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde 1] eind maart 2025 een lading steenslag (type 2) via [gedaagde 3] geleverd aan de asfaltcentrale [bedrijf 2] .
2.13.
Op 13 mei 2025 heeft [eiseres] bij [gedaagde 1] ca. 2000 ton steenslag besteld. Bij e-mail van 13 mei 2025 heeft [gedaagde 1] bedankt voor de bestelling en de prijscondities voor 2025 (zie 2.9) herhaald, met verzoek om akkoord. Daarop is door [eiseres] niet gereageerd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] te veroordelen tot nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst, in het bijzonder tot het exclusief verkopen van Nederlandse steenslag (type 2) aan [eiseres] ;
II. [gedaagde 1] te verbieden rechtstreeks en/of via tussenkomst van [gedaagde 3] en/of [gedaagde 2] , Nederlandse steenslag (type 2) van [gedaagde 1] te verkopen aan:
a) derden anders dan [eiseres] , of
b) klanten van [eiseres] ;
III. [gedaagde 3] te verbieden Nederlandse steenslag (type 2) van [gedaagde 1] aan derden anders dan [eiseres] te verkopen;
IV. [gedaagde 2] te verbieden Nederlandse steenslag (type 2) van [gedaagde 1] aan derden anders dan [eiseres] te verkopen;
alles op straffe van dwangsommen en met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden voeren - ieder afzonderlijk - verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[gedaagde 1] vordert samengevat en na verbetering van de eis - voorwaardelijk in reconventie, in het geval een of meer vorderingen in conventie zouden worden toegewezen:
te verklaren voor recht dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst;
[eiseres] te veroordelen tot nakoming van de Overeenkomst door in ieder geval met inachtneming van de in artikel 1 overeengekomen uitzonderingen (i) alle jaarlijks door [gedaagde 1] geproduceerde steenslag te kopen en af te halen op de afgesproken tijden en (ii) uiterlijk op 31 oktober van ieder kalenderjaar schriftelijk bij [gedaagde 1] op te geven hoeveel steenslag zij voor het komende kalenderjaar zal afnemen inclusief een indicatie voor de opvolgende jaren;
[eiseres] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 750.000 per jaar, voor ieder kalenderjaar dat zij in strijd handelt met het bevel onder 2),
een en ander met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, met wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Ter zitting heeft [gedaagde 3] verzocht de producties 39 tot en met 43 van [eiseres] buiten beschouwing te laten omdat deze minder dan 24 uur voor de zitting zijn ingediend. De voorzieningenrechter beslist dat deze worden toegelaten, nu deze (voor zover relevant voor de beslissing) onderwerp zijn geweest van het debat ter zitting.
Toetsingskader
5.2.
[eiseres] baseert haar vorderingen jegens alle gedaagden op nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
Spoedeisend belang
5.3.
Volgens [eiseres] heeft zij [gedaagde 1] herhaaldelijk tevergeefs gesommeerd om de Samenwerkingsovereenkomst na te komen en niet aan klanten van [eiseres] te leveren en is [gedaagde 1] sinds 14 april 2024 in verzuim. [eiseres] dreigt haar vaste klanten en concurrerende marktpositie kwijt te reiken. Als dit niet snel stopt heeft dit grote gevolgen voor de onderneming van [eiseres] ; er staan grote financiële belangen op het spel. Daarmee heeft [eiseres] voldoende gesteld omtrent het spoedeisend belang, zodat de vorderingen inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.
Vorderingen jegens [gedaagde 1]
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat de Samenwerkingsovereenkomst:
- [gedaagde 1] verplicht alle door haar geproduceerde steenslag (type 2) in alle maten te leveren aan [eiseres] tegen de elk jaar van tevoren afgesproken prijs, en
- [eiseres] verplicht een en ander voor die prijs af te nemen.
Hierop geldt alleen een uitzondering voor de in 2014 reeds (af)lopende contracten van [gedaagde 1] en haar incidentele afzet (het zogenoemde ‘rondje om de kerk’). Alle resterende hoeveelheden moet [gedaagde 1] aan [eiseres] verkopen en moet [eiseres] dus afnemen.
Die helderheid wordt weer enigszins teniet gedaan door de in de artikelen 2 tot en met 4, 11 en 12 (zie 2.4) van de Samenwerkingsovereenkomst opgenomen verwijzingen naar de redelijkheid en billijkheid en naar overlegverplichtingen. Zo verplicht artikel 2 tot overleg “minstens 1x per kwartaal over afstemming en optimalisatie van productie en afzet van gereed product(alle maten) in het lopende jaar, rekening houdende met zaken als productie- en opslagcapaciteit, verwachte vraag, etc.”. Dat overleg is niet vrijblijvend, want bijvoorbeeld bij flinke afwijkingen van de oorspronkelijke planning moet er overlegd worden over de gevolgen daarvan (artikel 4).
Deze bepalingen suggereren dat de afspraken voortdurend – op vage gronden – bijgesteld kunnen worden. Dat is een potentiële bron van conflicten. Die zijn er dan ook gekomen. Partijen stellen over en weer dat de ander zich niet houdt aan de afspraken en dat zij dat dan zelf ook niet hoeft.
5.5.
Partijen verwachtten volgens artikel 5 en 1 van de Samenwerkingsovereenkomst dat de door [gedaagde 1] te kopen hoeveelheid steenslag in de loop van de jaren zou toenemen van 25.000 ton in 2014 naar ca. 190.000 ton (200.000 minus 10.000 afzet incidentele hoeveelheden [gedaagde 1] ). Aanvankelijk nam [eiseres] ook elk jaar meer steenslag af van [gedaagde 1] tot 209.000 ton in 2019, maar daarna nam dat af tot 143.000 in 2023.
5.6.
[eiseres] erkent dat zij niet meer alle steenslag afnam van [gedaagde 1] , maar ontkent dat zij in strijd handelt met de Samenwerkingsovereenkomst. Volgens [eiseres] is er op de markt minder vraag naar steenslag type 2 en [gedaagde 1] gaat daar, kort gezegd, niet op de contractueel vereiste redelijke manier mee om.
5.7.
[gedaagde 1] erkent dat zij steenslag aan anderen dan [eiseres] levert (in ieder geval aan [gedaagde 3] Grint &Zand), maar volgens [gedaagde 1] mag zij dat omdat er geen exclusiviteit is overeengekomen, althans omdat [eiseres] niet voldoende afneemt en dus in verzuim is.
5.8.
Toch wensen beide partijen, ondanks de meningsverschillen, de overeenkomst voort te zetten. Het lijkt vooral te hangen op de prijs voor 2025, ingaande 1 april 2025. Over de prijzen tot en met 2024 zijn partijen het uiteindelijk steeds wel eens geworden.
5.9.
Artikel 7 van de Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat partijen jaarlijks overleggen over de prijs voor het daarop volgende jaar. Voor de prijzen die per 1 april 2025 moesten ingaan heeft [gedaagde 1] bij e-mail van 17 maart 2025 een prijsverhoging van € 3.00/ton voorgesteld (gespecificeerd in productie 2 van [gedaagde 1] ), met de daarbij vermelde volumekortingen. [eiseres] heeft daarop niet gereageerd, maar wel op 13 mei 2025 bij [gedaagde 1] ca 2000 ton steenslag besteld. Dit is een aanwijzing dat [eiseres] heeft ingestemd met de voorgestelde prijzen. Zij heeft ook niet gereageerd op de e-mail van 13 mei 2025 waarin [gedaagde 1] haar prijsvoorstel en het verzoek om akkoord herhaalt (zie 2.9). Daarnaast is het prijsvoorstel niet evident disproportioneel. [gedaagde 1] heeft aannemelijk gemaakt dat de prijsstijging marktconform is, althans in lijn met de Consumenten- en Producentenprijsindex van het CBS.
5.10.
Beide partijen dienen na te komen. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld om de steenslag conform artikel 1 van de Samenwerkingsovereenkomst uitsluitend te verkopen aan [eiseres] , die (in reconventie – zie hierna 6.3) zal worden veroordeeld om deze dan ook af te nemen, een en ander voor de in productie 2 van [gedaagde 1] en haar e-mail van (17 maart en) 13 mei 2025 genoemde prijzen. Na 2025 kunnen weer andere prijzen gelden. Daarom wordt de veroordeling (zowel in conventie als reconventie) beperkt tot nakoming gedurende 2025. De conventie en de reconventie zijn elkaars spiegelbeeld; telkens gaat het om alle jaarlijks door [gedaagde 1] geproduceerde steenslag (type 2) met inachtneming van de in artikel 1 van de Samenwerkingsovereenkomst overeengekomen uitzonderingen.
5.11.
Conventionele vordering I zal dus worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing, waarbij is verduidelijkt dat [gedaagde 1]
al haarNederlandse steenslag (type 2) aan [eiseres] moet verkopen. Als zij dat doet, kan zij niet ook nog steenslag aan klanten van [eiseres] of (andere) derden verkopen. Een verbod daarop is dan niet nodig. Conventionele vorderingen II en III zullen daarom worden afgewezen bij gebrek aan belang. Als ook deze twee vorderingen zouden worden toegewezen, zou [gedaagde 1] voor dezelfde overtreding dubbel dwangsommen kunnen verbeuren en dat is niet de bedoeling. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt zoals vermeld in de beslissing.
5.12.
Met betrekking tot de vorderingen tegen [gedaagde 1] zal zij als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 119,40
- griffierecht 714,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten 178,00
Totaal € 2.118,40
Indien het vonnis wordt betekend komen daar nog de aan het eind van 7.2 vermelde kosten bij.
Vorderingen jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
5.13.
De vorderingen jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn ook gebaseerd op nakoming, maar zij zijn geen partij bij de Samenwerkingsovereenkomst. Die vorderingen zijn daarom niet toewijsbaar.
5.14.
Met betrekking tot deze vorderingen zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] worden veroordeeld. Deze kosten worden voor ieder begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten 178,00
Totaal € 1.999,00
Indien het vonnis wordt betekend komen daar nog de aan het eind van 7.3 en 7.4 vermelde kosten bij.
De door [gedaagde 2] over de proceskosten gevraagde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie

6.1.
De voorwaarde is vervuld, zodat ook de reconventie zal worden beoordeeld.
6.2.
In kort geding kan geen verklaring voor recht worden gegeven. Vordering 1) zal worden afgewezen.
6.3.
Uit hetgeen is overwogen in de conventie volgt dat reconventionele vordering 2) wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. Indien [eiseres] aan die veroordeling tot afname voldoet, valt niet in te zien waarom zij dan voor ieder kalenderjaar vooraf aan [gedaagde 1] moet opgeven hoeveel steenslag zij voor het komende kalenderjaar zal afnemen inclusief een indicatie voor de opvolgende jaren. [eiseres] moet immers simpelweg alle steenslag afnemen. Daar gaan alleen eventueel de in artikel 1 van de Overeenkomst bij “behoudens” genoemde hoeveelheden vanaf. Het lijkt echter [gedaagde 1] en niet [eiseres] die kan inschatten hoeveel er dan afgaat van alle jaarlijks door [gedaagde 1] geproduceerde steenslag en hoeveel [eiseres] dus moet afnemen. [eiseres] zal daarom niet worden veroordeeld om uiterlijk op 31 oktober van ieder kalenderjaar schriftelijk bij [gedaagde 1] op te geven hoeveel steenslag zij voor het komende kalenderjaar zal afnemen inclusief een indicatie voor de opvolgende jaren (deel (ii) van vordering 2). De gevorderde dwangsom zal worden opgelegd zoals vermeld in de beslissing.
6.4.
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten 178,00
Totaal € 1.999,00
Indien het vonnis wordt betekend komen daar nog de onder 7.8 vermelde kosten bij.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot nakoming gedurende het jaar 2025 van de Samenwerkingsovereenkomst, in het bijzonder tot het exclusief verkopen van alle jaarlijks door haar geproduceerde Nederlandse steenslag (type 2), met inachtneming van de in artikel 1 overeengekomen uitzonderingen, aan [eiseres] tegen de door [gedaagde 1] in haar productie 2 en haar e-mail van 13 mei 2025 aan [eiseres] gecommuniceerde prijzen, op straffe van een dwangsom – na ingebrekestelling - van € 2.000,00 per dag tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt,
7.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van [eiseres] , tot op heden begroot op € 2.118,40, te vermeerderen – indien het vonnis wordt betekend – met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 2] , tot op heden begroot op € 1.999,00, te vermeerderen – indien het vonnis wordt betekend – met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 3] , tot op heden begroot op € 1.999,00, te vermeerderen – indien het vonnis wordt betekend – met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening,
7.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.7.
veroordeelt [eiseres] tot nakoming gedurende het jaar 2025 van de Samenwerkingsovereenkomst door in ieder geval, met inachtneming van de in artikel 1 overeengekomen uitzonderingen, alle jaarlijks door [gedaagde 1] geproduceerde steenslag (type 2) te kopen tegen de door [gedaagde 1] in haar productie 2 en haar e-mail van 13 mei 2025 aan [eiseres] gecommuniceerde prijzen, en af te halen op de afgesproken tijden; op straffe van een dwangsom - na ingebrekestelling - van € 2.000,00 per dag tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt,
7.8.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 1] , tot op heden begroot op € 1.999,00, te vermeerderen – indien het vonnis wordt betekend – met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.type: MAH