ECLI:NL:RBAMS:2025:5963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/770566 / HA ZA 25-1149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident om inzage in inkoopfacturen en schadevergoeding in handelsrelatie tussen Bliss FZE en [gedaagde 1] B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat is ingediend door de rechtspersoon Bliss FZE, gevestigd in Dubai, tegen [gedaagde 1] B.V. en andere gedaagden. Bliss vordert inzage in de inkoopfacturen van bloemen die zij van [gedaagde 1] heeft gekocht in de periode van 2011 tot en met 2024. Bliss stelt dat zij mogelijk te veel heeft betaald voor de bloemen en dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld door geen transparantie te bieden over de inkoopprijzen. De rechtbank oordeelt dat Bliss recht heeft op inzage in de gevraagde documenten, omdat deze essentieel zijn voor de controle van de in rekening gebrachte bedragen. De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde 1] dat gewichtige redenen zich verzetten tegen inzage, en stelt dat de gevraagde informatie niet als concurrentiegevoelig kan worden beschouwd. De rechtbank beveelt [gedaagde 1] om de inkoopfacturen en andere relevante documenten in het geding te brengen in een doorzoekbaar formaat. Tevens wordt [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten van Bliss, die zijn vastgesteld op €792,00. De zaak zal op 24 september 2025 opnieuw op de rol komen voor het nemen van de conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/770566 / HA ZA 25-1149
Vonnis in incident van 13 augustus 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
BLISS FZE,
te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten),
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
advocaat: mr. A.I.M. van Essen,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
3.
[gedaagde 3],
te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
advocaat: mr. I.E. Moustaïne.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 14 maart 2025, met daarin een incidentele vordering tot afgifte/inzage van bescheiden,
- de akte overlegging producties,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- de akte uitlating inzake een verzoek om litispendentie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Bliss (eisende partij) heeft een onderneming voor de verkoop van bloemen in winkels in de Verenigde Arabische Emiraten, andere golfstaten en Singapore.
2.2.
[gedaagde 1] (gedaagde partij 1) is handelaar is bloemen in [vestigingsplaats 1] . [gedaagde 2] (gedaagde partij onder 2) en [gedaagde 3] (gedaagde partij onder 3) zijn daarvan de statutair bestuurders.
2.3.
Van 2011 tot en met 2024 heeft Bliss bloemen gekocht van [gedaagde 1] . De commerciële afspraak was dat Bliss hiervoor de inkoopprijs van [gedaagde 1] betaalde vermeerderd met een commissie van vijftien procent. [gedaagde 1] heeft steeds prijzen in rekening gebracht en Bliss heeft deze steeds betaald, zonder dat [gedaagde 1] de onderliggende inkoopfacturen heeft verstrekt.
2.4.
Door te vergelijken met prijzen van alternatieve aanbieders en op grond van een doorgestuurde e-mail is bij Bliss de indruk ontstaan dat [gedaagde 1] al die tijd te hoge bedragen in rekening heeft gebracht. Op basis van openbare veilingprijzen vermoedt [gedaagde 1] dat Bliss een marge van ongeveer twintig procent aan de kostprijs heeft toegevoegd. In totaal zou Bliss daardoor ongeveer € 5,5 miljoen te veel hebben betaald.
2.5.
In de hoofdzaak vordert Bliss een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig hebben gehandeld, althans dat [gedaagde 1] wanprestatie heeft gepleegd en dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] daarvan een ernstig (persoonlijk) verwijt treft, en dat zij aansprakelijk zijn voor de daardoor geleden schade. Verder vordert Bliss een veroordeling tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat.
2.6.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
In het incident vordert Bliss om [gedaagde 1] te bevelen tot het verstrekken van inzage in of afschrift van:
a. de inkoopfacturen van alle bloemen (dit omvat dus alle geleverde producten) die [gedaagde 1] aan Bliss geleverd heeft in het kader van hun handelsrelatie sinds het begin van de samenwerking in 2011 tot aan de laatste levering op 28 november 2024; en
b. de facturen of andere stukken, waaruit eventuele additionele kosten voor de bloemen zouden blijken, die [gedaagde 1] aan Bliss in rekening heeft gebracht en heeft gepresenteerd als onderdeel uitmakend van de “kostprijs” van de bloemen vanaf het begin van de samenwerking in 2011 tot aan de laatste levering op 28 november 2024,
althans [gedaagde 1] te veroordelen inzage te verschaffen in die bescheiden uit haar administratie, welke de rechtbank geschikt voorkomen, op grond waarvan (de juistheid van) de in rekening gebrachte kostprijs van de bloemen kan worden vastgesteld en gecontroleerd, en over de periode(n) welke de rechtbank in goede justitie bepaalt,
zulks binnen een maand nadat de rechtbank [gedaagde 1] daartoe zal hebben bevolen en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van het incident.
3.2.
[gedaagde 1] concludeert dat de rechtbank deze vordering moet ontzeggen, althans moet beperken tot een periode van twaalf maanden, moet beperken tot concreet gemotiveerde betwiste transacties en aan Bliss de verplichting moet opleggen een zekerheidsbedrag in depot te storten.
3.3.
[gedaagde 1] voert aan dat de gevraagde facturen onvoldoende bepaalbaar zijn, omdat ze een lange periode beslaan en niet zijn afgebakend naar tijd, product, leverancier, transactie of bedrag. Verder heeft Bliss geen belang bij afgifte of inzage omdat zij nooit bezwaar heeft gemaakt tegen de kostprijsopbouw, haar aanspraken onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd en haar vorderingsrechten inmiddels zijn verjaard. Tot slot voert [gedaagde 1] aan dat gewichtige redenen zich verzetten tegen inzage of afschrift omdat de gevraagde informatie concurrentiegevoelig is.
3.4.
Daarnaast vraagt [gedaagde 1] om de procedure in de hoofdzaak aan te houden in afwachting van een procedure tussen partijen bij de rechter in Dubai.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Een partij bij een rechtsbetrekking heeft tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft. Degene die over de gegevens beschikt, is verplicht daarvan inzage, afschrift of uittreksel te verstrekken, tenzij hem een verschoningsrecht toekomt of gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Op grond van artikel 195 Rv kan de rechter de wederpartij bevelen tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de incidentele vordering van Bliss valt binnen de reikwijdte van deze bepaling. Bliss heeft gegevens gevraagd die bepalend zijn voor de berekening van de koopprijs die zij op grond van de koopovereenkomst tussen partijen verschuldigd is. Bliss heeft daarbij belang omdat deze gegevens haar in staat stellen de in rekening gebrachte bedragen op juistheid te controleren. [gedaagde 1] heeft niet ontkend dat zij over de gevraagde gegevens beschikt.
4.3.
De rechtbank verwerpt het verweer dat gewichtige redenen zich verzetten tegen inzage of afschrift. Bliss heeft onweersproken gesteld dat de inkoopprijzen van [gedaagde 1] op een openbare veiling tot stand zijn gekomen, zodat niet valt in te zien dat deze concurrentiegevoelig zijn. Bovendien liggen de prijzen in het verleden.
4.4.
De rechtbank zal aan de verplichting tot afgifte niet de door [gedaagde 1] subsidiair gevraagde beperkingen stellen en Bliss niet verplichten een zekerheidsbedrag in depot te storten. [gedaagde 1] heeft deze verzoeken helemaal niet toegelicht en evenmin gesteld dat zij voor het verzamelen van de gegevens kosten moet maken.
4.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding de hoofdzaak aan te houden in afwachting van de procedure in Dubai. [gedaagde 1] heeft gesteld dat Bliss de dagvaarding in de hoofdzaak heeft laten uitbrengen op het moment dat zij wist van het voornemen van [gedaagde 1] om te dagvaarden in Dubai. Bliss heeft gesteld dat de procedure in Dubai op 1 mei 2025 is aangevangen, terwijl de dagvaarding in de hoofdzaak is uitgebracht op 14 maart 2025. De procedure in Dubai is dus van latere datum. Reeds om die reden bestaat geen aanleiding de hoofdzaak aan te houden wegens litispendentie.
4.6.
De rechtbank zal daarom bepalen dat [gedaagde 1] voor antwoord moet concluderen in de hoofdzaak. Bij die conclusie moet zij de primair gevraagde facturen en andere stukken in het geding brengen, en wel als automatisch doorzoekbaar bestand op een usb-stick, bijvoorbeeld als Excel-bestand of als pdf. Daarmee heeft [gedaagde 1] iets langer de tijd om aan de inzageverplichting te voldoen dan Bliss heeft gevorderd, maar de rechtbank vindt dit gerechtvaardigd door de zomerperiode en het tijdsbeslag dat met het verzamelen van de gegevens gemoeid kan zijn.
4.7.
[gedaagde 1] krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van Bliss betalen. De proceskosten van Bliss worden begroot op:
- salaris advocaat: € 614,00 (1,0 punt x tarief II: € 614,00)
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- totaal: € 792,00

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
beveelt [gedaagde 1] bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak de volgende stukken in het geding te brengen als automatisch doorzoekbaar bestand op een usb-stick:
a. de inkoopfacturen van alle bloemen (dit omvat dus alle geleverde producten) die [gedaagde 1] aan Bliss geleverd heeft in het kader van hun handelsrelatie sinds het begin van de samenwerking in 2011 tot aan de laatste levering op 28 november 2024; en
b. de facturen of andere stukken, waaruit eventuele additionele kosten voor de bloemen zouden blijken, die [gedaagde 1] aan Bliss in rekening heeft gebracht en heeft gepresenteerd als onderdeel uitmakend van de “kostprijs” van de bloemen vanaf het begin van de samenwerking in 2011 tot aan de laatste levering op 28 november 2024,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van Bliss van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 1] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde 1] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 24 september 2025voor het nemen van de conclusie van antwoord, waarna de Bliss op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.