Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,
3. [eiser 3] ,
[eiser 4] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
18 juni 2025voor beraad omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling,
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 juni 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, bestaande uit vier partijen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, waarbij de gedaagde stelt dat de eisers beschikkingsonbevoegd waren ten aanzien van hun aandeel in een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de gedaagde niet als een incidentele vordering kan worden gekwalificeerd, omdat een verklaring voor recht geen voorlopig oordeel betreft. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde dan ook afgewezen. Tevens is geoordeeld dat de gedaagde onterecht een incidentele vordering heeft ingesteld, waardoor de eisers onnodige kosten hebben gemaakt. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de eisers, die zijn begroot op € 1.392,00, inclusief wettelijke rente. De zaak is verder verwezen naar de rol voor beraad over een mondelinge behandeling in de hoofdzaak, met een aanhouding van verdere beslissingen.