Uitspraak
1.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 835,50, bestaande uit het griffierecht (€ 90,-), het salaris gemachtigde (2x € 339,-) en de nakosten (€ 67,50).
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen STICHTING STADGENOOT, de verhuurder van haar huurwoning, vanwege wateroverlast in de kelder. [eiser] stelt dat de kelder niet waterdicht is en vordert een verklaring voor recht dat er sprake is van een gebrek, herstel van het gebrek door de kelder waterdicht te maken, en een huurprijsverlaging van 10% vanaf zes maanden voor de dagvaarding. Daarnaast vordert zij een schadevergoeding van € 6.964,85 en een verklaring voor recht dat Stadgenoot aansprakelijk is voor haar schade.
De mondelinge behandeling vond plaats op 1 augustus 2025, waarbij de kantonrechter, mr. M. van der Kaay, de zaak behandelde. De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van een gebrek, maar dat Stadgenoot niet verplicht is om de kelder waterdicht te maken. In plaats daarvan wordt een huurverlaging van 5% toegewezen, met terugwerkende kracht tot zes maanden voor de dagvaarding. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de schade het gevolg is van het gebrek. Stadgenoot wordt wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij overwegend in het ongelijk is gesteld.
De kantonrechter verklaart voor recht dat er sprake is van een gebrek aan de woning, verlaagt de huurprijs met 5%, en veroordeelt Stadgenoot in de proceskosten van € 835,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.