In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2025 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. E.M. Hansen-Löve, bestuursrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend op 28 juli 2025 en was gericht tegen een eerdere beslissing van de rechter in een lopende beroepszaak van de verzoeker. De verzoeker had eerder, op 14 april 2025, een wrakingsverzoek ingediend dat ongegrond was verklaard. De verzoeker stelde dat hij niet voldoende tijd had gekregen om nadere stukken in te dienen en dat de communicatie met de rechtbank niet goed verliep. De rechter heeft echter aangegeven dat de verzoeker meerdere keren de gelegenheid heeft gehad om documenten in te dienen en dat de procedure correct is verlopen. De Wrakingskamer oordeelde dat een rechterlijke beslissing, zoals het vaststellen van een termijn voor het indienen van stukken, geen grond kan zijn voor wraking. Bovendien werd vastgesteld dat de verzoeker eerder lichtvaardig en zonder redelijke grond wrakingsverzoeken had ingediend, wat werd aangemerkt als misbruik van recht. De Wrakingskamer besloot dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen.