ECLI:NL:RBAMS:2025:6030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
24/2241
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig in Curaçao, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 februari 2024, waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 juli 2025, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Eiser betoogde dat het Uwv ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en voerde aan dat de vordering inmiddels was verjaard. Hij stelde ook dat zijn privacy was geschonden door het Uwv en dat de hoogte van de vordering onduidelijk was.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beroepschrift na de beroepstermijn was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken na bekendmaking van het besluit. Het Uwv had het besluit op 29 februari 2024 verzonden, waardoor de termijn eindigde op 12 april 2024. Het beroepschrift werd pas op 14 april 2024 verzonden en op 16 april 2025 ontvangen door de rechtbank. Eiser had geen geldige reden gegeven voor de late indiening, en de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en bleef het bestreden besluit in stand.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat indiener van een beroepschrift tijdig moet reageren en dat het niet tijdig indienen van een beroepschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er sprake is van verschoonbare redenen. In dit geval was er geen grond voor het oordeel dat de late indiening verschoonbaar was, en de rechtbank heeft het beroep derhalve niet inhoudelijk beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2241

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Curaçao), eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 29 februari 2024. In dat besluit heeft Uvw het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Gemachtigde is, met bericht van afmelding, ook niet verschenen.

Standpunt partijen

2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het Uwv het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft tijdig bezwaar ingediend. Daarnaast voert eiser aan dat de vordering inmiddels is verjaard, eiser heeft sinds 2011 geen brieven meer ontvangen over de vordering en het Uwv heeft niet aangetoond dat de vordering is gestuit brieven die hem daadwerkelijk hebben bereikt. Daarnaast stelt eiser dat zijn privacy is geschonden omdat het Uwv bij de belastingdienst persoonsgegevens heeft opgevraagd. Eiser stelt tot slot dat de hoogte van de vordering niet duidelijk is. Eerder was er een vordering van €6.974,24, nu is de vordering €11.073,98. Eiser begrijpt niet waar dit verschil vandaan komt.
3. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is, omdat het bezwaar zich richt tegen een betalingsherinnering van een eerder opgelegde terugvordering en niet tegen een besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke behandeling van het beroep, moet de rechtbank eerst ambtshalve beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk is.
5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken na bekendmaking van het besluit. [1] Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Als het beroepschrift na de beroepstermijn is ingediend leidt dit in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
6. Volgens het Uwv is het bestreden besluit op 29 februari 2024 verzonden. Dit betekent dat de termijn van zes weken is gaan lopen op 1 maart 2024 [2] en dat de termijn eindigde op 12 april 2024. Het beroepsschrift is op 14 april 2024 aangetekend verzonden en op 16 april 2025 bij de rechtbank ontvangen. De beroepstermijn is hiermee overschreden.
7. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van een beroepschrift in verzuim is geweest, is de termijnoverschrijding verschoonbaar en behandelt de rechtbank het beroep alsnog inhoudelijk. [3]
8. De rechtbank heeft met een brief van 19 april 2024 eiser verzocht aan te geven wat de reden is voor de te late indiening. Eiser heeft hier met een brief van 11 juni 2024 op gereageerd. Eiser stelt dat hij het bestreden besluit pas op 7 maart 2024 heeft ontvangen. Hij stelt dat de termijn zodoende later, vanaf die datum, is aangevangen en dat het beroep daarom tijdig is ingesteld.
9. Dat eiser het bestreden besluit een week nadat het is verstuurd heeft ontvangen, acht de rechtbank geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser had immers na ontvangst van het besluit nog ruim voldoende de tijd om beroep in te stellen, zo nodig op nader aan te voeren gronden. Eiser heeft geen reden gegeven waarom dit pas op 14 april 2024 daadwerkelijk is gebeurd en niet gebleken is dat hij niet eerder gronden had kunnen indienen.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank acht het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser het beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn heeft ingediend. Er is geen grond voor het oordeel dat deze late indiening verschoonbaar is. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen en dat het bestreden besluit in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.A. van der Heijden, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van der Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 6:11 van de Awb.