ECLI:NL:RBAMS:2025:6034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
25/1667
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte terugvordering huurtoeslag en zorgvuldigheidsgebrek bij bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Peterse, en verweerder, het Ministerie van Financiën, de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. F. Huizenga. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van huurtoeslag over 2023, vastgesteld op € 2.594,-, en het teveel betaalde voorschot van € 993,-. Verweerder had het bezwaar ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, wat een zorgvuldigheidsgebrek opleverde. Verweerder erkende dit gebrek, maar stelde dat eiser niet benadeeld was, omdat hij zijn bezwaren alsnog op de zitting kon uiten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de terugvordering van de huurtoeslag terecht was, maar dat het gebrek in de hoorplicht niet zonder gevolgen kon blijven.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar bepaald dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursprocedures, ook al is er geen schade voor de eiser ontstaan door het gebrek in de hoorplicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Peterse),
en

Ministerie van Financiën, de Dienst Toeslagen, verweerder.

(gemachtigde: mr. S. Peterse).

Inleiding

1. Bij besluit van 13 september 2024 heeft verweerder de definitieve huurtoeslag over 2023 vastgesteld op € 2.594,- en het teveel betaalde voorschot van € 993,- aan huurtoeslag over dat jaar teruggevorderd van eiser met € 7,- aan rente.
1.1
Met het bestreden besluit van 3 februari 2025 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. F. Huizenga.

Beoordeling rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de huurtoeslag voor 2023 op €2.594,- heeft vastgesteld en of verweerder het teveel uitgekeerde bedrag met rentekosten mocht terugvorderen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. In de gronden van het beroep stelt eiser dat er ten onrechte is afgezien van horen. Eiser stelt dat hij op 13 januari 2025 en op 17 januari 2025 meermaals heeft gebeld naar verweerder, maar dat het niet is gelukt om verweerder te bereiken. Hij heeft daardoor ten onrechte geen uitleg gekregen over de beschikking.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift en op de zitting uiteengezet dat hij een deel van de toeslag heeft teruggevorderd, omdat het definitieve gezamenlijke inkomen van eiser en zijn partner hoger is dan het geschatte gezamenlijke inkomen zodat te veel huurtoeslag als voorschot is gegeven. Verweerder benadrukt dat eiser deze schatting zelf heeft doorgegeven. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat hij anders had kunnen en willen handelen naar eiser wat betreft het horen. Verweerder is daarom bereid om het griffierecht aan eiser te vergoeden.
5. Omdat verweerder heeft erkend dat eiser ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, is er sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
6. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat eiser door het geconstateerde gebrek niet is benadeeld. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser op de zitting in de beroepsfase alsnog zijn bezwaren tegen het bestreden besluit heeft kunnen uiten en verweerder zowel in het verweerschrift als mondeling op de zitting de besluitvorming heeft toegelicht.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb vormt aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser dient te vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die in aanmerking komen voor een vergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025 door mr. K.M.A. van der Heijden, rechter, in aanwezigheid van E.M. de Buur, griffier.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.