Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 5 maart 2025 waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De feiten
Underwriter) de verzekeringspolis met NPM heeft afgesloten namens de gedaagden in deze procedure. De afgesloten W&I verzekering verzekert - kort gezegd - de eventuele schade die NPM lijdt als gevolg van een schending van de garanties die zijn overeengekomen in de Koopovereenkomst.
3.Accounts and Financial
8.Agreements
any agreement representing an annual value to the Group of EUR 250,000 or more’
11.Legal compliance
16.Information
“means that the relevant facts, matters or circumstances were disclosed in such manner and with such detail as to enable a prudent person with knowledge of the relevant field, based on a prima facie review, to assess the commercial, financial, legal or other relevance of such disclosure for the Purchaser or the relevant Group Companies”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Misrepresentation of solvency ratio under financing covenants with BNG
Sellers failed to disclose the agreement and other material information regarding the Target Group's main agent (Solaroz)
de solvabiliteitsclaim”en
de “commissieovereenkomst claim”.
‘true and accurate’).
‘shareholder loans’ en ‘third party loans’). NPM stelt dat zij na het sluiten van de Koopovereenkomst e-mails heeft ontdekt waaruit de gestelde manipulatie van de solvabiliteit van RTE door het verstrekken van leningen bleek. De leningsovereenkomsten zijn volgens NPM bovendien geantedateerd en ook bleek dat de kortlopende leningen in de laatste conceptversie van de jaarrekening ten onrechte stonden geboekt als langlopende leningen. Een en ander leidt volgens NPM tot schending van de drie genoemde garanties.
dat deze tijdelijke voorziening noodzakelijk was om aan de ratios van de bank te voldoen. Deze tijdelijke leningen zijn binnen enkele weken weer afgelost en bleken, achteraf gezien, ook niet noodzakelijk te zijn.’ De notulen maakten onderdeel uit van de ter beschikking gestelde documenten in de dataroom in het kader van het due diligence onderzoek en waren van beperkte omvang; 4 pagina’s.
‘Eind 2018: €300k SHL verstrekt met 4%, duur van drie weken.’PWC was dus op de hoogte van de leningen en moet - zeker gezien haar expertise op dit gebied (als
‘prudent person’ en ‘
based on a prima facie review’) – worden geacht te hebben begrepen dat een leningen met een looptijd van drie weken die rondom de jaarovergang worden afgesloten, impact kunnen hebben op de jaarcijfers, in het bijzonder op de solvabiliteit. In ieder geval had PWC daar nadere vragen over kunnen stellen. Dat dat kennelijk niet is gebeurd, impliceert dat het doel van de leningen bekend was, maar ligt in ieder geval in de risicosfeer van NPM. NPM mocht niet uitgaan van de juistheid van het antwoord van de CFO dat het doel van de leningen ‘working capital’ was. Los van het feit dat dit antwoord lijkt te zien op de leningen uit 2017 en niet op de leningen van eind 2018, rust op NPM in deze omstandigheden ook een onderzoeksplicht. Dat geldt temeer als op basis van de beschikbaar gestelde informatie reden is om aan de juistheid van een mededeling te twijfelen. Zoals hiervoor al toegelicht, had PWC reden om nadere vragen te stellen, hetgeen zij heeft nagelaten.
fairly disclosed’waren op de transactiedatum en er op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de verzekeringspolis, dus geen sprake is van dekking onder de polis.
certain tricks’ en ‘
amongst others’. Ook uit de e-mails die als bijlage 5 zijn meegestuurd bij de claim notice blijkt volgens NPM de werkwijze rondom het OHW. Volgens NPM is het OHW dus wel tijdig gemeld. Bovendien stelt NPM dat bij het indienen van de claim notice is gemeld dat het onderzoek nog gaande was en dat zij zich het recht heeft voorbehouden de claim aan te vullen. NPM beroept zich daarbij op het bepaalde in artikel 5.5 van de polisvoorwaarden. Arch c.s betwist dat zij (impliciet) akkoord zou zijn gegaan met een aanvulling van de claim na afloop van de termijn waarbinnen deze moest zijn ingediend.
General Warranties’, waarvoor een ‘
Expiry Date’ geldt van twee jaar na de ondertekeningsdatum van 20 juni 2019. Op basis van artikel 5.1, 5.3 en 5.4 van de verzekeringspolis moeten alle in redelijkheid bekende feiten en omstandigheden die aan een claim ten grondslag liggen vóór het verstrijken van de termijn zijn ingediend. Te late indiening leidt tot uitsluiting van de dekking. Op basis van artikel 5.5 van de polis geldt voorts nog dat als een claim tijdig is ingediend, een eventuele nieuwe schade die rechtstreeks voortvloeit uit de feiten en omstandigheden die zijn gemeld in de tijdig ingediende schadeclaim, geacht wordt gelijktijdig met de eerste claim te zijn gemeld.
‘Misrepresentation of solvency ratio under financing covenants with BNG‘staat de solvabiliteitsclaim in detail beschreven. Daarin staat echter niet expliciet beschreven dat de solvabiliteit is gemanipuleerd door het naar voren halen van winsten uit lopende projecten, terwijl wel wordt verwezen naar het antedateren van leningsovereenkomsten en het feit dat de leningen ten onrechte als langlopend zijn geboekt. Op basis van artikel 5 moeten alle in redelijkheid bekende feiten en omstandigheden die aan een claim ten grondslag liggen vóór het verstrijken van de termijn zijn ingediend. Het niet expliciet benoemen van het OHW als relevant feit, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan dit vereiste. Dat NPM in de claim notice in algemene zin stelt te hebben verwezen naar het OHW door gebruik van de woorden ‘
certain tricks’ en ‘
amongst others’ is naar het oordeel van de rechtbank niet specifiek genoeg en voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 5 van de polis. Ook het feit dat er in een omvangrijke bijlage bij de claim notice op een enkele plek zijdelings is verwezen naar het percentage van winst dat kan worden genomen op een lopend project, maakt niet dat daarmee de feiten en omstandigheden rondom de OHW claim zijn gemeld. Het beroep van NPM op artikel 5.5 van de polis gaat ook niet op. Dit artikel bepaalt immers dat als een claim tijdig is ingediend, een eventuele nieuwe schade die het gevolg is van de eerder gemelde feiten en omstandigheden, wordt geacht gelijktijdig met de eerste claim te zijn gemeld. In het onderhavige geval zijn het juist de feiten en omstandigheden rondom het OHW die niet tijdig zijn gemeld. Het beroep van NPM op dit artikel leidt dus niet tot de conclusie dat het OHW wel tijdig is gemeld.
fairly disclosed’ is en daarmee is uitgesloten van de dekking en dat de claim, voor zover die ziet op het OHW, te laat is ingediend om onder de dekking te vallen. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van NPM, voor zover die is gegrond op de solvabiliteitsclaim wordt afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de gang van zaken rondom de gestelde manipulatie van de solvabiliteitsratio wellicht had kunnen leiden tot het opzeggen van de financieringsovereenkomst door BNG, zoals door NPM is gesteld. Het staat echter vast dat BNG de financiering niet heeft beëindigd, zodat dit risico zich niet heeft verwezenlijkt en er als gevolg daarvan dus ook geen schade is geleden. Bovendien zijn de verstrekte leningen al snel en ruimschoots voor de transactiedatum terugbetaald en hebben deze dus ook geen impact gehad op de winstgevendheid van de onderneming. Over de door NPM gestelde schade in verband met het volgens haar in het IM ten onrechte geschetste beeld dat RTE een winstgevende en zelf-financierende onderneming was, is hiervoor onder alinea 4.2 t/m 4.4 al besproken dat daarvoor een disclaimer geldt en geen garantie is gegeven, zodat een eventuele schade op die grond dus ook niet verzekerd is.
agreements’ garantie uit artikel 8.1 van schedule 2 bij de verzekeringspolis. De in dit artikel beschreven garantie geldt alleen voor ‘
material agreements’. Volgens de definitie uit de Koopovereenkomst is sprake van een material agreement als het gaat om een overeenkomst die een jaarlijkse waarde vertegenwoordigt van € 250.000,00 of meer. NPM heeft in de dagvaarding gesteld dat Orange over een periode van 27 maanden van oktober 2018 tot (en met) december 2020 een bedrag van € 539.000,00 exclusief btw heeft gefactureerd voor werkzaamheden die [naam] heeft uitgevoerd in die periode. Van dat bedrag was een deel, € 200.000,00, het resultaat van een, na de overname door NPM gemaakte, afspraak met [naam] over afkoop van een bepaalde bonusstructuur. De conclusie op basis van deze cijfers is dat de gemiddelde jaarlijkse contractwaarde onder de € 250.000,00 ligt en het contract met Orange dus niet kan worden gekwalificeerd als ‘
material agreement’. Het niet opnemen van dit contract leidt dus ook niet tot een schending van de ‘
agreements’ garantie.
information’ garantie uit artikel 16 van schedule 2 bij de verzekeringspolis. Volgens artikel 4.2 van de polis is - zoals hiervoor onder alinea 4.7 ook al is beschreven – geen sprake van een garantieschending als de feiten en omstandigheden die aan de garantieschending ten grondslag liggen bekend waren of bekend moeten worden verondersteld. Arch c.s. heeft (onbetwist) aangevoerd dat [naam] staat genoemd in een in de dataroom aanwezig personeelsorganogram en dat ook de voorwaarden van de externe agenten (onder wie die van [naam] ) in het ‘personeel contracten overzicht’ in de dataroom zijn gedeeld. Verder verwijst Arch c.s. naar het financial due diligence rapport van PWC waarin staat dat er ‘
self-employed people’werken bij RTE die ‘
incentivised’ worden ‘
via sales bonuses to generate business’.
fairly disclosed’ is, in ieder geval zodanig dat RTE heeft voldaan aan haar mededelingsplicht. Het had op de weg van NPM gelegen om in het kader van haar onderzoeksplicht nadere vragen te stellen over de samenwerking met Orange/ [naam] . Nu de conclusie is dat de informatie over de samenwerking met Orange/ [naam] fairly disclosed is, is op grond van artikel 4.2 sprake van een uitsluiting van de dekking onder de verzekeringspolis.