Uitspraak
1.[gedaagde ] ,
2.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, PLAATSELIJK BEKEND ALS [gedaagden],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vordert de stichting Ymere, als verhuurder, ontruiming van een sociale huurwoning van gedaagde, die sinds 16 mei 2001 huurt. Ymere stelt dat gedaagde zijn hoofdverblijf in de woning niet heeft en de woning ongeoorloofd heeft onderverhuurd. De kantonrechter oordeelt dat Ymere onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat gedaagde zijn hoofdverblijf heeft prijsgegeven. De kantonrechter benadrukt dat een ontruiming in kort geding een ingrijpende maatregel is en dat er grote terughoudendheid moet worden betracht. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen omdat niet aannemelijk is dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure in het voordeel van Ymere zal beslissen. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat hij de woning niet als hoofdverblijf bewoont en heeft verklaard dat hij regelmatig naar Tunesië reist om zijn kinderen te zien, maar dat hij zijn hoofdverblijf in Nederland heeft. De kantonrechter concludeert dat de vordering van Ymere niet kan worden toegewezen en dat Ymere in de proceskosten wordt veroordeeld.