ECLI:NL:RBAMS:2025:6182

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
25/1187
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing AOW-uitkering aan eiseres in het geval van polygamie

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres, afkomstig uit Marokko, is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt deze beroepsgronden en komt tot de conclusie dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht geen AOW-uitkering heeft toegekend aan eiseres. De rechtbank legt uit dat de huwelijkse tijdvakken alleen worden toegekend aan de eerste echtgenote in het geval van polygamie, en dat eiseres in dit geval geen recht heeft op een AOW-uitkering omdat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de AOW-aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van der Maas, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Marokko), eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. E.M. Mulder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Svb terecht geen AOW-uitkering heeft toegekend aan eiseres. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres is getrouwd geweest met de heer [naam] (hierna: [naam] ). [naam] heeft in het verleden gewerkt en gewoond in Nederland. Op [datum 1] 1990 is [naam] overleden. Hij woonde toen in [plaats] . Op 31 maart 2021 heeft eiseres via het CNSS [1] een aanvraag voor een AOW-pensioen ingediend. Deze is afgewezen omdat eiseres toen nog niet de AOW-leeftijd had bereikt.
4. Eiseres heeft op 29 mei 2024 nogmaals een AOW-uitkering aangevraagd. De Svb heeft deze aanvraag met het besluit van 2 oktober 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
4.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de Svb terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een AOW-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Juridisch kader
6. Iemand is onder meer verzekerd voor de AOW als hij in Nederland woont of werkt. [3] Uit de AOW volgt dat iemand recht heeft op een AOW-pensioen wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en minimaal één jaar verzekerd is geweest voor de AOW in de periode tussen de aanvangsleeftijd en de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. [4] De aanvangsleeftijd ligt vijftig jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd en binnen de genoemde periode bouwt iemand AOW-pensioen op door daarvoor verzekerd te zijn. De pensioengerechtigde leeftijd voor het jaar 2024 is 67 jaar en de aanvangsleeftijd voor het jaar 2024 is 17 jaar. [5] Dit betekent dat eiseres, vanaf [datum 2] 2024 een aanvraag kon doen voor een AOW-pensioen.
AOW-recht eiseres
7. Eiseres heeft op 29 mei 2024 (opnieuw) een aanvraag voor een AOW-uitkering gedaan.
7.1.
De Svb heeft vastgesteld dat eiseres nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, dit wordt door eiseres ook erkend. Op grond hiervan heeft zij dus geen AOW-recht opgebouwd. [6] Ook sloot de tijdelijke weduwenuitkering die eiseres in 1990-1991 ontving niet aan op de verplichte verzekering van [naam] . [7] Eiseres kon op basis van die grond dus ook niet verzekerd zijn voor de AOW. Zij heeft zich daarnaast ook niet vrijwillig voor de AOW verzekerd.
8. Daarnaast is het zo dat [naam] , naast met eiseres, ook nog gehuwd was met een andere vrouw. Er was dus sprake van polygamie. De Svb heeft op basis van de beleidsregel SB2183 beleid vastgelegd voor deze specifieke situatie. De huwelijkse tijdvakken worden alleen toegekend aan de vrouw die op de datum van de inwerkingtreding van het gewijzigde NMV [8] , 1 november 2004, bevoegd is zich vrijwillig te verzekeren. Dat is in het geval van polygamie de eerste echtgenote. De eerste echtgenote heeft op grond van het beleid van de Svb recht op een, door de man tijdens het huwelijk opgebouwd, AOW-pensioen. Nu de eerste echtgenote getrouwd is geweest met [naam] totdat hij overleed, maakt eiseres geen aanspraak op de huwelijkse tijdvakken. De Svb heeft de AOW-aanvraag van eiseres terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De afwijzing van de AOW-uitkering blijft in stand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.La Caisse Nationale de Sécurité Sociale.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Artikel 6 van de AOW.
4.Artikel 7 van de AOW.
5.Artikel 7a, eerste lid, aanhef en onder m, van de AOW.
6.Artikel 13, eerste lid, van de AOW.
7.Artikel 26, eerste lid, KB 746- oud.
8.Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Konikrijk Marokko.