Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.STICHTING HULPTROEPEN ALLIANTIE,
HULPTROEPEN ALLIANTIE B.V.,
1.[medewerker 1] ,
[medewerker 2],
[medewerker 3],
[medewerker 4],
[medewerker 5],
[medewerker 6],
1.RELIEF GOODS ALLIANCE B.V.,
2.SPHINX HOLDING B.V.,
3.
DUYFKEN C.V.,
4.
STICHTING 'T NUT,
[initiatiefnemer 1] ,
6.LABORARE OMNIA VINCIT B.V.,
7.
[initiatiefnemer 2],
8..NOAH HOLDING B.V.,
9.
NOMI B.V.,
10.
STICHTING NOMI,
11.
[initiatiefnemer 3],
1..RELIEF GOODS ALLIANCE B.V.,
2.SPHINX HOLDING B.V.,
3.
DUYFKEN C.V.,
4.
STICHTING 'T NUT,
[initiatiefnemer 1] ,
6.LABORARE OMNIA VINCIT B.V.,
7.
[initiatiefnemer 2],
8.NOAH HOLDING B.V.,
9.
NOMI B.V.,
10.
STICHTING NOMI,
11.
[initiatiefnemer 3],
[partner initiatiefnemer 3],
STICHTING HULPTROEPEN ALLIANTIE,
HULPTROEPEN ALLIANTIE B.V.,
1.[medewerker 1] ,
[medewerker 2],
[medewerker 3],
[medewerker 4],
[medewerker 5],
[medewerker 6],
1.STICHTING HULPTROEPEN ALLIANTIE,
HULPTROEPEN ALLIANTIE B.V.,
1.[initiatiefnemer 1] ,
[initiatiefnemer 2],
3.
[initiatiefnemer 3],
RELIEF GOODS ALLIANCE B.V.,
1.Dit vonnis in het kort
non-profitinitiatief “Hulptroepen Alliantie”. Zij worden daarin gesteund door de (oud-)medewerkers van dit initiatief. [initiatiefnemer 2] en [initiatiefnemer 3] waren bestuurders van SHA en [initiatiefnemer 1] gedroeg zich volgens SHA c.s. in praktijk ook als bestuurder. Zij houden [de drie] aansprakelijk omdat zij niet met SHA maar met RGA de overeenkomsten voor de mondkapjes zijn aangegaan en de winst zelf hebben gehouden. Dat hebben zij niet alleen bij de mondkapjesdeal zo gedaan, maar ook bij leveringen aan andere afnemers. Volgens SHA c.s. hebben zij daarbij gebruik gemaakt van hun rol bij SHA en hebben zij hun eigen belang om geld te verdienen steeds zwaarder laten wegen dan het belang van de stichting. De winst van de mondkapjesdeal en van de andere transacties moet volgens SHA c.s. daarom in de vorm van een schadevergoeding worden terugbetaald aan de stichting. De rechtbank geeft SHA c.s. daarin gelijk, dat is te lezen vanaf nummer 6.1 in dit vonnis.
non-profitinitiatief “Hulptroepen Alliantie” hoorde en wist niet dat het drietal zelf zoveel geld zou verdienen met de transactie. De rechtbank geeft de Staat daarin geen gelijk, dat is te lezen vanaf nummer 6.40 in dit vonnis. In het kort, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat de Staat het bij het sluiten van de mondkapjesdeal belangrijk vond of hiermee winst kon worden gemaakt en waar die winst terecht zou komen.
2.De procedure
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het vonnis in incident van 28 februari 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:1069, aangevuld met het herstelvonnis van 20 maart 2024) en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 december 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) op grond van artikel 44 lid 1 Rv,
- de brief van de Staat van 14 januari 2025, met opmerkingen op het laatste proces-verbaal,
- de gezamenlijke zogenoemde Borgersbrief van [initiatiefnemer 2 c.s.] en [initiatiefnemer 3 c.s.] ,
- de brief van SHA c.s. van 22 januari 2025, met opmerkingen op het laatste proces-verbaal,
- de Borgersbrief van de Staat,
- de Borgersbrief van [initiatiefnemer 1 c.a.] ,
- de brief van de Medewerkers van 29 januari 2025, met opmerkingen over het laatste proces-verbaal,
- het vonnis in incident van 28 februari 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:1068) en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 december 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van de Staat van 14 januari 2025, met opmerkingen op het laatste proces-verbaal,
- de brief van SHA c.s. van 22 januari 2025, met opmerkingen op het laatste proces-verbaal,
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 december 2024 en de daarin genoemde stukken.
- de akte uitlaten van [initiatiefnemer 1 c.a.] van 18 december 2024,
- de e-mails namens [initiatiefnemer 2 c.s.] en [initiatiefnemer 3 c.s.] van 18 december 2024, waarin zij zich verenigen met de inhoud van voornoemde akte,
- de e-mail van 23 december 2024 namens [initiatiefnemer 2] , met opmerkingen op het proces-verbaal,
- de e-mail van 24 december 2024 namens SHA, met opmerkingen op het proces-verbaal.
3.De drie zaken in dit vonnis: leeswijzer
4.De feiten
alles op alles” zet om persoonlijke beschermingsmiddelen naar Nederland te halen.
Operation Crisis Relief”, waar ook [initiatiefnemer 1] en een aantal van de Medewerkers aan deelnemen. In de appgroep worden die dag de mogelijkheden van een mondkapjes-initiatief zonder winstoogmerk besproken, wat later de “
Hulptroepen Alliantie” zal gaan heten. SHA en HABV bestaan op dat moment nog niet. In de appgroep worden verder contactpersonen genoemd bij Coolblue, KLM en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS).
“Als het klaar is storten we dat naar een goed doel ofzo”
Operation Crisis Relief” dat hij een belangrijk telefoontje van VWS heeft gekregen en dat zij een “
license to operate” hebben.
Het kan. Helaas wil de overheid weinig risico nemen (…) men ging er niet in mee. Private partijen dragen het hoogste risico nu ( ... ). Bedrijfsleven is bereid risico's te nemen die overheid niet durft te nemen.”
Operation Crisis Relief” en introduceert hem als volgt:
Hij checkt voor ons de CE certificaten (database en op evt Photoshop gerommel) en categoriseert en administreert wat er binnenkomt.”
aardig wat goodwill [heeft] gebruikt (ook bij zijn overheidsconnecties)”.
auditzal verrichten in de fabriek en dat HABV de kosten daarvoor zal betalen. [medewerker 4] controleert vervolgens op verzoek van [initiatiefnemer 3] het door [vrijwilliger 2] gestuurde CE-certificaat van Ryzur.
non-disclosure agreement(hierna: NDA of verwilligersovereenkomst) op. Deze NDA moet getekend worden door de bij SHA betrokkenen vrijwilligers. In de NDA staat onder meer een geheimhoudingsverplichting met boetebeding.
audit:
auditvan SGS worden enkele dagen hierna door HABV betaald, waarna zij de resultaten ontvangt.
founder” ondertekent, schrijven zij onder meer:
Operation Crisis Relief”:
Operation Crisis Relief” stuurt hij de volgende toelichting bij deze Twitter-berichten:
Hulptroepen.nu, hulp voor de zorghelden” en vermeldt verder een “
copyright [SHA] 2020”:
What the fuck krijgen we nou, we bellen weer even opnieuw in. Er gebeurt hier iets achter mijn rug”.
copyright [SHA] 2020” en een logo van “
Hulptroepen.nu, hulp voor de zorghelden”, dat vervolgens op iedere pagina staat:
non-profitbasis blijven richten op levering van persoonlijke beschermingsmiddelen. Verder staat er onder meer in dat de bestelde producten meevliegen met een luchtbrug die mede door KLM/Hulptroepen Alliantie is geïnitieerd, en zullen worden getest door GreenCycl en TU Delft.
[HABV] is 100% eigendom van [SHA]”, gevolgd door de KvK-gegevens van deze beide entiteiten. Verder staat op deze pagina dat "
onze organisatie” over “
algemene voorwaarden, vrijwilligersovereenkomsten en noodzakelijke verzekeringen” beschikt. Ook in deze presentatie worden [initiatiefnemer 1] , [initiatiefnemer 2] , [initiatiefnemer 3] en [vrijwilliger 3] genoemd als contactpersonen.
voorfinancieren tot in China”, waaraan hij toevoegt:
PO” (
purchase order) kan plaatsen:
Copyright [SHA] 2020" en het logo van “
Hulptroepen.nu, hulp voor de zorghelden”. De titel is: “Voorstel tot samenwerking tussen LCH & Hulptroepen Alliantie”.
LCH en Hulptroepen mbt een mogelijke samenwerking” en dat dit “
de high level uitkomst van die beoogde samenwerking” is. Ook staat er dat het eerste voorstel van 11 april 2020 de basis vormt. De introductiepagina sluit af met de ondertekening: “
Hulptroepen – [ [initiatiefnemer 1] ], LCH - [ [coördinator LCH] ]”
via nieuw op te richten entiteit: [RGA] welke separaat gefinancierd zal worden”. In de presentatie staat verder:
HABV] is 100% eigendom van [SHA]” en zijn de Kamer van Koophandel-gegevens van SHA en HABV opgenomen. Van RGA zijn geen contactgegevens opgenomen, noch is zij anderszins vermeld op de laatste pagina van dit voorstel
.
volledige overige winst die overblijft (…) via de stichting terug naar zorginstellingen”moet vloeien.
niet geïnteresseerd [is] in het bijdragen aan een deels (geheime) commerciële organisatie, die steunt op de ruggengraat van een stichting in tijden van crisis”.
Hulptroepen.nu Kern”. Enkele van de Medewerkers, waaronder [medewerker 1] , [de drie] nemen deel aan deze groep en bespreken die dag onder meer:
deelnemende partijen” moeten ondertekenen (hierna: het LCH-convenant). [initiatiefnemer 2] ondertekent het LCH-convenant als “
Director” van “
Hulptroepen Alliantie” en [initiatiefnemer 3] als bestuurder van “
Hulptroepen Alliantie Stichting”. In het LCH-convenant staat onder meer dat deelnemende partijen zonder winstoogmerk meewerken aan het LCH en geen misbruik zullen maken van de coronacrisis.
PO Relief Goods Alliance (RGA)”. In de e-mail staat onder meer dat de CE-certificaten niet voldoen en dat de “
credit check” op RGA negatief zal zijn vanwege de recente oprichtingsdatum, zodat het LCH-management negatief zal adviseren over de inkooporderformulieren. [initiatiefnemer 1] benadert [coördinator LCH] en zegt hem toe dat hij met aanvullende informatie zal komen.
Copyright [SHA] 2020", het logo van “
Hulptroepen.nu, hulp voor de zorghelden” en de titel “
Voorstel tot samenwerking tussen LCH & Hulptroepen Alliantie”. De pagina vermeldt nu ook dat het “
Project zal worden uitgevoerd door [RGA]”:
HABV] is 100% eigendom van [SHA]” en zijn de Kamer van Koophandel-gegevens van SHA en HABV opgenomen. Over RGA is op de laatste pagina niets vermeld.
2 PO's die zullen lopen via Hulptroepen” kan tekenen.
HABV] is 100% eigendom van [SHA]”, de Kamer van Koophandel-gegevens van SHA en HABV en de contactgegevens van [initiatiefnemer 1] . RGA wordt niet genoemd.
namens de Hulptroepen”een “
Overflow voorstel” aan het LCH, waarbij in totaal circa 1,7 miljard mondkapjes worden aangeboden. In zijn e-mail, met [initiatiefnemer 3] en [initiatiefnemer 2] in cc, schrijft hij onder meer:
Founder” en de slogan “
Voor de zorghelden” en voegt facturen toe die aan HABV zijn gericht.
HABV] is 100% eigendom van [SHA]” en worden de Kamer van Koophandel-gegevens van SHA, HABV en RGA vermeld. In de presentatie staat ook dat RGA de “
entiteit voor levering aan grote (zorg)instellingen en overheden” is. Accolade Zorggroep bestelt enige tijd later voor €37.800,- aan mondkapjes en ontvangt daarvoor een factuur van RGA.
- Non-profit
- Crisis gerelateerd
- Naam tikkeltje activistisch"
De geheime coronadeals van [initiatiefnemer 1]”. In het artikel staat onder meer dat de mondkapjesovereenkomsten met RGA zijn gesloten, waarvan [de drie] aandeelhouder zijn, dat duidelijk was dat een miljoenenwinst kon worden gemaakt en dat zij nooit duidelijkheid hebben gegeven over hun financiële belangen.
update (…) n.a.v. berichtgeving in de media” dat er naast SHA en HABV een commerciële BV bestaat, RGA. Daar wordt op 8 juli 2021 aan toegevoegd dat deze entiteit bedoeld is om “
grootzakelijke aanvragen te verwerken die niet binnen de missie of het risicoprofiel vallen van SHA”
[voornaam initiatiefnemer 1] miljoenen”, van onderzoeksplatform
Follow The Money. De publicaties leiden tot veel maatschappelijke en politieke aandacht. Verschillende betrokkenen reageren in de media op de publicaties.
externe onafhankelijke partij” opdracht zal krijgen om onderzoek te doen naar de mondkapjesovereenkomsten.
Onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden in relatie tot het Landelijk Consortium Hulpmiddelen — Relief Goods Alliance” (hierna: het Grant Thornton-rapport).
Bevindingen ten aanzien van de bij Relief Goods Alliance geplaatste orders” staat in het Grant Thornton-rapport:
“Op basis van de door ons uitgevoerde werkzaamheden en de bevindingen die hieruit voortvloeien hebben wij geen indicaties verkregen dat zich mogelijk integriteitschendingen hebben voorgedaan in relatie tot de door LCH geplaatste orders bij RGA.”
door het creëren en laten voortbestaan van een belang dat tegenstrijdig was aan het belang van SHA (…) zich bij de vervulling van hun taak niet [hebben] gericht naar het belang van SHA en de met haar verbonden onderneming”. De rechtbank benoemt een nieuwe bestuurder van SHA.
Onderzoek inkoop PBM, (deel)Verslag van handelingen inzake transacties Relief Goods Alliance B.V.” (hierna: het Deloitte-rapport). In het rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek naar “
de totstandkoming en uitvoering van de inkooptransacties met RGA, waaronder de aanloop hiernaartoe met Hulptroepen Alliantie”. Deloitte heeft daarvoor onder meer toegang gehad tot financiële administraties, e-mails en chatgesprekken. Ook heeft Deloitte interviews gehouden met de betrokken bij het LCH, VWS, SHA en RGA. Deloitte merkt in het rapport op dat zij van de betrokkenen bij RGA selectief informatie overgedragen heeft gekregen en dat zij geen zelfstandige toegang heeft gekregen tot de informatiesystemen van RGA.
- de inhoud van de mondkapjesovereenkomsten (nummers 4.95 en 4.108);
- de bestuurs- en aandeelhoudersstructuur van RGA en SHA (nummer 4.139);
- het rapport van Grant Thornton (nummer 4.149);
- de brief van het OM, waarmee het civiele onderzoek van het OM begon (nummer 4.156);
- de aankondiging van het OM, dat het een strafrechtelijk onderzoek begint (nummer 4.157) en
- de ontslagzaak en het hoger beroep (nummers 4.165 en 4.166).
5.Het geschil
6.De beoordeling
moet de winst van de mondkapjesovereenkomsten naar SHA c.s.?
het bevorderen van het beschikbaar komen van medische hulpmiddelen en aanverwante producten voor de zorg in tijden van nood” (zie nummer 4.27). SHA doet dit volgens haar statuten onder meer door het ondersteunen van projecten en organisaties met eenzelfde doelstelling als die van SHA en door het oprichten van en het deelnemen in andere rechtspersonen. De rechtbank kan SHA c.s. dan ook volgen in hun betoog dat het aangaan van de mondkapjesovereenkomsten, al dan niet via haar werkmaatschappij HABV, in het belang van SHA was. Met de leveringen onder die overeenkomsten zou SHA ervoor zorgen dat er tijdens de coronacrisis meer mondmaskers beschikbaar kwamen voor de zorg.
eerstelijnszorg(zoals verpleeghuizen en huisartspraktijken) te leveren, staat niet in de statutaire doelomschrijving van SHA en blijkt ook niet uit de manier waarop SHA in praktijk uitvoering gaf aan haar doelstelling. SHA heeft vanaf haar oprichting al gecommuniceerd dat zij ook aan de tweedelijnszorg wilde leveren (zie bijvoorbeeld de e-mails en berichten in nummer 4.38 en nummer 4.42). Voorafgaand aan de totstandkoming van de mondkapjesovereenkomsten hebben [de drie] bovendien zelf namens SHA aanbiedingen gedaan aan het LCH (zie het vierde voorstel in nummer 4.85), die de mondkapjes volgens de toen geldende prioriteitenlijst zou verspreiden onder tweedelijnszorginstellingen. Niet lang na de mondkapjesovereenkomsten zijn SHA c.s. ook daadwerkelijk meerdere overeenkomsten aangegaan met andere afnemers dan eerstelijnszorginstellingen. [initiatiefnemer 1] stuurde hier zelf actief berichten over (zie nummer 4.118). Dat SHA verder geen belang zou hebben bij het sluiten van de mondkapjesovereenkomsten omdat zij hiermee haar afspraken met financiers zou schenden, volgt de rechtbank ook niet. In de financieringsovereenkomst met haar toenmalige hoofdfinancier Coolblue hebben [gedaagden] geen afspraken kunnen aanwijzen die hieraan in de weg staan. De verklaringen van de bestuursvoorzitter van Coolblue waarop [gedaagden] wijzen, ondersteunen dat standpunt ook niet. Hij verklaart dat SHA mondkapjes “
voor de zorg” organiseerde en dat Coolblue “
een stukje”van het systeem zou faciliteren “
voor de kleinschalige zorg” (nummer 4.158). De bestuursvoorzitter van Coolblue heeft daarnaast tegenover het OM schriftelijk verklaard dat Coolblue nooit heeft geëist dat zij betrokken zou moeten zijn bij een levering door SHA aan het LCH of dat zij exclusieve distributieafspraken hadden (zie nummer 4.162).
de jongens van Coolblue”. Volgens [gedaagden] blijkt daaruit dat de bij het LCH betrokken leveranciers van medische hulpmiddelen, zoals Mediq, niet wilden dat Coolbue via SHA de markt voor medische hulpmiddelen zou betreden. De rechtbank ziet dat anders. Het klopt dat het LCH tijdens de eerste maanden van de crisis geen concurrerend distributienetwerk voor mondkapjes wilde (zie onder meer nummers 4.19 en 4.54). Eén van de redenen voor het opzetten van het LCH was dat de schaarse mondkapjes terecht moesten komen op de plekken waar ze volgens de Staat het hardst nodig waren. Daarom was er één centrale distributie via het LCH. De voorstellen vanuit SHA die uitgingen van een distributie via Coolblue zorgden voor een tweede distributielijn en kon het LCH om die reden niet accepteren. Dat wil echter niet zeggen dat het LCH geen overeenkomst met SHA wilde sluiten als de distributie via het LCH zou verlopen (zie opnieuw nummer 4.54). Dat het LCH-convenant aan het sluiten van de mondkapjesovereenkomsten met SHA c.s. in de weg stond, volgt de rechtbank ook niet. In dat convenant staat dat de ondertekenaars geen winst mogen maken bij de levering van medische hulpmiddelen (zie nummer 4.92). De rechtbank leest daarentegen in de verschillende verklaringen van betrokkenen bij het LCH (zie voor [directeur-generaal Curatieve Zorg] nummer 4.159; voor [secretaris projectdirecteur-generaal LCH] nummers 4.171, 4.178, 4.179 en 4.181; voor [projectdirecteur-generaal LCH] nummers 4.174, 4.182 en 4.183; en voor [coördinator LCH] nummer 4.174) en de uitlatingen van (opvolgende) bewindspersonen van de ministeries van VWS en van Medische Zorg/Langdurige Zorg en Sport (zie voor De Jonge nummer 4.172, voor Van Ark nummers 4.146 tot en met 4.148, voor Helder nummers 4.161, en 4.175 tot en met 4.177), dat het LCH in de bewuste periode bij iedere aanbieding lette op drie criteria: (i) prijs, (ii) leveringszekerheid en (iii) kwaliteit. Als het om de prijs gaat, bepaalde het LCH iedere week een andere bandbreedte waarbinnen de aangeboden prijs per mondkapje moest vallen. Zodra de aangeboden prijs binnen die bandbreedte viel, was aan het criterium prijs voldaan. Het is niet in geschil, dat de prijs van de door RGA aangeboden mondkapjes binnen die bandbreedte viel. Dat het LCH ook keek naar de opbouw van die prijs en het daarbij van belang vond of en welke (winst)marge er bovenop de kostprijs van de aangeboden mondkapjes werd berekend, kan de rechtbank nergens uit opmaken. Uit de hiervoor genoemde verklaringen volgt eerder het tegendeel. Dat dit anders was voor partijen die het LCH-convenant hadden ondertekend, is niet gebleken. [gedaagden] beweren dat een betrokkene bij het LCH in dit verband zou hebben opgemerkt dat een positief saldo na levering door SHA zou moeten worden terugbetaald aan het LCH. SHA c.s. wijzen er op hun beurt op dat deze betrokkene tegenover Deloitte heeft verklaard dat hij dit nooit zo heeft gezegd. De rechtbank laat in het midden of deze betrokkene bij het LCH de opmerking wel of niet heeft gemaakt, omdat het haar conclusie niet anders zou maken. Zelfs als SHA de opbrengsten had moeten afstaan aan het LCH, betekent dat niet dat het sluiten van de mondkapjesovereenkomsten niet in haar belang zou zijn. De transactie zou in dat geval net zo goed passen bij haar doelstelling om meer mondmaskers beschikbaar te maken voor de zorg.
separate BV waar ook aan verdiend mocht worden” een “
uitkomst” was. Zij moeten hebben geweten dat aanbiedingen door RGA ten koste zouden gaan van aanbiedingen door SHA en dus ook ten koste zouden gaan van de verwezenlijking van het doel van SHA. RGA had zelf geen activiteiten of bezittingen, bestond na haar oprichting slechts op papier en gebruikte het kantooradres en de contactgegevens van SHA. [de drie] hebben hun positie bij SHA als vrijwilligersorganisatie, de bij haar betrokken personen en organisaties (waaronder de Medewerkers) en de door SHA opgebouwde kennis en contacten bovendien gebruikt om met deze “lege huls” de mondkapjesovereenkomsten te kunnen sluiten. Zo besprak [initiatiefnemer 1] ook zelf met [initiatiefnemer 2] en [initiatiefnemer 3] dat zij ten opzichte van andere aanbieders “
zo’n leverage hebben politiek, dat we nu topambtelijk een soort van mega inkoopcontract hebben gekregen die geen enkel mens in Nederland heeft gekregen” en “
alle contacten en dergelijke, en informatie, hebben opgedaan als non-profit (…) doordat we non-profit hebben gewerkt hebben we een ongelooflijke schat aan informatie gehad” (zie nummer 4.63). In de namens RGA uitgebrachte voorstellen aan het LCH staan verder een “
copyright” van SHA, de namen van partners van SHA (zoals KLM en TU Delft), de Kamer van Koophandel-gegevens van SHA en HABV en de vermelding dat “
onze organisatie” over vrijwilligersovereenkomsten beschikt. [gedaagden] hebben deze bij SHA horende kenmerken bewust in de presentaties opgenomen, zo leidt de rechtbank onder meer af uit hun verklaringen (zie bijvoorbeeld nummer 4.61). Ook in hun toelichting bij die voorstellen, maakten [gedaagden] gebruik van de goede naam van SHA (zie nummer 4.74). Als het om de inzet van onder meer de Medewerkers en de door SHA opgedane kennis gaat, hebben zowel SHA c.s. als de Medewerkers verder terecht gewezen op de gang van zaken rondom de door RGA gebruikte Chinese fabrikanten van de aangeboden mondmaskers. De helft van de 40 miljoen mondmaskers kwam van Ryzur. Dit is een door [vrijwilliger 2] aan SHA aangedragen fabrikant (zie nummer 4.32 en 4.33), waarvan [medewerker 4] voor SHA het papierwerk heeft gecontroleerd (zie nummer 4.31 en 4.33) en bij welke fabriek HABV een audit heeft laten verrichten (zie nummer 4.34 en 4.39). RGA heeft bij haar aanbod aan het LCH, de genoemde certificaten en het audit-rapport verstrekt (zie nummer 4.95). Na een discussie met het LCH over dit papierwerk, is [medewerker 4] opnieuw met spoed ingeschakeld om te helpen. [initiatiefnemer 3] heeft de indruk gewekt dat het om een aanbieding door SHA ging (zie nummer 4.98). In het door [medewerker 4] aangedragen contact met een certificeringsbedrijf voor de andere helft van de aangeboden mondmaskers, van fabrikant Shangdong Shenquan, heeft [initiatiefnemer 3] verder als “
non-profit initiative” gevraagd om de certificaten voor die mondmaskers met spoed te controleren (zie nummer 4.100). Dat het volgens [gedaagden] zou gaan om door RGA zelf gelegde contacten met deze Chinese fabrieken, volgt de rechtbank dan ook niet. Zij volgt [gedaagden] ook niet in hun standpunt dat de contacten met deze fabrikanten geen meerwaarde hadden. In de begeleidende e-mail bij het eerste voorstel aan het LCH, dat zij nog op naam van SHA deden, hebben zij zelf “
expliciet”gevraagd om de toegestuurde informatie vertrouwelijk te behandelen omdat er informatie in stond die
“liever niet breder gedeeld zouden moeten worden, waaronder fabrieksnamen en leveranciers”(zie nummer 4.51).
founder” (zie onder meer nummer 4.53), was bij de onderhandelingen met het LCH aanwezig en voerde namens SHA het woord (zie nummers 4.74 en 4.75). Daarnaast had hij zelfstandig contact met medewerkers van het LCH en deed hij ook in die contacten namens SHA voorstellen (zie onder meer “
mijn voorstel” in nummers 4.23 en 4.68 en daarnaast nummer 4.91). Dat hij die voorstellen naar eigen zeggen op verzoek en na goedkeuring van [initiatiefnemer 2] en [initiatiefnemer 3] deed, kan de rechtbank nergens uit opmaken. Ook buiten de contacten met het LCH gaf [initiatiefnemer 1] zich uit als oprichter en aanspreekpunt van SHA en de aan haar verbonden non-profitorganisatie (zie nummers 4.40, 4.86 en 4.117). Als het om de verhoudingen binnen SHA gaat, kan de rechtbank uit gespreksopnames van digitale vergaderingen en whatsapp-gesprekken tussen [de drie] opmaken dat het beleid van SHA door dit drietal werd bepaald en dat [initiatiefnemer 1] daarin een belangrijke en op zijn minst gelijkwaardige rol had. Hij deed zelfstandig voorstellen of wees voorstellen van [initiatiefnemer 2] en [initiatiefnemer 3] af en nam op die manier deel in de beraadslaging en besluitvorming door het bestuur van SHA. Dat het beleid uiteindelijk door dit drietal werd bepaald, leidt de rechtbank ook af uit de omgang met de vierde persoon die tot 17 april 2020 bij SHA betrokken was, [vrijwilliger 3] . Zij nam tot het derde voorstel aan het LCH deel aan de overleggen tussen [de drie] en stond ook naast het drietal op presentaties aan het LCH genoemd, maar werd door het drietal bewust buiten bepaalde overleggen gehouden (zie nummer 4.64). Dat het uiteindelijk [initiatiefnemer 1] was die samen met [initiatiefnemer 2] en [initiatiefnemer 3] het beleid bepaalde, ziet de rechtbank ook bevestigd in de e-mail van [vrijwilliger 3] aan hen alle drie (zie nummer 4.87). De rechtbank ziet verder dat het vooral [initiatiefnemer 1] was die contact had met de (bestuursvoorzitter van de) hoofdfinancier van SHA c.s., Coolblue (zie nummers 4.11 en 4.70). Ook naar andere financiers heeft hij zich gepresenteerd alsof hij het beleid bepaalde en dat hij besliste waarvoor de leningen werden ingezet. Zo berichtte hij één van deze financiers dat “
we” zorgvuldig om zullen gaan met de verstrekte gelden en dat hij daar scherp op zou letten (zie nummer 4.36). Op grond van dit alles concludeert de rechtbank dat [initiatiefnemer 1] feitelijk beleidsbepaler van SHA was. De onder 6.11 en 6.12 genoemde omstandigheden gaan ook over zijn handelwijze en leiden in zijn geval ertoe dat hij als feitelijk beleidsbepaler onrechtmatig naar SHA heeft gehandeld. Voor zover in die hoedanigheid ook noodzakelijk is dat hem hiervan het door SHA c.s. gestelde persoonlijk ernstig verwijt te maken valt, ziet de rechtbank in diezelfde omstandigheden de grondslag voor dat verwijt. De conclusie is dat [initiatiefnemer 1] de schade moet vergoeden die SHA door zijn onrechtmatig handelen heeft geleden.
Winst- en verliesrekening RGA april 2020 – december 2021”. De door hen overgelegde voorlopige aanslag Vpb van RGA voor diezelfde periode sluit daarbij aan (zie nummer 4.136) en vermeldt een iets hoger bedrag: € 20.733.550,-. Een definitieve aanslag Vpb over deze periode heeft RGA kennelijk nog niet ontvangen, althans niet in het geding gebracht. Ook staat niet vast dat RGA na 31 december 2021 geen winst meer heeft gemaakt, terwijl de als managementvergoeding uitgekeerde bedragen de winst zullen hebben verlaagd. Daardoor kan de rechtbank de totale omvang van de winst die RGA heeft gemaakt met de mondkapjesovereenkomsten en de overige transacties, en daarmee de schade van SHA, nog niet begroten. De rechtbank heeft meer inlichtingen van partijen nodig en verwijst om die reden de definitieve schadebegroting naar een andere procedure die alleen gaat over de schade.
[gedaagden] zijn niet gevolgd in hun gezamenlijke standpunt dat het OM geen partij is en daarom geen conclusie mocht nemen. Het OM heeft gebruik gemaakt van haar wettelijke bevoegdheid zich te laten horen in deze civiele zaken en hierin een conclusie te nemen. [8]
onjuiste inlichtingen” verstrekt en “
kenbaar relevante informatie” verzwegen en is dit zo “o
nzorgvuldig en in strijd met de belangen van de Staat, dat dit onrechtmatig is”. [gedaagden] hebben hiertegen verweer gevoerd.
door te handelen zoals zij heeft gedaan’ onrechtmatig heeft gehandeld en dus ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de door SHA geleden schade. Die onderbouwing is te mager om daaruit een aansprakelijkheid voor [partner initiatiefnemer 3] aan te nemen. Dit alles betekent ook dat de Medewerkers zich achteraf bezien ten onrechte in deze procedure aan de zijde van SHA c.s. hebben gevoegd.
de onderzoeken door Grant Thornton en Deloitte
mogelijke onregelmatigheden in relatie tot het [LCH] en [RGA]” (zie nummer 4.149). In het rapport zelf staat dat signalen rondom een “
tweetal orders geplaatst bij [RGA]” aanleiding waren tot het onderzoek, dat erop gericht was om “
relevante feiten en omstandigheden ten aanzien van mogelijke onregelmatigheden ten aanzien van een aantal orders in relatie tot het LCH (…)” in kaart te brengen. Het Deloitte-rapport is door partijen niet gedeeld in de advocaatkostenzaak. De brief die Deloitte voorafgaand aan het onderzoek stuurde aan [de drie] , is wel overgelegd. Hierin staat onder meer dat het onderzoek gericht zou zijn op het “
verkrijgen van inzicht in de relevante feiten en omstandigheden op de navolgende onderwerpen: (…) inkooptransacties met bedragen boven 100 miljoen euro, waaronder de transactie met [RGA] (…)”(zie nummer 4.188). [de drie] hebben tijdens deze onderzoeken informatie verstrekt en zijn ook gehoord door medewerkers van Deloitte. Zij zijn hierbij geadviseerd door Labré.
het civiele onderzoek van het OM en de ontslagprocedure
signalen ontvangen [heeft] dat de naam en middelen van [SHA] gebruikt zouden zijn bij de totstandkoming en uitvoering van commerciële transacties gesloten door [RGA]”. Na dit inlichtingenverzoek heeft het OM bij deze rechtbank verzocht om het ontslag van [initiatiefnemer 1] en [initiatiefnemer 2] als bestuurders van SHA. De Medewerkers hebben hier ook om verzocht. De verzoeken zijn toegewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat [initiatiefnemer 1] en [initiatiefnemer 2] zich bij hun taakuitoefening niet hebben gericht naar het belang van SHA en de met haar verbonden onderneming, omdat zij een belang hebben gecreëerd en laten voortbestaan dat tegenstrijdig was aan het belang van SHA (zie nummer 4.165, overweging 3.19 van dat vonnis). Dit gaat over de met RGA aangegane transacties, waaronder de mondkapjesovereenkomsten. [initiatiefnemer 2] is in beroep gegaan, maar het hof Amsterdam heeft de uitspraak bevestigd. [initiatiefnemer 1] en [initiatiefnemer 2] hebben de bijstand van Jahae en Labré verzocht tijdens het onderzoek en de ontslagprocedure.
het strafrechtelijk onderzoek door het OM
- opstellen vaststellingsovereenkomst (€ 399,30);
- advisering betaaldienstverlener Mollie (€ 266,20);
- beoordelen arbeidsovereenkomst/vrijwilligersovereenkomst (€ 92,77);
- advies t.a.v. KLM (€ 83,19);
- uitzoekvraag minimum aantal bestuur SHA (€ 578,28);
- redactie bericht jaarrekening HABV (€ 299,48) en werkzaamheden jaarrekening HABV (48,40).
de werkelijke reden” daarvoor was, dat dit zou kunnen leiden tot aanspraken tegen bestuurders van SHA en dat de verzekeraar op dit punt is misleid. Volgens [gedaagden] had het nieuwe bestuur van SHA die standpunten van de verzekeraar moeten aanvechten en ziet de schending van de schadebeperkingsplicht concreet daarop. De rechtbank deelt dat standpunt niet. Zij verwijst naar het oordeel van deze rechtbank in de ontslagzaak, waarin de oud-bestuurders zijn ontslagen omdat zij in strijd met de belangen van SHA hebben gehandeld door de mondkapjesovereenkomsten met RGA aan te gaan. Het behoeft geen verdere uitleg dat SHA het min of meer gelijkluidende standpunt van de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeraar op dit punt niet bestrijdt. De schade is daarmee dus niet mede een gevolg van een omstandigheid die aan SHA kan worden toegerekend. De rechtbank ziet in de overige omstandigheden van deze zaak ook geen aanleiding voor een andere verdeling van de schadevergoedingsplicht.