ECLI:NL:RBAMS:2025:6236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
AMS 25/1149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag naar fiscale parkeerplaatsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 13 november 2024 een naheffingsaanslag opgelegd aan de eiser, omdat zijn auto zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 7 januari 2025. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 15 juli 2025 is de eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen, terwijl de heffingsambtenaar wel vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen overwogen. De eiser stelde dat zijn auto niet geparkeerd was in de zin van de Gemeentewet, omdat deze op een plek stond die bestemd was voor laden en lossen. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de auto op een fiscale parkeerplaats stond, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de eiser bezig was met laden of lossen en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees een verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor automobilisten om zich bewust te zijn van de parkeerregels en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/1149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2024 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 7 januari 2025 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam] .

Overwegingen

1. Op 9 november 2024 stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] in een parkeervak ter hoogte van [adres] te [plaats] . Om 22.51 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Op de foto’s van de scanauto is te zien dat de auto op een plek staat die alleen bestemd is voor het laden en lossen van goederen. De conclusie is dan dat de auto daar stond in strijd met een wettelijk voorschrift en dat er daarom geen sprake van parkeren is. Dit brengt met zich mee dat de heffingsambtenaar onbevoegd is om parkeerbelasting na te heffen.
3. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar gesteld dat de auto van eiser geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats. De heffingsambtenaar heeft de toelichting in het verweerschrift als volgt gecorrigeerd. Bij de parkeerlocatie van eiser stond weliswaar een verkeersbord, maar hierop was vermeld dat de parkeerplaats op 13 november 2024 uitsluitend is bedoeld voor laden en lossen. Nu eiser op 9 november 2024 op deze locatie heeft geparkeerd, is er geparkeerd op een fiscale parkeerplaats. De heffingsambtenaar benadrukt nog dat er op de scanfoto’s geen laad- en losactiviteiten waargenomen kunnen worden.
4. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de toelichting van de heffingsambtenaar dat eiser op een fiscale parkeerplaats heeft geparkeerd. De rechtbank stelt verder vast dat er op de scanfoto’s geen activiteiten zijn te zien waaruit blijkt dat er sprake is van het laden en/of lossen. De auto van eiser staat geparkeerd in een parkeervak met gesloten deuren en ramen en ook de verlichting van de auto is uitgeschakeld. Er zijn geen personen in of bij de auto te zien. Voor zover eiser stelt dat hij bezig was met laden of lossen, heeft hij deze stelling dus niet aannemelijk gemaakt.
5. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser ten tijde van de controle van de parkeercontroleur parkeerde op een fiscale parkeerplaats. Vaststaat dat eiser geen parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
Conclusie
6. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk heeft.
7. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van mr. H.M. Dost, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.