ECLI:NL:RBAMS:2025:6236
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag naar fiscale parkeerplaatsen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 13 november 2024 een naheffingsaanslag opgelegd aan de eiser, omdat zijn auto zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 7 januari 2025. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 15 juli 2025 is de eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen, terwijl de heffingsambtenaar wel vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen overwogen. De eiser stelde dat zijn auto niet geparkeerd was in de zin van de Gemeentewet, omdat deze op een plek stond die bestemd was voor laden en lossen. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de auto op een fiscale parkeerplaats stond, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de eiser bezig was met laden of lossen en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees een verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor automobilisten om zich bewust te zijn van de parkeerregels en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.