ECLI:NL:RBAMS:2025:6248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/774140 / KG ZA 25-663
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] vorderde dat ING Bank N.V. alle door haar in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) ingeschreven en zichtbare coderingen en meldingen zou verwijderen. De achtergrond van de zaak is dat [eiseres] en haar echtgenoot hun woning hebben verkocht en een nieuwe woning hebben gekocht, maar dat de hypothecaire lening door ING was geweigerd vanwege een negatieve registratie in het BKR. Deze registratie was het gevolg van een achterstand in betalingen die [eiseres] had gehad, maar die inmiddels was voldaan. De voorzieningenrechter heeft in de belangenafweging geoordeeld dat de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan die van ING, omdat de registratie haar kansen op het verkrijgen van een hypothecaire lening belemmert. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en ING veroordeeld om de registratie te verwijderen. Tevens is ING veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/774140 / KG ZA 25-663 NB/MV
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] (gemeente Veere),
eiseres bij dagvaarding van 14 augustus 2025,
advocaat mr. E.C.G. Vermue te Roosendaal,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING genoemd worden.

1.De procedureTijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 21 augustus 2025 heeft [eiseres] de dagvaarding toegelicht. ING heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd.Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. [eiseres] heeft tevens een pleitnota in het geding gebracht.Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:- [eiseres] met mr. Vermue;- [naam] , medewerker bijzonder beheer van ING, met mr. Posthuma.Na verder debat is vonnis bepaald op 26 augustus 2025.

2.De feiten

2.1.
Op 20 mei 2025 hebben [eiseres] en haar echtgenoot hun woning aan de [adres 1] verkocht. Op 13 augustus 2025 is de woning geleverd aan de koper. Met betrekking tot die woning beschikten [eiseres] en haar echtgenoot over een door Rabobank verstrekte hypothecaire financiering.
2.2.
Op 27 juni 2025 heeft [eiseres] , samen met haar echtgenoot, de woning van haar schoonouders gekocht aan de [adres 2] . Op 13 augustus 2025 hebben [eiseres] en haar echtgenoot hun intrek genomen in die woning. In de koopovereenkomst is opgenomen dat levering van de woning plaats zal vinden op 25 augustus 2025 of zoveel eerder of later als partijen samen overeenkomen.
2.3.
De schoonouders van [eiseres] wonen thans in door hen aangekochte woning in [woonplaats 2] . Ten behoeve van die aankoop hebben zij een lening afgesloten die uiterlijk op 30 november 2025 moet worden afgelost.
2.4.
[eiseres] en haar echtgenoot hebben ten behoeve van hun nieuwe woning onder meer aan Rabobank verzocht een hypothecaire lening te verstrekken. Dit is geweigerd omdat ING [eiseres] heeft geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR).
2.5.
Die registratie is geschied op 29 augustus 2022. Op die datum heeft ING [eiseres] geregistreerd met een achterstandsmelding (code A). Op 21 oktober 2023 is daar een bijzonderheidscodering 2 aan toegevoegd (code 2 houdt in dat de betaling van het restant of van de gehele vordering is opgeëist conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten). De registratie door ING hield verband met contractnummer [nummer] . Op 25 maart 2025 heeft [eiseres] de desbetreffende achterstand voldaan aan ING.
2.6.
Bij brief van 9 juli 2025 heeft Coderingvrij ING verzocht de achterstandsmelding en de bijzonderheidscodering te verwijderen in verband met de aankoop van de nieuwe woning door [eiseres] en haar echtgenoot.
2.7.
Op 17 juli 2025 heeft ING dit verzoek afgewezen.
2.8.
Op 12 augustus 2025 heeft de advocaat van [eiseres] ING opnieuw verzocht de coderingen te verwijderen. Voor het geval ING daartoe niet overgaat is een kort geding aangezegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert ING te veroordelen om alle door ING in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van Stichting BKR ingeschreven en thans zichtbare coderingen en meldingen op contractnummer [nummer] zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 24 augustus 2025 uit het CKI te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van ING in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. De negatieve coderingen hebben betrekking op een ongeoorloofde roodstand van ongeveer € 1.500,- op haar bankrekening bij ING, die is ontstaan in 2022. Dit was voor [eiseres] een zware periode omdat zij eind 2021 voor de tweede keer haar baan had verloren. Toen zij besloot een eigen onderneming op te starten, werd zij geconfronteerd met de ziekte van Crohn. Omdat zij ook zwanger raakte (haar eerste kind is in december 2023 geboren), behaalde zij met haar onderneming negatieve resultaten. De schuld die is ontstaan bij ING is op 25 maart 2025 in zijn geheel voldaan. [eiseres] heeft verder geen schulden (gehad) en ook geen financieel problematische levensstijl. Sinds 2024 werkt zij weer in loondienst, waardoor zij een vast inkomen heeft. Er is nimmer sprake geweest van achterstanden op de hypothecaire geldlening bij Rabobank voor haar vorige woning. De echtgenoot van [eiseres] zou op basis van zijn inkomen in aanmerking komen om de nieuwe woning in zijn eentje te financieren, maar vanwege de codering op naam van [eiseres] is dit niet mogelijk. Indien [eiseres] en haar echtgenoot de nieuwe woning niet kunnen financieren, zijn hun (schoon)ouders genoodzaakt de koopovereenkomst te ontbinden. Zij komen dan op straat te staan, terwijl in september 2025 hun tweede kind op komst is. Al met al is [eiseres] van mening dat haar belangen zwaarder wegen dan het belang van ING bij handhaving van de registratie.
3.3.
ING heeft verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4.4. De beoordeling

4.1.
Op grond van de Wet financieel toezicht (Wft) is ING verplicht deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Kredietregistratie wordt uitgevoerd door het BKR. Het doel hiervan is tweeledig: enerzijds het beschermen van de consument tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van kredietaanbieders tegen kredietnemers die hun verplichtingen niet nakomen. Registratie in het CKI van het BKR kan worden aangemerkt als het verwerken van persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Bij die verwerking dient te worden voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit komt neer op een belangenafweging.
4.2.
Wat volgens ING bij die belangenafweging in het nadeel pleit van [eiseres] is dat zij pas recent (op 25 maart 2025) de schuld heeft afgelost, waardoor de termijn van vijf jaar na einddatum (art. 14 lid 1 van het Algemeen Reglement van het CKI) nog maar amper is verstreken. Volgens ING is [eiseres] niet financieel stabiel. Er was in 2021 sprake van een eerste ongeoorloofde roodstand die nog dat jaar is ingelopen. In juni 2022 was echter al sprake van een tweede ongeoorloofde roodstand en [eiseres] is meerdere keren aangemaand en gesommeerd om die achterstand aan te zuiveren, ook door een door ING ingeschakelde deurwaarder. [eiseres] heeft hiervan geen melding gemaakt in haar dagvaarding. De aanmaningen en sommaties hebben niet geleid tot aanzuivering van de achterstand. Dit getuigt niet van een goede betalingsmoraal, waardoor recidive op de loer ligt. Uiteindelijk heeft [eiseres] pas bijna drie jaar later de achterstand aangezuiverd, waarschijnlijk alleen maar omdat zij en haar echtgenoot zich toen gingen oriënteren op het kopen van een nieuwe woning, dit alles aldus ING.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. In het kader van de belangenafweging dient te worden beoordeeld of handhaving van de registratie in de gegeven omstandigheden disproportioneel is. Daarbij spelen de volgende omstandigheden en belangen een rol:
(1) [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het verkrijgen van een hypothecaire financiering (ook op naam van alleen haar echtgenoot) niet mogelijk is vanwege haar registratie bij het BKR.
(2) De roodstand betrof een relatief gering bedrag van ongeveer € 1.500,-.
(3) De roodstand was een gevolg van persoonlijke omstandigheden die niet aan [eiseres] te verwijten waren, zoals ontslag en ziekte.
(4) [eiseres] heeft geen andere schulden en heeft ook in het verleden geen andere schulden gehad. Zij en haar echtgenoot zijn hun verplichtingen uit hoofde van hun eerdere Rabobankfinanciering steeds nagekomen.
(5) [eiseres] beschikt sinds 2024 weer over een inkomen uit loondienst en behaalt inmiddels wel positieve resultaten uit haar eigen onderneming.
(6) De echtgenoot van [eiseres] beschikt over een inkomen dat nagenoeg toereikend is om de aankoop van de woning te kunnen financieren.
(7) Na aankoop en financiering van de aangekochte woning heeft deze een overwaarde van bijna € 200.000,-. Het risico van overkreditering speelt daarom niet. (8) In september 2025 verwacht [eiseres] haar tweede kind. Indien [eiseres] en haar echtgenoot de hypothecaire financiering niet kunnen verkrijgen, leidt dit in het ergste geval tot dakloosheid. Zij zullen dan immers genoodzaakt zijn de woning van hun (schoon)ouders te verlaten omdat de (schoon)ouders op hun beurt genoodzaakt zullen zijn de koopovereenkomst uiterlijk op 30 november 2025 te ontbinden.
Terecht heeft ING aangevoerd dat [eiseres] in de dagvaarding onderbelicht heeft gelaten dat zij meerdere keren is aangemaand en gesommeerd (ook door de deurwaarder) en dat zij daar niet adequaat op heeft gereageerd. [eiseres] heeft op de zitting echter ruiterlijk erkend dat zij in het verleden niet goed heeft gehandeld en verklaard dat zij dit niet nog eens zal laten gebeuren. ING heeft tot slot nog verklaard dat een andere afweging zou kunnen worden gemaakt indien de aanvraag tot verwijdering van de registratie bij gelijkblijvende omstandigheden na verloop van twee jaar zou worden herhaald.
4.4.
Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat handhaving van de registratie bij het BKR disproportioneel is en dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiseres] . Dit betekent dat haar vordering zal worden toegewezen. Omdat de raadsman van ING heeft verklaard dat een toewijzend vonnis zal worden uitgevoerd (door middel van het geven van een opdracht aan het BKR) zal aan de uit te spreken veroordeling geen dwangsom worden verbonden.
4.5.
ING zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 148,04
- salaris advocaat € 1.107,00
- griffierecht € 331,00
- nakosten
€ 178,00Totaal € 1.764,04

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt ING om alle door ING in het CKI ingeschreven en thans zichtbare coderingen en meldingen op contractnummer [nummer] zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zeven werkdagen na de datum van dit vonnis uit het CKI te verwijderen en verwijderd te houden,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.764,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis moet worden betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025. [1]

Voetnoten

1.type: MV