ECLI:NL:RBAMS:2025:6252

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
1318354023
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan bewijs van verkrachting en ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die op 22 en 24 juni 2021 zouden hebben plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 10 juni 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de aangeefster gehoord, waarbij deze op essentiële punten lijnrecht tegenover elkaar stonden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de aangeefster waren wisselend en er ontbrak steunbewijs voor haar claims van dwang. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden aangemerkt, gezien de relatie tussen de verdachte en de aangeefster en hun gelijke leeftijd van vijftien jaar. De benadeelde partij, die € 10.000,- aan immateriële schade vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.183540.23
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 10 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [persoon] namens de Raad voor de Kinderbescherming en mr. Rupert namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
- verkrachting van [benadeelde partij] dan wel (subsidiair) het plegen van ontuchtige handelingen mede bestaand uit het seksueel binnendringen met [benadeelde partij] , die nog geen 16 jaar was, op 22 juni (feit 1) en 24 juni 2021 (feit 2) te [plaats] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van verdachte en aangeefster op essentiële punten lijnrecht tegenover elkaar staan. Wel kan op grond van hun verklaringen worden vastgesteld dat zij een affectieve relatie met elkaar hadden en dat er op 22 en 24 juni 2021 seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden, welke mede bestonden uit het binnendringen van verdachtes penis in de vagina van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat deze seksuele handelingen tegen haar wil zijn verricht. Verdachte ontkent stellig dat daarvan sprake was: de seksuele handelingen zijn met instemming van aangeefster geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte op aangeefster dwang heeft uitgeoefend. Weliswaar verklaart aangeefster daar over, maar haar verklaringen zijn wisselend. Ook ontbreekt het aan enig steunbewijs. Om diezelfde reden ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat verdachte op moment van de seksuele handelingen wist of had moeten weten dat aangeefster deze verrichte of onderging zonder dat zij dit zelf wilde. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster evenmin als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. De handelingen waren naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met de sociaal-ethische norm. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte en aangeefster een relatie met elkaar hadden en dat zij beiden vijftien jaar oud waren.
De rechtbank acht daarom ook het subsidiair onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen.

5.Benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2021.
De wet schrijft voor dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard bij vrijspraak van het ten laste gelegde. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, wordt zij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Luijck, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.W.B. Snijders Blok en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat mede dit vonnis te ondertekenen.
[...]