ECLI:NL:RBAMS:2025:6253

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
1313089923
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een jonge vrouw door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander schuldig is bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een jonge vrouw. De feiten vonden plaats op 15 mei 2022 in Amsterdam, waar de verdachte en zijn mededader de jonge vrouw, die onder invloed was en zich in een kwetsbare situatie bevond, hebben gedwongen tot het dulden van seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht en dat de jonge vrouw niet in staat was om weerstand te bieden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een taakstraf van 120 uren en 60 dagen jeugddetentie had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke werkstraf van 40 uren opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat er nooit passende hulp is ingezet in het kader van eerdere maatregelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het dwingen van de jonge vrouw tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.130899.23
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres 1] , [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 13 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Wiegant en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [persoon 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [persoon 2] namens Reclassering Nederland (hierna: de Reclassering) en [persoon 3] , woonbegeleider vanuit [naam begeleid wonen] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegde dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (onder meer)
- het betasten en/of bevoelen en/of wrijven en/of knijpen van/over/in de borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen en/of in de nek zoenen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het vastpakken van de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) duwen/drukken van de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] in zijn/hun kruis en/of op zijn/hun (harde) penis,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- voornoemde (verdwaalde) [slachtoffer] (bewust) in de verkeerde richting van haar hotel heeft/hebben geleid en/of
- gebruik hebben gemaakt van zijn/hun fysieke overwicht op voornoemde [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- voornoemde [slachtoffer] bier en/of jointje(s) te voeren en/of te doen (in)nemen en/of te doen roken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daardoor) in en weerloze toestand te brengen, waardoor voornoemde [slachtoffer] niet of onvoldoende in staat was weerstand te bieden en/of zich te verzetten en/of
- voornoemde [slachtoffer] te verhinderen/beletten andere mensen aan te spreken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van een deel van het tenlastegelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Niet kan worden bewezen dat er handelingen tegen de wil van aangeefster zijn verricht en dat verdachte door geweld of andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Ook het tenlastegelegde medeplegen kan niet worden bewezen. Voor de stelling dat verdachte haar handen zou hebben vastgepakt en in zijn kruis zou hebben geduwd is tot slot geen enkel bewijs.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft bepleit, met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dwingen van aangeefster [slachtoffer] tot het plegen en dulden van ontuchtige handeling op 15 mei 2022 in [plaats 1] . De rechtbank licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de seksuele handelingen zoals ten laste zijn gelegd tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden op 15 mei 2022 in [plaats 1] . Verdachte heeft dit op zitting ook verklaard. Dat die handelingen hebben plaatsgevonden wordt door verdachte dan ook niet betwist. Volgens verdachte vonden deze seksuele handelingen evenwel plaats met wederzijds goedvinden, terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij de seksuele handelingen, met uitzondering van het zoenen, niet wilde. Zij heeft verklaard dat zij tegen verdachte heeft gezegd dat hij moest stoppen, en dat zij meerdere malen aan omstanders om hulp heeft gevraagd.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster en, is anders dan de verdediging, van oordeel dat deze verklaring in voldoende mate steun vindt in verschillende andere bewijsmiddelen. In het bijzonder wordt haar verklaring ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige] . Hij heeft verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster, met name over haar zichtbare paniek, en haar vraag om hulp. De twee jongens wilden haar volgens getuige [getuige] niet alleen laten en er werden voortdurend armen om haar nek geslagen. Ook verklaarde getuige [getuige] dat er een dreigende sfeer hing en dat de jongens zijn aanwezigheid niet konden waarderen. Getuige [getuige] zag geen andere uitweg dan aangeefster op enig moment, bij aankomst bij het hotel, alleen te laten zodat hij een melding kon doen bij de politie. De politieagenten die daarnaast ook door getuige [getuige] op straat werden aangesproken, zijn direct naar het hotel gegaan. Deze politieagenten constateerden eveneens dat aangeefster in een hevig geëmotioneerde gemoedstoestand verkeerde. Daaruit leidt de rechtbank af dat sprake was geweest van een dreigende situatie en dat aangeefster, in tegenstelling tot wat verdachte heeft verklaard, niet blij was. Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate vast komen te staan dat aangeefster die nacht geen volledige bewegingsvrijheid heeft gehad door het fysieke overwicht van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , en dat zij hiermee gedwongen werd tot het dulden en plegen van seksuele handelingen. Uit de verklaring van aangeefster blijkt bovendien dat zij meerdere malen om hulp had gevraagd. De rechtbank maakt dit ook op uit de uit de verklaring van getuige [getuige] . Hij verklaart hierover dat aangeefster tegen hem zei:
“You are the first one”.De roep om hulp betrekt de rechtbank bij het oordeel dat zij niet blij was met de situatie waarin zij zich bevond. De verklaring van [getuige] op dit punt ondersteunt daarnaast de verklaring van aangeefster.
De rechtbank heeft bij de dwang, bestaande uit het fysieke overwicht, mede in aanmerking genomen dat twee verbalisanten hebben waargenomen dat er twee mannen met aangeefster liepen, en dat zij innig werd omhelsd door een van hen. Deze persoon wreef en kneep in de bil van aangeefster en bracht zijn hand ver naar onderen, in de richting van haar vagina. De verbalisanten waren op dat moment bezig met een zoektocht naar een andere persoon, maar hebben deze situatie bewust waargenomen. De rechtbank concludeert daaruit dat de situatie op zijn minst genomen als opmerkelijk moet worden beschouwd.
In onderling verband en in samenhang gezien, acht de rechtbank de hierna genoemde bewijsmiddelen voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door middel van een andere feitelijkheid aangeefster hebben gedwongen tot het ondergaan en dulden van seksuele handelingen van verdachte, uitgezonderd van het zoenen. Dit laatste gebeurde immers, in ieder geval aanvankelijk, met instemming van aangeefster.
Wat betreft de overige handelingen waaruit de dwang volgens de tenlastelegging zou hebben bestaan, namelijk het lokken van aan aangeefster in een andere richting dan haar hotel, het voeren van jointjes en/of bier en het daarmee in een weerloze toestand brengen van aangeefster, of aangeefster te verhinderen/beletten andere mensen aan te spreken is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Weliswaar staat vast dat aangeefster van een joint gerookt heeft die verdachte of de medeverdachte haar heeft aangeboden, maar niet staat vast dat zij daardoor in een weerloze toestand terecht is gekomen. En hoewel aannemelijk is dat aangeefster en verdachte en de medeverdachte niet rechtstreeks naar het hotel zijn gelopen, is niet vast te stellen of verdachte en de medeverdachte haar met opzet de verkeerde kant op hebben geleid. Voor deze onderdelen zal verdachte worden vrijgesproken.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het tenlastegelegde, acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 juni 2025, voor zover inhoudende:
Ik was die avond met mijn vriend [persoon 4] in de stad. Ze heeft mijn pik aangeraakt. Haar borsten en billen heb ik over de kleding aangeraakt. De jongen met de pet en zwart witte opdruk ben ik.
2.
Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022098070-6 van 15 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 51-55.
Plaats delict: [plaats 2]
Pleegdatum/tijd: tussen 14 mei 2022 om 23:00 uur en 15 mei 2022 om 01:44 uur
Op de weg terug naar het hotel verdwaalde ik een beetje. Er kwamen 2 jongens naar me toe. 1 van hen sprak me aan. In het begin vond ik het goed. Maar toen zei ik dat ik het niet wilde en dat ik terug wilde naar het hotel. Toen gingen ze met mij lopen en besefte ik dat ze niet in de richting van het hotel gingen. Dat was het moment dat ik voor het eerst om hulp ging vragen bij omstanders. Ik sprak 2 andere jongens aan. Ik sprak hen in het Portugees aan. Ik was erg in de war op dat moment en vertelde hen dat ik verdwaald was en mijn hotel zocht. Toen liep ik wat verder en toen kwam ik een andere man tegen en hij hielp me echt. Hij bracht me terug naar het hotel. De 2 jongens die bij me waren vanaf het begin bleven achter ons aan lopen en volgde mij richting het hotel.
Wat gebeurde er na het kussen met de jongen?
Hij begon mij te betasten, bij mijn borsten en billen. Het werd me teveel en ik wilde het niet meer. Maar hij ging door en bleef me kussen. Ik was een beetje dronken en deed nu dingen die ik normaal niet zou doen. Doordat zij mij betastten midden op straat werd ik nuchterder. Ik zei tegen de jongen: "please stop, please stop".
Hoe reageerde de jongen toen jij zei; "Please stop".
Niet, hij ging door met aanraken. Daarna ging de andere jongen mij ook aanraken. Ze raakten mij over en onder de kleding aan. Ze raakten mij overal aan, op en over de kleding. Ze raakten mij van voren en van achteren aan. Ze raakten mijn borsten aan. Ze wreven over mijn borsten en knepen er ook in. Beide jongens deden dat. Ze raakten mij ook in mijn broek aan en van achteren. De jongens raakten mijn borsten aan met hun handen. Ik draag een bh. Ze raakten mij borsten aan over mijn bh. Een van de jongens probeerde zuigzoenen te maken in mijn nek. Ik zei dat ik dat niet wilde. Dat was de jongen die me ook kuste. Hij deed dit aan beide kanten van mijn hals.
Ze raakten me overal aan en vervolgens gingen ze met hun handen in mijn broek en raakten mij vagina aan. Dit gebeurde om de buurt. Ik probeerde hun handen weg te trekken maar dit lukte mij niet. Ze raakten mijn vagina aan over mijn onderbroek. Beide jongens raakte mijn billen aan. Toen we verder liepen bleven de jongens mij aanraken. Voornamelijk op mijn billen, dat ging zowel op als onder mijn kleding.
Hebben de jongens je verder nog aangeraakt anders dan je rug, billen, borsten en vagina?
Ja mijn handen. Zij pakten geloof ik mijn rechterhand en die hebben ze op hun piemel gelegd. Ik voelde me er niet prettig bij. Ze legden mijn hand over hun broek bij hun kruis. Ik probeerde mijn hand weg te trekken maar dat lukte niet. De jongen die mij niet gekust had begon er mee. Hij greep als eerste mijn hand en duwde mijn hand op zijn kruis/penis. De andere jongen stond er bij en keek er naar. Ik probeerde mijn hand weg te trekken. Dat lukte niet. Vervolgens pakte die andere jongen (die mij eerder gekust had) mijn hand en drukte mijn hand op zijn kruis/penis. Dit was beide keren over de kleding heen. Ik voelde bij beide jongens een harde penis onder hun kleding.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022098070-5 van 15 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. 29-31.
Op zondag 15 mei 2022 omstreeks 01.42 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform op de Kloveniersburgwal te Amsterdam . Ter hoogte van de kruising van de Kloveniersburgwal met Rusland werden wij, verbalisanten, aangesproken door een ons verder onbekend gebleven man.
Wij, verbalisanten, zijn vervolgens naar het hotel [naam hotel] gegaan. In de lobby van het hotel troffen wij een meisje aan wat ons op gaf te zijn genaamd: [slachtoffer] . Wij zagen dat [slachtoffer] gekleed was in een pastel kleurige regenboog trui, zwarte broek, zwarte Vans sneakers met witte streep. Wij, verbalisanten, zagen dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was. Wij zagen dat zij huilend op een bank in de lobby zat.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022098070-3 van 15 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , doorgenummerde pag. 35-36.
Op 15 mei 2022 omstreeks 00.55 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform
gekleed en met toezichtdienst belast als zijnde de [nummer] ons in ons dienstvoertuig
op het Rokin. Wij waren daar op zoek naar een verdachte die iets daarvoor vervelend was geweest in een restaurant. Tijdens deze zoektocht zagen wij dat er twee mannen en een vrouw voor ons liepen aan de rechterzijde van het trottoir. Wij zagen dat de vrouw een trui droeg in de kleuren van de regenboog. Naast haar liepen twee mannen. Wij zagen dat de vrouw innig werd omhelst door een van de twee mannen. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , wees collega's [verbalisant 6] en [verbalisant 7] op de innige omhelzing. Ik zag namelijk dat een van de twee mannen de vrouw met zijn linkerhand bij haar bil vasthad. Ik zag dat de man met zijn hand wreef en kneep in de bil van de vrouw. Ik zag dat hij zijn hand ver naar onderen bracht onder de bil van de vrouw, in de richting van haar vagina.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] met nummer PL1300-2022098070-12 van 16 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 81-86.
En terwijl ik dus die zondagnacht, 15 mei, in mijn eentje naar huis aan het lopen
was, via het Leidseplein, zeg maar over Leidsestraat. Toen zag ik een jongen, hij had een petje op, was iets kleiner dan ik, ongeveer 1.75 cm lang denk ik en hij was met een
andere jongen, die was iets langer. Er was ook een meisje bij, die was in haar eentje
en die keek een beetje angstig. Die maakte toen ook contact met mij, zo van; "Help me
please. These guys wanna take me somewhere I don't wanna go". Waarop ik reageerde; "Oké, no problem I will drop you home". Zij keek een beetje angstig uit haar ogen.
Maar zij was eigenlijk heel erg in paniek en vroeg mij alleen of ik haar wilde helpen. Ik zei alleen maar; "Ja, tuurlijk, tuurlijk". Ik voelde mij totaal niet op mijn gemak bij hun ofzo toen probeerde ik samen met haar een beetje door te lopen zodat wij eerder bij de receptie waren en ik kon seinen of iets om te laten weten dat de situatie niet oké is. [..] Het was meer die ogen. Zij keek mij echt aan met van die ogen van doodsangst. Ze had grote ogen, het leek alsof haar bovenlip een beetje trilde. Het leek erop of zij een beetje waterige oogjes kreeg. Zij was wel een beetje paniekerig om zich heen aan het kijken zelf maar. Eigenlijk alsof zij een uitgang aan het zoeken was. Tijdens die wandeling werden er de hele tijd armen om haar nek heen geslagen.
Ik zei zo; "Volgens mij vindt zij het echt niet leuk". Toen probeerde de jongens mij een beetje weg te duwen. Op een gegeven moment had ik echt zoiets van, oke ik kan nu held gaan spelen en heel stoer ervoor gaan staan of ik kan nu zo snel mogelijk een politie melding gaan maken. Ik ben twee auto’s verder gaan lopen en toen ben ik achter die auto gedoken en toen heb ik 112 gebeld. Toen ik een melding aan het maken was, fietste er twee agenten voorbij. De agenten vroegen aan mij of ik comfortabel genoeg was om met hun mee te gaan naar het hotel. Ik was nog best wel in shock, ik had geen zin om nog een keer bedreigd te worden en dat zij mij later zouden opzoeken.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 10 december 2024, voor zover inhoudende:
Ik liep die nacht naar huis. In de Leidsestraat kwam dat meisje op mij af. Zij zag er angstig uit. Het leek of zij ook op het punt stond om te gaan huilen. Zij zei: Help me, help me. Please don’t leave me alone. Daarna kwamen die twee jongens er achter aan. Zij maakte mij duidelijk dat zij geen zin had in hun gezelschap. En ze zei: They don’t want to leave me alone. Die jongens probeerde haar inderdaad behoorlijk te versieren. Voor mij was het duidelijk dat zij daar enorm van gestrest was en dat zij geen contact met hen wilde.
Toen die jongens erbij kwamen deden ze eerst vriendelijk tegen mij. Zo van: He vriend, wil je wat drinken. Niet veel later maakten ze wel duidelijk dat ze er niet van gediend waren dat ik er bij bleef. Ik zei op een gegeven moment tegen hen: Volgens mij heeft deze dame geen zin in jullie gezelschap. Toen zei een van hen: Ik kan je nu slaan ofzo meteen. Wie van hen dat zei? Ik dacht de kleinere van de twee; ik weet het niet zeker. U laat mij een foto zien op pagina 135. Ja, liet was die jongen met het petje die dat tegen mij zei.
U vraagt mij of ik haar iets tegen die jongens heb horen zeggen in de trant van: hou op of ga weg. Nee, ze was erg bang. Ze was ook verrast dat ik haar ging helpen. Zij zei: You are the first one. Ik maakte daar uit op dat zij al eerder om hulp had gevraagd.
Het was voor mij heel duidelijk dat er iets niet klopte. Ze kende de stad niet, maar wist nog wel de naam van het hotel. Dat heb ik toen op mijn telefoon opgezocht. Volgens mij was ze niet in paniek omdat zij haar hotel kwijt was, maar ging het echt om die jongens. Wat mij vooral is bijgebleven is dat zij zei: I need help, don’t leave me alone. Dat zij haar hotel zocht en dat die jongens dreigden mij te slaan.
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Aanvullend DNA-onderzoek’ van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 augustus 2022, opgesteld door drs. C. van Kooten, p. 102-108.
AANE9538NL#01 (buitenkant linker cup BH) en ZAAE2062NL#04 (onderrug - nat onderzoeksset zedendelicten slachtoffer [slachtoffer] )
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van drie
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een (relatief groot) deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. De berekeningen zijn uitgevoerd met DNAStatistX '. DNA-mengprofielen AANE9538NL#01 en ZAAE2062NL#04 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van slachtoffer [slachtoffer] , [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
8.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon met nummer PL1300-2022098070-9 van 15 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] , doorgenummerde pag. 56-58, met bijlagen pag. 60-76.
Het FMO werd uitgevoerd door de arts, Dr. U. Reijnders. Tijdens het onderzoek trof de arts krassen en huidverkleuringen aan op het lichaam van het slachtoffer. Op de hals en schouder zag ik huidverkleuringen en ongeveer in het middag van de rug van het slachtoffer zag ik krassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
hij op 15 mei 2022 te Amsterdam , tezamen en in vereniging met een ander, door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten en/of bevoelen en/of wrijven en/of knijpen van/over/in de borsten en/of billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] en
- het in de nek zoenen van voornoemde [slachtoffer] en
- het vastpakken van de hand van voornoemde [slachtoffer] en het vervolgens duwen/drukken van de hand van voornoemde [slachtoffer] in zijn kruis en/of op zijn harde penis,
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader
- gebruik hebben gemaakt van hun fysieke overwicht op voornoemde [slachtoffer] .

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de maatregel en straf rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het tijdsverloop in de zaak en de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een jonge vrouw. De jonge vrouw verkeerde in een kwetsbare toestand; zij was alleen, onder invloed, in een voor haar vreemde stad waarbij zij de taal ook niet sprak. Verdachten hebben van die situatie misbruik gemaakt. Door middel van fysiek overwicht hebben zij haar gedwongen tot het dulden en plegen van seksuele handelingen. Door op deze manier te handelen tegen de jonge vrouw heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft het slachtoffer aan een zeer nare ervaring blootgesteld, die gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt en die haar mogelijk lange tijd zal bijblijven. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn seksuele impulsen. Hij heeft daarbij niet nagedacht over de mogelijke gevolgen van zijn handelen.
Gelet op de hiervoor benoemde aard en ernst van het bewezenverklaarde is in beginsel naar het oordeel van de rechtbank een forse straf gerechtvaardigd. Het uitgangspunt voor aanranding is volgens de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd voor
first offenders120 uur dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie. Strafverzwarend weegt mee dat het feit in vereniging is gepleegd.
Vervolgens kijkt de rechtbank of de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de uitgangspunten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel mee. De rechtbank stelt vast dat verdachte sinds het plegen van het onderhavige delict zich al twee keer voor een rechter heeft moeten verantwoorden voor andere delicten en al twee keer een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook in grote mate van toepassing. Aan verdachte is bij deze veroordelingen opgelegd een jeugddetentie van acht maanden, een jeugddetentie van vier maanden en een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en twee maal een geldboete. De rechtbank houdt hier conform de wet fors rekening mee bij het bepalen van de straf.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de Raad, de Reclassering en de woonbegeleider van [naam begeleid wonen] naar voren is gebracht.
De Raad verklaart dat het toezicht vanuit de jeugdreclassering op de uitvoering van de bijzondere voorwaarden verbonden aan de eerder opgelegde straffen niet goed is verlopen. Het toezicht is door de jeugdreclassering niet adequaat uitgevoerd en hierdoor is er in de tussentijd weinig ingezet voor verdachte. Het toezicht wordt inmiddels gehouden door de Reclassering en sindsdien is er een stijgende lijn te zien. Verdachte houdt zich goed aan de afspraken en werkt mee aan de gestelde voorwaarden. De Raad adviseert een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden die nu ook al voor hem gelden; in ieder geval een contactverbod met het slachtoffer in deze zaak.
De Reclassering verklaart dat de begeleiding inderdaad op dit moment in een stijgende lijn is. De ingeslagen weg moet worden voortgezet met de reeds geldende voorwaarden. De geldende proeftijd van twee jaar is daarvoor voldoende. De Reclassering meent dat er nog groei bij verdachte mogelijk is. Het vinden en behouden van een baan heeft nu de prioriteit. Verdachte mag daarin niet meer kieskeurig zijn en geen aanbiedingen meer afwijzen.
Ook de woonbegeleider van [naam begeleid wonen] bevestigt de positieve ontwikkeling bij verdachte. De begeleiding verloopt positief. Samen met de woonbegeleider wordt hard gewerkt aan het vinden van passend werk. De woonbegeleider staat achter het huidige traject van verdachte.
Conclusie
De rechtbank heeft de voornoemde omstandigheden tegen elkaar afgewogen en zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, opleggen onder de algemene voorwaarde met een proeftijd van 1 jaar. Dat is beduidend lager dan de eis van de officier van justitie en de oriëntatiepunten. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de toepassing van artikel 63 Sr in deze zaak, waarbij de rechtbank rekening moet houden wat er aan verdachte zou zijn opgelegd indien deze zaak tegelijkertijd zou zijn behandeld met de strafzaak waarbij verdachte op 9 januari 2025 is veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie waarvan 4 maanden voorwaardelijk en de strafzaak van maart 2023 waarbij aan verdachte vier maanden jeugddetentie is opgelegd, en tevens met de eerder genoemde bij strafbeschikking opgelegde geldboetes. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn met ruim 11 maanden, waardoor er weinig ruimte meer is voor een forse strafoplegging. De rechtbank heeft daarnaast zwaar laten meewegen dat er voor verdachte nooit passende hulp is ingezet, hetgeen zorgelijk en kwalijk is nu aan verdachte zelfs een voorwaardelijke PIJ maatregel is opgelegd. Deze maatregel is nooit ten volle benut terwijl verdachte wel meerdere malen is gerecidiveerd. Dat is niet in het belang van de maatschappij. De rechtbank vindt het positief dat dat de hulp inmiddels is opgestart en door verdachte wordt aangegrepen en benut. Inmiddels is er een positieve ontwikkeling bij verdachte te zien. De rechtbank vindt dat de huidige lijn moet worden voortgezet en vindt het niet opportuun om in deze zaak dezelfde bijzondere voorwaarden op te leggen. Een noodzaak tot een contactverbod ziet de rechtbank niet, gezien het een zeer oud feit betreft en sindsdien geen contact tussen verdachte en het slachtoffer meer is geweest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de volgende wetsartikelen:
artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77gg, 246 (oud) en 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur
van 20 dagen.
Beveelt dat deze straf van
40 urennietten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op
1 jaargestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en M. van Gemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.