4.3.1Zaak A
4.3.1.1 Vrijspraak g ten aanzien van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde feit
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
De onder 1 primair ten laste gelegde gijzeling ziet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) met het oogmerk om een tante, familielid of andere contacten van die [slachtoffer 1] te dwingen 1.000 euro te betalen.
Dat betekent dat vast moet komen te staan dat [slachtoffer 1] van zijn vrijheid is beroofd om een ander te dwingen iets te doen. Dat dat de bedoeling was (het oogmerk) van de vrijheidsberoving, is niet komen vast te staan. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar standpunt zelf ook aangevoerd dat de verdachten het oogmerk hadden om [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde gijzeling
Ten aanzien van de (poging) afpersing van [slachtoffer 1]
De onder 2 primair ten laste gelegde afpersing en onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing zien op het met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] dwingen tot het aangaan van een schuld, waardoor de verdachten worden bevoordeeld. Daarbij is het aangaan van die schuld in de tenlastelegging nader omschreven als het openen van bankaccounts en betaalaccounts, het daarbij aanvragen van pinpassen en het ter beschikking stellen van toegangscodes.
Het openen van bankaccounts en betaalaccounts, het daarbij aanvragen van pinpassen en het ter beschikking stellen van toegangscodes brengen naar het oordeel van de rechtbank niet direct met zich mee dat een schuld wordt aangegaan. Nu in de tenlastelegging is vermeld dat een en ander is gedaan om verdachten te bevoordelen en bij de feitelijke gedragingen in de tenlastelegging is vermeld dat onder meer tegen verdachte zou zijn gezegd dat hij geld moet inleveren, begrijpt de rechtbank de tenlastelegging zo dat het de bedoeling was dat [slachtoffer 1] via de bankaccounts en betaalaccounts geld zou verkrijgen en dit aan verdachten zou afstaan, waardoor hij zelf een schuld zou aangaan.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] de bankaccounts en betaalaccounts heeft geopend. Dat hij via die accounts geld heeft verkregen en daardoor een schuld is aangegaan blijkt echter niet uit het dossier [slachtoffer 1] heeft zelf verklaard dat dit niet het geval is. De primair ten laste gelegde voltooide afpersing kan dus alleen hierom al niet worden bewezen.
Uit het dossier kan verder niet worden opgemaakt dat het überhaupt de bedoeling was dat [slachtoffer 1] via het openen van de accounts een schuld zou aangaan op de hiervoor beschreven wijze. Dit volgt ook niet uit de verklaringen van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte namelijk onder meer verklaard dat hij tegen [medeverdachte 2] en NN2 heeft gezegd dat de enige manier die hij kende om aan geld te komen het aanvragen van pinpassen was, waarna de verdachten daar crypto op zouden kunnen zetten. Er lijkt gelet op chats in het dossier eerder sprake te zijn van samenwerking met als doel op een – voor de rechtbank niet direct te doorgronden – frauduleuze wijze geld te verkrijgen via de accounts. Dat de verdachten [slachtoffer 1] hebben geprobeerd te dwingen geld op te nemen via de bankaccounts en betaalaccounts en daardoor een schuld aan te gaan, kan dus evenmin worden bewezen.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de onder 2 primair ten laste gelegde afpersing en onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot afpersing.
4.3.1.2 Bewezenverklaring wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 16 januari 2025 tot en met 17 januari 2025 te Amsterdam
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door- die [slachtoffer 1] achterin de auto te laten stappen en- aan weerzijden van die [slachtoffer 1] te gaan zitten in de auto waardoor die [slachtoffer 1] geen kant op kon en- (vervolgens) te gaan rijden met de auto waar die [slachtoffer 1] in zat en- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te plaatsen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte niet als medepleger bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. In overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel als medepleger kan worden aangemerkt. Dat geldt ook voor de medeverdachten, die de rechtbank hierna voor de leesbaarheid bij de achternaam zal aanduiden. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt het volgende vast ten aanzien van de rollen van de verdachten bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] naar de sportschool laten komen. Hij heeft er daar op aangedrongen dat hij en [slachtoffer 1] bij [medeverdachte 1] in de auto zouden stappen in plaats van het openbaar vervoer te gebruiken.
Verdachte is in de auto van [medeverdachte 1] gaan zitten, op de bijrijdersstoel. [slachtoffer 1] is achterin de auto gaan zitten.
Even later zijn [medeverdachte 2] , met wie verdachte die avond contact had gehad, en een andere jongen aan weerszijden van [slachtoffer 1] achterin de auto gaan zitten. [slachtoffer 1] kon daardoor niet weg.
Een andere jongen heeft op een gegeven moment een wapen op [slachtoffer 1] gericht. Op de telefoon van verdachte is een filmpje van [slachtoffer 1] aangetroffen. Daarop is, zo stelt de rechtbank vast in de context van het dossier, te zien dat [slachtoffer 1] met een bivakmuts over zijn hoofd op de achterbank zit en dat een andere jongen een vuurwapen tegen zijn hoofd richt.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat hij ongeveer twee uur lang in de auto is vastgehouden.
Gelet op voorgaande vaststellingen hebben verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een voldoende materiële en/of intellectuele bijdrage aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] gehad. [medeverdachte 2] heeft daarbij direct met fysieke handelingen bijgedragen aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] heeft door zijn auto ter beschikking te stellen en rond te gaan rijden en dat te blijven doen, waardoor een afgesloten ruimte werd gecreëerd die niet kon worden verlaten, ook een wezenlijke bijdrage aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving geleverd. Voor verdachte geldt dat hij van te voren contact had met [medeverdachte 2] , dat hij ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer 1] in de auto van [medeverdachte 1] is gestapt, dat hij zelf ook in de auto heeft plaats genomen en hij een filmpje heeft gemaakt van wat zich in de auto afspeelde. Ook [medeverdachte 1] heeft van te voren telefonisch contact gehad met [medeverdachte 2] .
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank planmatig handelen door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .. Dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij geld van [slachtoffer 1] tegoed had, versterkt dat nog. Daaruit volgt immers dat er ook een motief was. Dat dit wellicht niet bij elke verdachte bekend was, neemt niet weg dat elke verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat volgt immers ook al uit de langdurige vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] in aanwezigheid van alle verdachten in de auto en het zich daarvan niet distantiëren. De rechtbank concludeert dan ook dat alle verdachten opzet hadden op zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] als de samenwerking daartoe met elkaar.
4.3.2Zaak B
4.3.2.1 Vrijspraak diefstal van de telefoons
De rechtbank is, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat diefstal van de telefoons van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet kan worden bewezen. Alle drie de aangeefsters hebben verdachte bij een fotoconfrontatie niet herkend als de dader. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze diefstallen.
4.3.2.2 Vrijspraak heling van de telefoon
De ten laste gelegde heling ziet op de van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) gestolen telefoon.
Uit het dossier blijkt dat verdachte deze telefoon op 24 december 2022 bij Used Products in Amstelveen heeft aangeboden. Verdachte had op dat moment dus een gestolen telefoon voorhanden.
Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken waaruit volgt dat verdachte wist of moest weten dat deze telefoon van diefstal afkomstig was.
Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van iemand heeft gekocht en die telefoon via Used Products wilde doorverkopen. Hij zou de telefoon nooit via Used Products verkopen als hij had geweten dat de telefoon gestolen was, aldus verdachte. Hoewel verdachte op vragen van de politie en rechtbank weinig openheid van zaken geeft over de aankoop van de telefoon, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de telefoon onder verdachte omstandigheden heeft gekocht. Verdachte kan dan ook niet worden tegengeworpen dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de telefoon.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de heling van de telefoon.
4.3.3Zaak C
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 7 november 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen
een geldbedrag en een telefoonlader en een telefoon, die aan [slachtoffer 5] of
[slachtoffer 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
door die [slachtoffer 5]
-
te duwen en in een hoek te duwen en vervolgens de tas van voornoemde [slachtoffer 5] te openen en
-
een mes te tonen
door die [slachtoffer 6]
-
te duwen en tegen een voertuig te duwen en vervolgens de woorden toe te voegen: ''leeg die zakken'' en
-
een mes te tonen en vervolgens de woorden toe te voegen: ''leeg die zakken''.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.
Betrouwbaarheid verklaringen getuige [getuige]
De rechtbank verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde betrouwbaarheidsverweer ten aanzien van de verklaringen van getuige [getuige] . Haar verklaringen vinden voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen, zoals naar voren komt in het bewijsmiddelenoverzicht in de bijlage. De herkenning van verdachte via een foto die door getuige [getuige] aan de politie is verstrekt, is voldoende inzichtelijk gemaakt in het dossier. De politie heeft bij de herkenning van verdachte op die foto ook het door getuige [getuige] gegeven signalement betrokken.
De omstandigheid dat de van [slachtoffer 6] gestolen identiteitskaart bij verdachte is aangetroffen, maakt bovendien dat er overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de straatroof.