ECLI:NL:RBAMS:2025:6304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
13-145041-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor het beschadigen van een brommobiel en het wegmaken van een fiets

Op 27 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 mei 2025 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een brommobiel (Piaggio) en een fiets heeft beschadigd en weggegooid. De rechtbank legt een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren. De verdachte, geboren in 2001 en nu gedetineerd, heeft tijdens de zitting op 13 augustus 2025 bekend dat hij de brommobiel en meerdere fietsen in de gracht heeft gegooid. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een minder zware straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met justitie en dat er sprake is van verslavings- en psychiatrische problematiek. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te begeleiden en te stabiliseren, gezien zijn complexe problematiek en eerdere mislukte hulpverleningstrajecten. De rechtbank wijst ook de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/145041-25
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 05/360542-24
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Grünfeld, en van wat verdachte en zijn waarnemend raadsvrouw, mr. C.E. Dijkhuis, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa, op de terechtzitting als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 mei 2025 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een brommobiel/Piaggio en/of een of meerdere fietsen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] en/of onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft daarbij aangevoerd dat het in de gracht gooien van de brommobiel kan worden gekwalificeerd als het beschadigen van het voertuig. Het in de gracht gooien van de fietsen moet volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als het wegmaken daarvan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de brommobiel en een aantal fietsen in de gracht te hebben gegooid. De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte zoals gedaan door [aangever] namens [benadeelde partij] volgt dat de brommobiel (Piaggio) van voornoemd bedrijf in de nacht van 11 op 12 mei 2025 in de gracht is gegooid op de Oudezijds Achterburgwal. Tijdens zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte bekend de brommobiel in het water te hebben gegooid. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte de brommobiel van [benadeelde partij] in de gracht heeft gegooid.
Ook heeft verdachte bekend meerdere fietsen in de gracht te hebben gegooid. De bekennende verklaring van verdachte vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van getuige [getuige 2] . Beide getuigen hebben gezien dat verdachte één fiets in de gracht heeft gegooid. Het dossier bevat geen steunbewijs dat verdachte meerdere fietsen in de gracht zou hebben gegooid. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte één fiets in de gracht heeft gegooid.
De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als beschadiging van de brommobiel en het wegmaken van de fiets en de rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Van
beschadigingvan een goed is sprake wanneer het wordt aangetast, maar na eventuele reparaties weer gebruikt kan worden voor diens bestemming, zij het in beschadigde toestand. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een motorvoertuig te water raakt, de motor hierdoor wordt aangetast en kortsluiting aan de elektronische onderdelen kan ontstaan. De rechtbank kwalificeert dit handelen dan ook als beschadigen.
Ten aanzien van de in de gracht gegooide fiets stelt de rechtbank vast dat het dossier geen informatie bevat over de vraag of de fiets is vernield, beschadigd of onbruikbaar is gemaakt. Het in het water gooien van een fiets leidt niet per definitie tot beschadiging of het onbruikbaar maken ervan. Dat hangt af van wat voor soort fiets het betreft (elektrisch of niet) en hoe lang de fiets in het water zou liggen. De rechtbank kwalificeert daarom in dit geval het in de gracht gooien van de fiets als het wegmaken in de zin van artikel 350 Sr. Iedere handeling waardoor het goed aan zijn bestemming wordt onttrokken, valt onder de kwalificatie wegmaken. Niet vereist is dat het goed daarna voorgoed verloren gaat, bijna zeker niet meer terecht komt of dat het niet meer bestaat. Door de fiets in het water te gooien, is de fiets aan zijn bestemming onttrokken. Er kan immers niet meer op worden gefietst.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk beschadigen van een brommobiel en het opzettelijk wegmaken van een fiets.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 mei 2025 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een brommobiel/Piaggio, die aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft beschadigd en een fiets die aan een onbekend gebleven persoon, toebehoorde, heeft weggemaakt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf acht de officier van justitie gelet op de gevorderde ISD-maatregel niet opportuun, deze dient te worden afgewezen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen en te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht m.b.t. de vordering tot tenuitvoerlegging de proeftijd te verlengen met een jaar en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen. Deze bijzondere voorwaarden zouden onder andere kunnen bestaan uit het plaatsen in een door de verdediging aangedragen begeleid wonen voorziening (‘ [zorginstelling] ’) in [plaats] . Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Meest subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van één jaar en daarbij te bepalen dat na een half jaar een tussentijdse toetsing plaats vindt.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsvrouw primair verzocht deze af te wijzen, subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht deze toe te wijzen en te verrekenen met de in de hoofdzaak ondergane voorlopige hechtenis.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een brommobiel en het wegmaken van een fiets. Dat is hinderlijk en zorgt voor schade voor de eigenaren. Eenieder moet zijn of haar brommobiel of fiets op behoorlijke wijze kunnen stallen en mogen verwachten dat deze er bij terugkeer nog staat en te gebruiken is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 1 augustus 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt, kort gezegd, onder meer het volgende in:
Verdachte komt veelvuldig in aanraking met justitie en is al vaak veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Er zijn tientallen meldingen aangaande overlastgevend gedrag door verdachte, veelal onder invloed van alcohol en cannabis. Verdachte kampt met instabiliteit op verschillende leefgebieden. Er is sprake van verslavings- en psychiatrische problematiek, huisvestingsproblematiek, schuldenproblematiek, gebrek aan een zinvolle invulling van de dag en hij heeft geen steunend netwerk. Sinds 2022 maakt verdachte deel uit van de Top600 aanpak en heeft hij meerdere keren reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. Al die opgelegde toezichten zijn negatief retour gemeld. Verdachte bleek niet in staat zich aan de afspraken te houden waardoor de hulpverleningstrajecten niet van de grond kwamen. De mogelijkheden voor de reclassering om verdachte bij te staan in een ambulant kader zijn uitgeput. In combinatie met de complexe problematiek voldoet verdachte volgens de reclassering aan de zachte criteria voor oplegging van een ISD-maatregel. De reclassering adviseert de rechtbank dan ook aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft voornoemde reclasseringswerker op de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd en daarbij aangevuld dat de verwachting is dat het door de verdediging aangedragen alternatieve plan – gelet op de eerder ontbrekende motivatie bij verdachte – niet van de grond zal komen. Een verblijf bij [zorginstelling] zou een mooie oplossing zijn ná de voor verdachte benodigde behandeling en begeleiding, maar niet in dit stadium. De reclasseringswerker heeft benadrukt dat hulpverlening en begeleiding alleen binnen de kaders van de ISD-maatregel voldoende vorm kan krijgen.
De ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 30 juni 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 12 mei 2025 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank concludeert dat eveneens is voldaan aan de zachte ISD-criteria. Er bestaan – gezien de eerder mislukte trajecten – geen reële mogelijkheden om verdachte binnen minder dwingende kaders tot gedragsverandering te bewegen. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte aangedragen begeleid wonen voorziening in [plaats] onvoldoende (strakke) kaders biedt. Verdachte zal daar op vrijwillige basis hulp krijgen, terwijl verdachte juist een dwingend kader nodig heeft.
Binnen de ISD-maatregel kan worden ingestoken op hulpverlening voor en begeleiding van verdachte, rekening houdend met zijn complexe problematiek. Op die manier kan gewerkt worden aan stabilisering en kan de kans op herhaling van delictgedrag worden teruggedrongen. Zonder enige vorm van begeleiding acht de rechtbank de kans groot dat verdachte terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie volgen.
Om voornoemde doelen van de ISD-maatregel alle kansen te geven is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tussentijds te toetsen en zal het verzoek van de raadsvrouw hiertoe afwijzen. Als de raadsvrouw meent dat voortzetting van de maatregel niet meer opportuun is, kan de raadsvrouw zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse toetsing.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging 05/360542-24

Nu de rechtbank aan verdachte een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar zal opleggen, acht de rechtbank het - met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte - niet opportuun om de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 05/360542-24 toe te wijzen. De rechtbank wijst deze vordering dan ook af.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

9.1.
De vordering tot schadevergoeding namens [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Blijkens de vordering is deze ingediend door [naam] .
De benadeelde partij vordert € 7.969,46 (zegge: zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zesenveertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding nu niet voldoende is onderbouwd welke rol [naam] binnen het bedrijf heeft/had en daarmee ook niet kan worden vastgesteld of deze daadwerkelijk gevolmachtigd is/was tot het indienen van de vordering. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat het goed daadwerkelijk waterschade heeft opgelopen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu deze niet voldoende is onderbouwd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot schadevergoeding namens [benadeelde partij] is ingediend en ondertekend door [naam] . Een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel (KvK) dan wel enige onderbouwing waaruit blijkt dat [naam] gemachtigd is tot het indienen van de vordering, is niet bijgevoegd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [naam] inderdaad bevoegd is om de vordering namens [benadeelde partij] in te dienen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij kan zijn vordering wel nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegmaken
verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 05/360542-24
af.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij] niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C.E. Krikke, voorzitter,
mr. G. Oldekamp en mr. I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 augustus 2025.
[…]