ECLI:NL:RBAMS:2025:6332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
13-210.999-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek van het Verenigd Koninkrijk voor vervolging van strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan over een overleveringsverzoek van het Verenigd Koninkrijk. De vordering, ingediend door de officier van justitie mr. K. van der Schaft, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die wordt verdacht van strafbare feiten in het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1964, momenteel gedetineerd is in Nederland en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Tijdens de openbare zitting op 6 augustus 2025 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen, en zijn raadsman mr. M.M.H. Zuketto heeft geen verweer gevoerd tegen de overlevering.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen beletsel vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de wettelijke eisen is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. Tevens is de afgifte van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een witte Iphone en een paspoort, bevolen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-210.999-24
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 3 juni 2025 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 20 juni 2024 door
the Liverpool and Knowsley Magistrates Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 augustus 2025. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.
De raadsman heeft ter zitting meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar aanleiding van contacten tussen zijn Britse advocaten en het Britse Openbaar Ministerie heeft besloten zich niet tegen zijn overlevering te verzetten. De raadsman heeft daarom geen verweer gevoerd.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een
Warrant of arrest at first instance issued at Liverpool and Knowsley Magistrates Courtvan 20 juni 2024.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.
Het AB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, als voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, Opiumwet.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2 Uitvoeringswet

Het AB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, Uitvoeringswet kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in het Verenigd Koninkrijk aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in het Verenigd Koninkrijk;
  • de verdovende middelen zijn in het Verenigd Koninkrijk ingevoerd;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens de opgeëiste persoon te vervolgen voor de feiten die aan het AB ten grondslag liggen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het AB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

6.Detentie-omstandigheden (artikel 604, aanhef en onder c, HSO)

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat voor gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen
HMP Bedford,
HMP Winchesteren
HMP Wandswortheen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel
4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
De Britse autoriteiten hebben bij brief van 8 juli 2025 op verzoek van de officier van justitie meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in
HMP Liverpool.
Het ten aanzien van de penitentiaire inrichtingen HMP Bedford, HMP Wandsworth en HMP Winchester vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling staat daarom niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg. Verder is gesteld noch gebleken dat ten aanzien van de penitentiaire inrichting HMP Liverpool sprake is van een (algemeen) reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 Handvest. De detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting HMP Liverpool vormen dus geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Omdat is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en ook verder geen
weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, en een garantie is verstrekt op grond van artikel 604, aanhef en onder c, HSO, moet de overlevering worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen - een witte Iphone en een paspoort op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] - aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2, 10 en 11b Opiumwet en de artikelen 1, 2 en 3 Uitvoeringswet, 604 en 606 HSO en 49 en 50 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Liverpool and Knowsley Magistrates Court(Verenigd Koninkrijk);
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten: een witte Iphone (goednummer PL1100-2025123267-1736673) en een paspoort op naam van [naam] , geboren op [geboortedatum] (goednummer PL1100-2025123193-1736367).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2025.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353