ECLI:NL:RBAMS:2025:6428

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11504088 WM VERZ 25-652
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersgedraging en administratieve sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens een verkeersgedraging. Betrokkene werd verweten dat zij op 3 november 2023 zonder te stoppen een rotonde oprijdt, waardoor andere bestuurders moesten afremmen. Betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat zij voorrang kreeg van een andere bestuurder. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de verweerder, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de openbare zitting op 12 augustus 2025 is het beroep behandeld, maar niemand van de zijde van de gemachtigde is verschenen. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging en heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien voor het opvragen van een aanvullend proces-verbaal en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. M. van der Kaay
zaaknummer: 11504088 WM VERZ 25-652
beslissing van: 12 augustus 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 12 augustus 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
(verder: betrokkene)
namens wie beroep is ingesteld door:
[gemachtigde] van Boete.nu B.V.
(verder: gemachtigde)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 8 april 2024 en is gericht tegen de beslissing van 6 maart 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 14 november 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep - nadat gemachtigde telefonisch is gehoord - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 12 augustus 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat zij als bestuurder van het motorvoertuig met kenteken [kenteken] geen voorrang heeft verleend ingevolge bord B6. Deze gedraging is geconstateerd op 3 november 2023 om 14:45 uur op de Bijlmerdreef kruising Gooiseweg te Amsterdam.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat betrokkene de gedraging ontkent. Zij reed ten tijde van de vermeende gedraging extra voorzichtig, omdat zij twee kinderen en een huisdier achterin de auto had. De verbalisant gaf zelf aan dat hij lichtjes moest afremmen vanwege de auto's voor hem die moesten afremmen, omdat betrokkene de rotonde op kwam. Dit zou volgens de verbalisant levensgevaarlijk zijn en hij wilde er verder niet over discussiëren. Betrokkene was in shock en wist totaal niet waar de verbalisant het over had. Het was druk op de weg en betrokkene reed niet eens 20km/u. Betrokkene ontkent haar auto voor iemand te hebben "gegooid". Zij heeft wel de ruimte gekregen van een andere bestuurder om te ritsen. Er heeft niemand op de noodrem hoeven
In een aanvullend beroepschrift voert betrokkene nog aan dat het gelet op het gevoerde verweer op de weg van de officier van justitie had gelegen om een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de betreffende verbalisant. Het is volgens betrokkene absoluut niet redelijk om een verkeersboete uit te schrijven van € 289 euro, omdat iemand anders zo beleefd was om haar te laten invoegen en het overige verkeer daardoor mogelijkerwijs moest afremmen.
Gemachtigde verzoekt de kantonrechter om het beroep gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
4. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep ongegrond is. De gedraging kan op basis van de verklaring van de verbalisant voldoende worden vastgesteld. Dat betrokkene niet reeds bij de staandehouding heeft verklaard dat een ander haar voorrang zou hebben verleend, maakt het namens betrokkene gevoerde verweer onvoldoende aannemelijk, aldus verweerder.
5. Het volgende wordt overwogen.
6. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht:
“Ik, verbalisant, zag betrokkene niet stoppen, en een rotonde oprijden. Het overige verkeer moest hard remmen om een aanrijding te voorkomen”.
Betrokkene is staande gehouden en de cautie verleend. Bij de staandehouding heeft betrokkene verklaard:
“Ik was mij er helemaal niet van bewust. Ik rijd altijd netjes”.
7. In Wahv-zaken biedt een verklaring van een opsporingsambtenaar in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de aan betrokkene verweten gedraging is verricht. Dit is anders indien betrokkene voor zijn of haar zaak specifieke feiten en/of omstandigheden aanvoert die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van een of meer onderdelen van de opgemaakte verklaring in het zaakoverzicht dan wel dat uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
8. Hiervan is de kantonrechter in de onderhavige zaak niet gebleken. Op grond van de verklaring van de verbalisant is naar de overtuiging van de kantonrechter in voldoende mate komen vast te staan dat de aan betrokkene verweten gedraging is verricht. De verbalisant verklaart duidelijk dat betrokkene zonder te stoppen de rotonde opreed en het overige verkeer hard moest remmen. De inhoud van het door betrokkene gevoerde verweer geeft de kantonrechter onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant. Dat een andere bestuurder betrokkene voorrang heeft verleend is onvoldoende aannemelijk geworden. Er is in de onderhavige zaak terecht een boete opgelegd. Voor het opvragen van een aanvullend proces-verbaal ziet de kantonrechter geen aanleiding. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

9. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Betrokkene wordt in de onderhavige zaak volledig in het ongelijk gesteld. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
10. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.