ECLI:NL:RBAMS:2025:6490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
11617898 \ CV EXPL 25-5050
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten door Q-Park aan [gedaagde] BV na ontkenning van overeenkomst

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van parkeerkosten van [gedaagde] BV, die ontkent een overeenkomst te hebben ondertekend. De procedure begon met een dagvaarding op 17 maart 2025, gevolgd door een verweerschrift van [gedaagde] BV en een tussenvonnis op 16 mei 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2025 heeft de kantonrechter de zaak behandeld. Q-Park stelt dat er een overeenkomst is gesloten op 23 november 2023, waarbij [gedaagde] BV gebruik mocht maken van de parkeergelegenheden. Ondanks de ontkenning van [gedaagde] BV, die beweert dat de handtekening op de overeenkomst niet van de juiste persoon is, concludeert de kantonrechter dat de overeenkomst tot stand is gekomen op basis van gedragingen van partijen. Q-Park heeft bewijs geleverd van eerdere betalingen en correspondentie die de intentie van [gedaagde] BV om de overeenkomst aan te gaan ondersteunen. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, en veroordeelt [gedaagde] BV tot betaling van het openstaande bedrag van € 5.919,92, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11617898 \ CV EXPL 25-5050
Vonnis van 29 augustus 2025
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Q-Park en [gedaagde] BV genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 maart 2025 met producties,
- het verweerschrift van [gedaagde] BV,
- het tussenvonnis van 16 mei 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van Q-Park van 15 juli 2025 met aanvullende producties,
- de mondelinge behandeling van 31 juli 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat hij vandaag uitspraak doet.

2.De feiten en geschilpunten

2.1.
Q-Park exploiteert parkeergarages. Volgens Q-Park heeft zij met [gedaagde] BV een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] BV tegen betaling gebruik mocht maken van de parkeergelegenheden van Q-Park. Deze overeenkomst hebben partijen gesloten op 23 november 2023 en het jaarabonnement van [gedaagde] BV is op 27 november 2023 ingegaan, aldus Q-Park.
2.2.
Vanaf april 2024 heeft Q-Park maandelijks gefactureerd aan [gedaagde] BV. De facturen van april tot en met november 2024 zijn niet betaald. Na meerdere betalingsherinneringen en een ingebrekestelling, vordert Q-Park in deze procedure betaling van het openstaande bedrag, namelijk € 5.919,92 vermeerderd met rente en kosten en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit laatste betekent dat het oordeel van de kantonrechter ook meteen mag worden uitgevoerd als [gedaagde] BV hiertegen hoger beroep instelt.
2.3. [gedaagde]
BV ontkent de overeenkomst te hebben ondertekend. De handtekening die op de overeenkomst staat, is niet van degene die erbij vermeld staat, namelijk de heer [naam 1] , toenmalig directeur van [gedaagde] BV, en ook niet van de heer [naam 2] , huidig bestuurder. Het volledige verweerschrift, dat door de heer [naam 2] is ondertekend, luidt inhoudelijk als volgt:

No controle is gebleken dat de getekende overeenkomst op 23 november 2023 niet door [naam 1] is getekend en ook niet door mij. We zijn van mening dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is en hierdoor moet de overeenkomst komen te vervallen en ook geen schuld is aan Q Park.
2.4.
Q-Park blijft bij haar stelling dat [gedaagde] BV de overeenkomst is aangegaan. Zij ziet geen reden om aan de handtekening te twijfelen. Bovendien heeft [gedaagde] BV eerder al een aantal betalingen aan Q-Park gedaan, heeft zij gebruik gemaakt van de parkeergelegenheid en heeft de heer [naam 2] gecorrespondeerd met Q-park over de totstandkoming en latere wijziging van de overeenkomst. Uit KvK-uittreksels en de historie uit het handelsregister blijkt dat de heer [naam 1] tot 29 januari 2025 zelfstandig bevoegd bestuurder was van [gedaagde] BV. De onderneming van de heer [naam 2] – Menes Holding BV – is sinds 29 januari 2025 enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [gedaagde] BV.

3.De beoordeling

Partijen hebben een overeenkomst gesloten
3.1.
Een overeenkomst is vormvrij, wat betekent dat deze niet schriftelijk vastgelegd hoeft te zijn, maar ook kan volgen uit gedragingen van partijen en andere omstandigheden. Op die manier hebben ook Q-Park en [gedaagde] BV een overeenkomst gesloten, waaruit volgt dat [gedaagde] BV het gevorderde bedrag aan Q-Park moet betalen. Hieronder volgt een toelichting op dit oordeel.
3.2.
Op 13 november 2023 e-mailt de heer [naam 2] aan Q-Park: “
Graag willen wij tot 31-12-2024 een parkeerplaats huren bij Q-Park. Wat zijn de maandelijkse kosten hiervan?”. Op 20 november 2023 geeft de heer [naam 2] de gegevens van [gedaagde] BV door. Op 27 november 2023 e-mailt de heer [naam 2] aan Q-Park: “
Hierbij de getekende overeenkomst. Wanner kunne we gebruikmaken van de parkeerplek?”. In februari 2024 verzoekt de heer [naam 2] het abonnement te wijzigen van twee parkeerrechten naar één, omdat hij met één in plaats van twee auto’s van de parkeerplek gebruik wil maken. Q-Park reageert dat dat niet kan, maar dat ze de betaling op jaarbasis wel kan aanpassen naar maandelijkse betalingen. Daarop reageert de heer [naam 2] op 27 februari 2024: “
We gaan akkoord met maand betaling. Kunt u aangepaste overeenkomst mailen?”. Q-Park heeft een allonge van 27 februari 2024 overgelegd die door de heer [naam 1] is ondertekend, als directeur van [gedaagde] BV. Deze allonge en de ondertekening ervan heeft [gedaagde] BV niet betwist. Deze handtekening is dezelfde handtekening die op de betwiste overeenkomst staat, wat betekent dat beide stukken door de heer [naam 1] zijn ondertekend.
3.3.
Uit bovenstaande e-mails volgt dat [gedaagde] BV de intentie had om een parkeerabonnement af te sluiten. [gedaagde] BV heeft ook uitvoering aan de overeenkomst gegeven door enkele abonnementsgelden te betalen en gebruik te maken van de parkeerplek. Naast het in overweging 2.2 geciteerde summiere verweerschrift met de blote ontkenning van de ondertekening, heeft [gedaagde] BV geen verdere standpunten of onderbouwing aangevoerd en is zij ook niet op de zitting verschenen om toelichting te geven.
3.4.
De kantonrechter volgt dan ook Q-Park in haar stellingen dat een overeenkomst tot stand is gekomen en daar ook uitvoering aan is gegeven. [gedaagde] BV moet zich aan deze overeenkomst houden en alle abonnementsgelden aan Q-Park betalen. De vordering wordt daarom toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
3.5.
Q-Park vordert vergoeding van € 887,99 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is gebaseerd op haar algemene voorwaarden, die [gedaagde] BV heeft aanvaard. De buitengerechtelijke incassokosten worden dan ook toegewezen.
3.6. 156
BV is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van Q-Park betalen. De proceskosten van Q-Park worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
122,35
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.478,35

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] BV om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 5.919,92 plus de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 17 april 2024,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] BV om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 887,99 aan buitengerechtelijke kosten plus de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 17 maart 2025,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] BV in de proceskosten van € 1.478,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] BV niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, kantonrechter, bijgestaan door
mr. Z.A. Mees, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.