ECLI:NL:RBAMS:2025:6538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
11808882
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een executiegeschil tussen BeauFin B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene], en Woningstichting Eigen Haard. De bewindvoerder vorderde schorsing van de ontruiming van de woning van [betrokkene], nadat de kantonrechter eerder op 2 mei 2025 de ontbinding van de huurovereenkomst had uitgesproken en de ontruiming had bevolen. De bewindvoerder stelde dat de ontruiming zou leiden tot een acute noodtoestand voor [betrokkene], die medische zorg nodig heeft en niet op straat kan komen te staan. Eigen Haard voerde verweer en stelde dat er geen nieuwe feiten waren die een heroverweging rechtvaardigden, aangezien de gezondheidstoestand van [betrokkene] al in de eerdere procedure was meegenomen. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag of nieuwe feiten die de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bodemvonnis konden ondermijnen. De primaire en subsidiaire vorderingen van de bewindvoerder werden afgewezen, maar de kantonrechter schorste de ontruiming voor zeven weken, zodat er tijd was om passende woonruimte voor [betrokkene] te vinden. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten van Eigen Haard, die op € 610,50 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11808882 \ KK EXPL 25-483
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2025
in de zaak van
BEAUFIN B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene],
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. M.G. Niens en mr. W. Albers
tegen
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Eigen Haard,
gemachtigde: mr. J.P. van Oudenhoven.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 25 juli 2025, met producties heeft de bewindvoerder een voorziening gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2025. De bewindvoerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 1] , bijgestaan door mr. W. Albers. Tevens was [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) aanwezig. Namens Eigen Haard was [naam 2] (medewerker rechtmatig wonen) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen één productie in het geding gebracht. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij Eigen Haard gebruik heeft gemaakt van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 17 december 2020 de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] wegens verkwisting/het hebben van problematische schulden onder bewind gesteld en BeauFin B.V. tot bewindvoerder benoemd.
2.2.
Eigen Haard heeft op 14 september 2010 een huurovereenkomst met [betrokkene] gesloten met betrekking tot de woning gelegen aan het adres [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Bij dagvaarding van 10 februari 2025 heeft Eigen Haard een bodemprocedure tegen de bewindvoerder aanhangig gemaakt (bekend onder zaaknummer 11551522 CV EXPL 25-3267), waarin zij – voor zover relevant in dit geschil – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd. De zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. De bewindvoerder is in die procedure verschenen en heeft verweer gevoerd. De kantonrechter heeft bij vonnis van 2 mei 2025 de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen (hierna: het bodemvonnis). De kantonrechter heeft deze beslissing – gemotiveerd – uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4.
Op 12 mei 2025 heeft Eigen Haard gemeld dat de ontruiming op 5 augustus 2025 zal plaatsvinden. Deze ontruiming heeft Eigen Haard uiteindelijk niet doorgezet, in afwachting van de uitkomst van dit geschil.
2.5.
De bewindvoerder kan zich niet vinden in de beslissing van de kantonrechter en heeft daartegen hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerder vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk bij voorraad:
primair staking van de tenuitvoerlegging van de in het vonnis van 2 mei 2025 uitgesproken ontruiming;
subsidiair schorsing van de tenuitvoerlegging van de in het vonnis van 2 mei 2025 uitgesproken ontruiming, totdat op het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep zal zijn beslist;
meer subsidiair schorsing van de tenuitvoerlegging van de in het vonnis van 2 mei 2025 uitgesproken ontruiming, tot een moment waarop voor [betrokkene] passende vervangende woonruimte met zorgondersteuning is geregeld; en
veroordeling van Eigen Haard in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het belang van [betrokkene] tot behoud van de woning in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van Eigen Haard. Door de ontruiming zou [betrokkene] op straat komen te staan en [betrokkene] kan niet bij familie terecht. Gelet op de medische situatie van [betrokkene] is het niet verantwoord als hij dakloos wordt. Het is (nog) niet gelukt om passende woonruimte met de juiste zorg te vinden voor [betrokkene] , mede wegens de lange wachttijd hiervoor. Daarnaast zou ontruiming van de woning een acute en levensbedreigende noodtoestand voor [betrokkene] veroorzaken. Hiermee maakt Eigen Haard misbruik van haar bevoegdheid door het bodemvonnis te executeren.
3.3.
Eigen Haard voert verweer. Eigen Haard concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de bewindvoerder, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de bewindvoerder, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van deze procedure.
3.4.
Eigen Haard stelt dat er in dit geding geen ruimte meer is voor een nieuwe belangenafweging, nu de kantonrechter de uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft gemotiveerd en er geen sprake is van feiten of omstandigheden die niet zijn meegewogen bij het oordeel van de bodemrechter. De slechte gezondheid van [betrokkene] kan niet als nieuw feit worden aangemerkt, nu deze uitgebreid aan bod is gekomen in de bodemprocedure. Dat de noodtoestand voor [betrokkene] zou ontstaan bij ontruiming van de woning, heeft de bodemrechter meegenomen in haar belangenafweging.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis, wat betreft de ontruiming, moet worden gestaakt, dan wel geschorst totdat door het gerechtshof Amsterdam is beslist op het ingestelde hoger beroep.
Het juridisch kader
4.2.
De kantonrechter begrijpt het standpunt van de bewindvoerder ten aanzien van het juridisch kader aldus dat nu er sprake is een ingesteld hoger beroep, een minder strenge maatstaf geldt. De maatstaf die moet worden gehanteerd is dat de bewindvoerder een belang moet hebben bij het door hem gevorderde en dat de belangen van partijen dienen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval, aldus de bewindvoerder. In dit executiegeschil zou een nieuwe belangenafweging dienen plaats te vinden, nu het verhoogde risico op een herseninfarct voor [betrokkene] indien hij op straat zou komen te staan, in het bodemvonnis niet in de belangafweging is meegenomen. Eigen Haard stelt dat, nu in het bodemvonnis reeds een belangenafweging heeft plaatsgevonden, de uitvoerbaar bij voorraad verklaring daarin is gemotiveerd en geen sprake is van een nieuw feit, in dit executiegeschil geen ruimte bestaat voor een nieuwe belangenafweging.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende ten aanzien van het juridisch kader. De te hanteren maatstaf vloeit voort uit het arrest van 20 december 2019 van de Hoge Raad (het zgn. Zeester-arrest, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
4.4.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de kantonrechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.5.
Nu de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd in het bodemvonnis, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan (hierna: nova) en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
Geen juridische of feitelijke misslag
4.6.
Dat er sprake is van een kennelijke misslag is niet gesteld, noch is daarvan gebleken.
Geen nova
4.7.
De bewindvoerder verwijst in zijn betoog naar de verklaring van de huisarts van 17 april 2025 en naar de verklaringen van de neuroloog naar aanleiding van de consulten op 8 en 17 april 2025 en stelt dat deze verklaringen in voornoemd kader als nova dienen te worden aangemerkt. Uit de rapportages van de neuroloog blijkt dat de gezondheidstoestand van [betrokkene] verslechtert en dat er sterke aanwijzingen bestaan voor een recidief herseninfarct. Eigen Haard betwist dat het hier gaat om een novum en stelt dat de gezondheid van [betrokkene] uitgebreid aan bod is gekomen in de bodemprocedure. Deze belangen van [betrokkene] heeft de bodemrechter meegenomen in de belangafweging. De feiten zijn niet ontstaan na het gewezen bodemvonnis, aldus Eigen Haard.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verklaringen van de huisarts en de neuroloog niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt. Weliswaar zijn deze specifieke stukken pas na het bodemvonnis opgesteld en derhalve toen niet door de bodemrechter in de beoordeling betrokken, maar de bevindingen daarin wijken niet wezenlijk af van hetgeen reeds in de bodemprocedure aan de orde is geweest. Uit de rapporten van de neuroloog blijkt dat [betrokkene] in 2025 opnieuw een herseninfarct heeft doorgemaakt en dat sprake is van toenemende stijfheid in de linkerarm. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bevindingen in overgelegde rapporten niet zodanig nieuw of afwijkend zijn dat gesproken kan worden van een novum, temeer nu de gezondheidstoestand van [betrokkene] in de bodemprocedure uitvoerig aan bod is gekomen en de bodemrechter deze heeft betrokken in haar belangenafweging. Voorgaande maakt dat het niet gerechtvaardigd is om af te wijken van de beslissing in het bodemvonnis.
Geen noodtoestand
4.9.
De bewindvoerder heeft ten slotte gesteld dat door de ontruiming van de woning voor [betrokkene] een noodtoestand zal ontstaan. Door het bodemvonnis te executeren maakt Eigen Haard misbruik van haar bevoegdheid. Als [betrokkene] op straat komt te staan, kan hij de nodige zorg niet krijgen wat kan leiden tot verdere ernstige medische complicaties, zoals een terugkerend hersen- of hartinfarct met potentieel levensbedreigende gevolgen. Eigen Haard erkent dat de gevolgen van de ontruiming ernstig kunnen zijn voor [betrokkene] , maar stelt dat deze mogelijke gevolgen voor [betrokkene] zijn meegenomen bij de belangenafweging door de bodemrechter. Ondanks deze mogelijke gevolgen, heeft de bodemrechter de huurovereenkomst ontbonden.
4.10.
Voorop stelt de voorzieningenrechter dat ontruiming op grond van een vonnis een maatregel is diep ingrijpt in het persoonlijk leven van iedereen die daarmee wordt geconfronteerd. Maar een noodtoestand die aan executie van zo’n vonnis in de weg staat, levert dat niet zonder meer op. Daarvoor moet er sprake zijn van bijzondere bijkomende omstandigheden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter, zoals reeds overwogen in punt 4.8, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat na het bodemvonnis feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat de executie van het vonnis een zodanige noodtoestand zal doen ontstaan voor [betrokkene] dat tenuitvoerlegging van het bodemvonnis misbruik van bevoegdheid oplevert.
Tussenconclusie
4.11.
De tussenconclusie is dat de primaire en subsidiaire vorderingen van de bewindvoerder worden afgewezen. Er bestaat geen grond om de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis te staken, dan wel te schorsen.
De meer subsidiaire vordering
4.12.
Eigen Haard heeft op de mondelinge behandeling aangegeven bereid te zijn om de ontruiming te schorsen voor zeven of acht weken, omdat er dan naar verwachting een plek voor [betrokkene] in het passantenhotel is waar hij kan verblijven na de ontruiming van de woning. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de meer subsidiaire vordering van de bewindvoerder deels toe te wijzen, in die zin dat de ontruiming met zeven weken wordt geschorst.
De proceskosten
4.13.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eigen Haard worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
610,50

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 2 mei 2025, voor zover dit ziet op de veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning, tot 17 oktober 2025,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025, in aanwezigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.
61289