ECLI:NL:RBAMS:2025:661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11116443\ CV EXPL 24-4944
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurders vorderen huurprijsvermindering wegens sluiting van voorzieningen in wooncomplex

In deze zaak vorderen Huurders een huurprijsvermindering van [gedaagden] wegens het niet beschikbaar stellen van de [club] in het [complex] complex, dat onderdeel uitmaakt van hun huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 6 februari 2025 uitspraak gedaan. Huurders stellen dat de [club], die faciliteiten zoals een zwembad, sauna en fitnessruimte biedt, als onroerende aanhorigheid moet worden gekwalificeerd volgens artikel 7:233 BW. Ze betogen dat de sluitingen van de [club] gedurende bepaalde periodes, waaronder tijdens de COVID-19 pandemie, hen schade hebben berokkend en dat zij recht hebben op een huurprijsvermindering van 2% per dag voor de dagen dat de voorzieningen niet beschikbaar waren.

De kantonrechter oordeelt dat de [club] inderdaad als onroerende aanhorigheid moet worden beschouwd en dat Huurders recht hebben op een huurprijsvermindering voor de sluitingen die langer dan 30 dagen per jaar duurden, met uitzondering van de sluitingen die het gevolg waren van overheidsmaatregelen. De rechter wijst erop dat de sluitingen tijdens de COVID-19 pandemie niet als een gebrek kunnen worden aangemerkt. Huurders hebben recht op een vergoeding van € 2,50 per dag voor elke dag dat de [club] langer dan 30 dagen gesloten was, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 832,97 die [gedaagden] moet betalen. De rechter verklaart de rechtsverhouding tussen Huurders en [gedaagden] als onderdeel van de huurovereenkomst en niet als een aparte gebruiksovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11116443 \ CV EXPL 24-4944
Vonnis van 6 februari 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser 1]
[eiser 40]
[eiser 79]
[eiser 2]
[eiser 41]
[eiser 80]
[eiser 3]
[eiser 42]
[eiser 81]
[eiser 4]
[eiser 43]
[eiser 82]
[eiser 5]
[eiser 44]
[eiser 83]
[eiser 6]
[eiser 45]
[eiser 84]
[eiser 7]
[eiser 46]
[eiser 85]
[eiser 8]
[eiser 47]
[eiser 86]
[eiser 9]
[eiser 48]
[eiser 87]
[eiser 10]
[eiser 49]
[eiser 88]
[eiser 11]
[eiser 50]
[eiser 89]
[eiser 12]
[eiser 51]
[eiser 90]
[eiser 13]
[eiser 52]
[eiser 91]
[eiser 14]
[eiser 53]
[eiser 92]
[eiser 15]
[eiser 54]
[eiser 93]
[eiser 16]
[eiser 55]
[eiser 94]
[eiser 17]
[eiser 56]
[eiser 95]
[eiser 18]
[eiser 57]
[eiser 96]
[eiser 19]
[eiser 58]
[eiser 97]
[eiser 20]
[eiser 59]
[eiser 98]
[eiser 21]
[eiser 60]
[eiser 99]
[eiser 22]
[eiser 61]
[eiser 100]
[eiser 23]
[eiser 62]
[eiser 101]
[eiser 24]
[eiser 63]
[eiser 96]
[eiser 25]
[eiser 64]
[eiser 97]
[eiser 26]
[eiser 65]
[eiser 98]
[eiser 27]
[eiser 66]
[eiser 99]
[eiser 28]
[eiser 67]
[eiser 100]
[eiser 29]
[eiser 68]
[eiser 101]
[eiser 30]
[eiser 69]
[eiser 31]
[eiser 70]
[eiser 32]
[eiser 71]
[eiser 33]
[eiser 72]
[eiser 34]
[eiser 73]
[eiser 35]
[eiser 74]
[eiser 36]
[eiser 75]
[eiser 37]
[eiser 76]
[eiser 38]
[eiser 77]
[eiser 39]
[eiser 78]
allen in deze zaak domicilie kiezende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna samen te noemen: Huurders,
gemachtigde: mr. L. Hellinga,
tegen

1.[gedaagde 1] .

2. [gedaagde 2] ,
beiden gevestigd te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. R. Benneker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2024 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van 24 juli 2024 met bijlagen;
  • het tussenvonnis van 8 augustus 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de dagbepaling mondelinge behandeling;
  • de aanvullende producties van Huurders van 9 december 2024; en
  • de aanvullende productie van [gedaagden] van 16 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Aanwezig waren namens Huurders, de heer [naam 1] en de heer [eiser 21] , bijgestaan door de gemachtigde. Een aantal huurders nam deel aan de zitting via een videoverbinding. Namens [gedaagden] waren mevrouw [naam 2] (manager customer and legal affairs) en de huismeester aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities, waarbij Huurders een overzicht met de entiteiten van [gedaagden] per huurder hebben overlegd, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Er is vervolgens om een vonnis gevraagd en daarvoor is een datum bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurders zijn (of waren) bewoners van het [complex] complex gelegen aan de [adres] in [plaats] waarin appartementen gehuurd worden van verhuurder [gedaagden] , een vastgoedbelegger. In dit complex bevindt zich op de eerste verdieping een [club] met een zwembad, sportschool en sauna (hierna: de [club] ).
2.2.
Door [gedaagden] zijn verschillende advertenties en reclame uitingen gedaan waarin wordt vermeld dat het [complex] complex over een private [club] beschikt.
2.3.
In de huurovereenkomsten en algemene voorwaarden met Huurders zijn de volgende bepalingen opgenomen over de [club] , voor zover hier van belang:
  • “Verhuurder verleent tevens aan huurder het recht gebruik te maken van de eventuele ten behoeve van het gehuurde, aanwezige centrale voorzieningen en gemeenschappelijke ruimten, alsmede van de bijkomende leveringen en diensten.”
  • “Huurder heeft het recht gebruik te maken van het in het complex [complex] gelegen voorzieningencentrum, bestaande uit een zwembad, fitnessruimte en sauna. Het gebruik geschiedt om niet en kan door verhuurder op ieder moment op haar moverende redenen met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden worden beëindigd.”
2.4.
Ook is in een aantal huurovereenkomsten bepaald dat
“Het gebruiksrecht staat los van de huurovereenkomst met betrekking tot onderhavige woning; verhuurder is gerechtigd derden-niet-huurders van het voorzieningencentrum gebruik te laten maken”.
2.5.
Op de volgende data was de [club] (deels) gesloten vanwege onderhoudswerkzaamheden, renovatie of op last van de overheid vanwege de COVID-19 pandemie:
  • 19 februari tot en met 12 maart 2019;
  • 21 februari tot en met 27 februari 2020;
  • 13 maart tot en met 7 juli 2020;
  • 5 november tot en met 17 november 2020;
  • 15 december 2020 tot en met 19 mei 2021;
  • 20 mei 2021 tot en met 14 juli 2023;
  • 4 september tot 8 september 2023;
  • 11 september 2023;
  • 2 oktober 2023; en
  • 22 januari 2024 tot en met 12 februari 2024.
2.6.
Op 29 oktober 2021 hebben Huurders een bioscoopbon ontvangen vanwege de lange duur van de sluiting van de [club] .
2.7.
Tussen partijen heeft een uitgebreide correspondentie plaatsgevonden over een compensatie voor Huurders als gevolg van de onvrede bij hen door de langdurige sluiting (van delen) van de [club] .

3.Het geschil

3.1.
Huurders vorderen dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart:
  • dat de rechtsverhouding tussen [gedaagden] en Huurders in zake het gebruiksrecht om gebruik te maken van de [club] in het [complex] complex moet worden gekwalificeerd als een onderdeel van de huurovereenkomst; namelijk als onroerende aanhorigheid in de zin van artikel 7:233 Burgerlijk Wetboek (hierna BW);
  • dat [gedaagden] niet het overeengekomen huurgenot heeft verschaft en tekortschiet in de nakoming van deze verplichting uit de huurovereenkomst indien [gedaagden] de [club] niet (geheel of gedeeltelijk) ter beschikking stelt aan Huurders, waardoor [gedaagden] jegens hen schadeplichtig is en een vermindering van de door Huurders (individueel) verschuldigde huurprijs is gerechtvaardigd;
  • dat de [club] in de periode van 19 februari 2019 tot en met 13 februari 2024 geheel of gedeeltelijk gesloten is geweest;
  • dat Huurders recht hebben op een huurprijsvermindering van 2% van de huurprijs per dag voor iedere dag dat sportschool dicht is (geweest), 2% van de huurprijs per dag voor iedere dag dat sauna dicht is (geweest) en 6% van de huurprijs per dag voor iedere dag dat zwembad dicht is (geweest), of een vast te stellen percentage aan huurprijsvermindering.
Tevens vorderen Huurders hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Huurders leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Zij beroepen zich erop dat de [club] kwalificeert als een onroerende aanhorigheid op grond van artikel 7:233 BW. De tekst van de huurovereenkomst is hierbij niet doorslaggevend. [gedaagden] heeft bij Huurders de indruk gewekt dat het exclusieve gebruik van de [club] onderdeel is van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagden] betwist de stellingen van Huurders en voeren aan - samengevat - dat de [club] geen onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst en dat het om een gebruiksrecht gaat waarvoor geen vergoeding is verschuldigd door Huurders. De [club] is geen gemeenschappelijke ruimte en de bedrijfsruimte is gesitueerd op een ander appartementsrecht dan de woningen. De sluiting van de [club] levert daarom geen gebrek op waardoor er geen sprake kan zijn van huurprijsvermindering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de [club] kwalificeert als een onroerende aanhorigheid en dat bij een sluiting van langer dan 1 maand [gedaagden] hiervoor een huurkorting verschuldigd is tenzij er sprake was van een sluiting op last van de overheid zoals tijdens de COVID-pandemie. Hieronder licht de kantonrechter toe hoe hij tot zijn oordeel is gekomen.
Onroerende aanhorigheid
4.2.
Bepalend voor de vraag of er sprake is van een voorziening die gekwalificeerd kan worden als een onroerende aanhorigheid in de zin van artikel 7:233 BW zijn de overeengekomen bestemming en de aard van de voorziening. Daarbij is de wijze waarop het gebruik in de huurovereenkomst is omschreven of gekwalificeerd is niet beslissend omdat het neerkomt op de omstandigheden die partijen over en weer aan de bepalingen uit de huurovereenkomst mochten toekennen en zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In beginsel is ook aanhorig de voorziening die krachtens de overeenkomst tot het gehuurde behoort, mits de huurder daarvan in overwegende mate het feitelijke en exclusieve gebruik heeft. Onroerende aanhorigheden kunnen ook gemeenschappelijke ruimtes zijn waarvan de huurder het medegebruik heeft. [1] Gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen zijn geen onroerende aanhorigheden indien zij een openbaar karakter hebben.
4.3.
Uit de tekst van de huurovereenkomst kan worden afgeleid dat het gebruik van de [club] is gebaseerd op een gebruiksovereenkomst. In de aanvullende bepalingen is dat uitdrukkelijk bepaald, waarin ook is bepaald dat het gebruik van de [club] door [gedaagden] kan worden opgezegd. Het is echter onduidelijk of Huurders dit bij het sluiten van de huurovereenkomst ook voor ogen heeft gestaan. De omschrijving in de huurovereenkomst niet zonder meer doorslaggevend is, zoals in 4.2. is overwogen. Diverse omstandigheden wijzen erop dat partijen voor ogen heeft gestaan dat het gebruik van de [club] wel tot de gehuurde woning behoorde. [2]
4.4.
Door [gedaagden] zijn verschillende advertenties en reclame uitingen gedaan waarin structureel en consequent de indruk wordt gewekt dat het [complex] complex over een private [club] beschikt als onlosmakelijk deel van de gehuurde woning. De [club] bevindt zich ook fysiek in hetzelfde appartementencomplex als de appartementen en deze is vanuit de appartementen direct en binnendoor toegankelijk. [gedaagden] is eigenaar van zowel de appartementen als de [club] .
4.5.
Ter zitting heeft [gedaagden] gesteld dat momenteel alleen bewoners van het [complex] complex gebruik maken van de [club] . Weliswaar hebben in het verleden ook medewerkers van [gedaagden] gebruik gemaakt van de [club] , maar dit maakt niet dat de aard van de voorziening hiermee in strijd is met het karakter van een onroerende aanhorigheid. Er is geen sprake van een openbaar karakter. Het is niet mogelijk om als derde een toegangskaartje te kopen voor de [club] .
4.6.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat alle huurders een gebruikersovereenkomst hebben en bovendien dat hierin is bepaald dat Huurders niets betalen voor het gebruik van de [club] ook niet via de servicekosten. De kantonrechter acht het hoogst onwaarschijnlijk dat [gedaagden] als commerciële vastgoedbelegger dergelijke faciliteiten zonder compensatie van de investeringen en de kosten om niet aan Huurders ter beschikking stelt. Het is aannemelijk dat deze kosten zijn verdisconteerd in de huurprijs. Dat, zoals [gedaagden] aanvoert, er geen sprake is van een prijsopslag, is onvoldoende onderbouwd. Ook kan [gedaagden] bij het aanbieden van een private [club] een ander commercieel belang hebben. De appartementen zijn hierdoor makkelijker en tegen een hogere prijs te verhuren. Ook dit zal in het businessmodel van [gedaagden] zijn opgenomen. Voor niets gaat de zon op.
4.7.
Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de rechtsverhouding tussen Huurders en [gedaagden] betreffende voorzieningen van de [club] moet worden gekwalificeerd als onderdeel van de huurovereenkomst en niet als een gebruiksovereenkomst zoals door [gedaagden] is aangevoerd.
Gebrek
4.8.
Dat de [club] kwalificeert als een onroerende aanhorigheid brengt met zich mee dat door het niet beschikbaar stellen van deze faciliteiten door [gedaagden] het overeengekomen huurgenot niet wordt verschaft en [gedaagden] daarmee tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst.
4.9.
Echter de kantonrechter is van oordeel dat niet elke sluitingsperiode kwalificeert als een gebrek. De aard van de voorzieningen brengen met zich mee dat er regelmatig onderhoud gepleegd moet worden en zoals ter zitting door [gedaagden] aangevoerd de voorzieningen gebonden zijn aan inspecties. Op grond hiervan is naar oordeel van de kantonrechter alleen sprake van een gebrek indien een sluiting langer dan 30 dagen per jaar duurt wegens een gegronde reden, zoals onderhoud of inspecties.
4.10.
[gedaagden] heeft zich op het standpunt gesteld dat de sluitingen tijdens de COVID-pandemie niet aan te merken zijn als een gebrek en voert aan dat hierbij aangesloten moet worden bij het arrest van de Hoge Raad op 24 december 2021 [3] .
De kantonrechter volgt [gedaagden] hierin. De sluitingen als gevolg van algemene overheidsmaatregelen die voor partijen onvoorzienbaar zijn en gericht zijn op beperking van het gebruik zijn niet aan te merken als een gebrek.
Huurkorting
4.11.
Uit bovenstaande volgt dat voor een sluiting van langer van 30 dagen per jaar, behoudens de sluitingen tijdens de COVID-pandemie, een huurprijsvermindering gerechtvaardigd is. In het overzicht onder 2.5 gaat het in deze procedure om de periode van 20 mei 2021 tot en met 14 juli 2023 waarin het zwembad en de sauna van de [club] langer dan 30 dagen per jaar niet beschikbaar waren. De sluiting van deze periode is een gebrek waarvoor Huurders recht hebben op een huurprijsvermindering.
4.12.
Huurders hebben kortingspercentages gevorderd van de huurprijs. De kantonrechter volgt Huurders daarin niet omdat deze percentages niet evenredig aan het gederfde huurgenot en Huurders verschillende huurprijzen betalen (of hebben betaald). Wel wordt aangesloten bij de door [gedaagden] aangevoerde abonnementskosten die gelden voor een vergelijkbare faciliteiten in de buurt van het [complex] complex en hierbij wordt het in-house karakter van het gebruik van de voorzieningen in aanmerking genomen. Daarmee komt de kantonrechter tot een vergoeding van € 2,50 per dag (€ 75,00 per maand) voor elke dag dat de [club] (deels) langer dan 30 dagen per jaar gesloten was tijdens voornoemde periode en Huurders in deze periode (deels) een huurovereenkomst hadden voor een woning in het [complex] complex met [gedaagden] .
Proceskosten
4.13.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Huurders worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
68,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
832,97
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Hoofdelijke veroordeling
4.15.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere gedaagde entiteit kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de rechtsverhouding tussen [gedaagden] en Huurders in zake het gebruiksrecht van de [club] in het [complex] complex in [plaats] moet worden gekwalificeerd als onderdeel van de individuele huurovereenkomsten; namelijk als een onroerende aanhorigheid in de zin van artikel 7:233 BW,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagden] het overeengekomen huurgenot niet heeft verschaft tijdens de periode van 20 mei 2021 tot en met 14 juli 2023 en daarmee tekort is geschoten in nakoming van haar verplichting,
5.3.
verklaart voor recht dat Huurders recht hebben op een huurprijskorting van € 2,50 per dag (€ 75,00 per maand) voor dag dat de [club] (deels) langer gesloten was dan 30 dagen per jaar gesloten was en er sprake was van een huurovereenkomst voor woonruimte met [gedaagden] voor het [complex] complex, te weten de periode van 20 mei 2021 tot en met 14 juli 2023,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 832,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, bijgestaan door mr. H. Heida, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.
61291

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 mei 1990, NJ 1990/677 (Thuishaven/Van Zaanen).
3.Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:2021:1974.