5.3.Het oordeel van de rechtbank
Bewijs in zedenzaken
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat is bij de ontuchtige handelingen in deze zaak ook het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van het vermeende slachtoffer, aangever [naam minderjarige] . Voor een bewezenverklaring dient sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met een betrouwbare verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat niet is vereist dat het springende punt (het door verdachte betwiste onderdeel van de betreffende verklaring) steun vindt in een ander bewijsmiddel. Voldoende is dat de aangifte op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een getuige die een verklaring heeft afgelegd over de emotionele toestand die hij heeft waargenomen bij een aangever kort na het feit. Ook andere waarnemingen van getuigen die weliswaar niet de verweten seksuele handelingen bevestigen, maar wel binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn, kunnen een rol van betekenis spelen en als steunbewijs dienen. In dit kader mag echter geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de voornoemde verklaring (aangifte) en het overige bewijsmateriaal.
De rechtbank legt hierna uit, waarom zij vindt dat het tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen. Eerst komt aan de orde dat het dossier geen steunbewijs bevat, daarna dat ook schakelbewijs niet tot een bewezenverklaring kan leiden.
Geen steunbewijs
De rechtbank stelt vast dat [naam minderjarige] de handelingen van verdachte gedurende de sportmassages als seksueel misbruik heeft ervaren en dat hij daarover consistent heeft verklaard. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaringen van [naam minderjarige] worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [naam getuige] te weinig specifiek is om als steunbewijs te kunnen dienen. Deze verklaring bevat slechts vermoedens en omstandigheden, die onvoldoende steun geven aan de verklaringen van [naam minderjarige] . De verklaring dat [naam minderjarige] destijds twee keer tegen getuige [naam getuige] zou hebben gezegd dat verdachte gek deed is onvoldoende specifiek om als ondersteuning te kunnen dienen. Bovendien heeft getuige [naam getuige] deze opmerkingen pas nadat zij door [naam voetbalvereniging] op de hoogte is gebracht van de verdenkingen tegen verdachte gekoppeld aan de vermeende ontuchtige handelingen. Ook heeft zij verklaard dat er sprake was van een gedragsverandering bij [naam minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat deze gedragsverandering niet direct is terug te voeren op de tenlastelegging, omdat de gedragsverandering pas veel later, toen [naam minderjarige] in de tweede klas van de middelbare school zat, plaats zou hebben gevonden. Dit maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de gedragsverandering het gevolg was van de gebeurtenissen in 2010 en/of 2011.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de veroordeling voor het bezit van kinderporno, hoewel dit verontrustend is en vragen oproept, onvoldoende is om als steunbewijs te kunnen worden gebruikt voor de verklaringen van [naam minderjarige] .
Geen schakelbewijs
Als er onvoldoende rechtstreeks bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kan onder omstandigheden een feit met zogenoemd schakelbewijs toch worden bewezen. Het gaat dan om het gebruik van bewijs van een ander, soortgelijk feit dat als steunbewijs kan dienen. Schakelbewijs gebruiken kan alleen als de manier waarop de verschillende feiten zijn begaan (in dit geval de ontuchtige handelingen waarover [naam minderjarige] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verklaard) op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont.
De rechtbank is van oordeel dat in de verklaringen van [naam minderjarige] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te weinig essentiële punten of kenmerkende gelijkenissen staan om te kunnen spreken van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte. Daarmee sluit de rechtbank aan bij het oordeel van het gerechtshof Amsterdam in de eerdere strafzaak dat de verklaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onderling te weinig steun aan elkaar geven om als voldoende steunbewijs te kunnen dienen.
In de kern komen de overeenkomsten neer op: het door verdachte uitoefenen van een sportmassage bij minderjarige jongens in de behandelkamer van [naam voetbalvereniging] waarbij ontuchtige handelingen zouden zijn gepleegd, zoals het masseren rondom de schaamstreek en het aanraken van de geslachtsdelen.
In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het uittrekken van de broek niet kan meewegen in de beoordeling van het schakelbewijs, omdat uit de aangifte van [minderjarige 1] volgt dat zijn broek niet is uitgetrokken tijdens de massages.
De rechtbank acht de aard van voornoemde handelingen en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden niet zodanig kenmerkend dat gezegd kan worden dat de verklaringen van [naam minderjarige] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over en weer als steunbewijs kunnen dienen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de locatie en het fysiek contact, in het licht van een sportmassage, weinig onderscheidend zijn. Het plegen van ontuchtige handelingen bij minderjarige jongens is vervolgens onvoldoende specifiek om een vaste modus operandi te kunnen vaststellen. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte jarenlang als sportmasseur werkzaam is geweest en vele behandelingen heeft uitgevoerd, waaruit kennelijk niet meer soortgelijke klachten naar voren zijn gekomen. Aan de vereisten voor toepassing van schakelbewijs is gelet op het voorgaande niet voldaan.
Conclusie
Dit maakt dat de rechtbank voor de verklaringen van [naam minderjarige] onvoldoende steun ziet in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het tenlastegelegde feit vrijspreken.