In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 augustus 2025 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen PON LUXURY CARS B.V. (hierna: PLC) en een gedaagde partij. De procedure betreft een geschil over een vrijwaringsbeding in een bruikleenovereenkomst en de terugbetaling van een verkeersboete die door de gedaagde onverschuldigd is betaald. De kantonrechter had eerder op 27 mei 2025 een tussenvonnis gewezen waarin zowel PLC als de gedaagde de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de mogelijke oneerlijkheid van het vrijwaringsbeding. PLC heeft in een akte op 24 juni 2025 haar standpunt toegelicht, maar de gedaagde heeft niet meer gereageerd.
De kantonrechter oordeelt dat het vrijwaringsbeding in de bruikleenovereenkomst oneerlijk is en vernietigt dit beding. PLC had betoogd dat de vernietiging van het beding onaanvaardbare gevolgen zou hebben, maar de kantonrechter oordeelt dat de gevolgen voor de gedaagde niet onaanvaardbaar zijn. De kantonrechter wijst erop dat het beding PLC vrijwaart voor kosten die mogelijk onterecht aan de gedaagde worden toegerekend, wat in strijd is met de wettelijke regelingen omtrent schadevergoeding.
Daarnaast wordt PLC veroordeeld om € 199,44 aan de gedaagde te betalen, omdat deze gedaagde dit bedrag onverschuldigd heeft betaald aan de deurwaarder. PLC wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.