Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de incidentele conclusie voor alle weren inhoudende conclusie tot tussenkomst/voeging en tot vrijwaring van [gedaagde 1] (hierna: het incident van [gedaagde 1] ), met productie,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident tot voeging. De eisende partij, Vrijenban Vastgoed B.V., had een procedure aangespannen tegen gedaagde 1, waarbij gedaagde 2, de echtgenote van gedaagde 1, verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van haar echtgenoot. Gedaagde 2 stelde dat zij de garantstelling/borgtochtovereenkomst had vernietigd en dat deze vernietiging van belang was voor de uitkomst van de hoofdzaak. Vrijenban betwistte de voeging en stelde dat dit de procedure onredelijk vertraagde en dat gedaagde 2 niet voldoende had onderbouwd dat zij de echtgenote van gedaagde 1 was.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde 2 zich mocht voegen in de hoofdzaak. De rechter stelde vast dat de procedure niet onredelijk vertraagd was, omdat gedaagde 2 haar incidentele conclusie gelijktijdig met de conclusie van gedaagde 1 had ingediend. De kantonrechter oordeelde verder dat gedaagde 2 voldoende had gesteld dat zij belang had bij de voeging, aangezien zij de echtgenote van gedaagde 1 was en het belang van het gezin en het voorkomen van verhaal voor schulden op de huwelijksgemeenschap aan de orde was. De rechter droeg gedaagde 2 op te bewijzen dat zij de echtgenote van gedaagde 1 was en hield verdere beslissingen aan voor de rolzitting van 23 september 2025.