ECLI:NL:RBAMS:2025:6652

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
13/203922-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen voorbereidingshandelingen harddrugs, veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs met forse overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij opzet had op het voorbereiden van harddrugs, en heeft hem daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel opzettelijk verschillende soorten drugs aanwezig had, waaronder MDMA en cocaïne, die in zijn auto en slaapkamer waren aangetroffen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de verdachte de eigenaar en gebruiker van de auto was, en dat de drugs zich in zijn machtssfeer bevonden. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 50 uren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en dat er geen noodzaak was voor jeugdstrafrecht, ondanks dat de verdachte bijna 21 jaar oud was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de drugs onttrokken aan het verkeer en de teruggave van geld en de auto aan de verdachte gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/203922-22
Datum uitspraak: 2 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 19 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van het voorbereiden/bevorderen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van harddrugs in de periode van 5 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022;
opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten drugs op 16 augustus 2022.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in verband kan worden gebracht met twee in het dossier genoemde leveringen, te weten de levering van pakketten op de [adres 1] op 8 juli 2022 en de levering van pakketten op [adres 2] op 19 juli 2022, met daarin stoffen die gebruikt worden voor het vervaardigen van harddrugs. Desondanks moet verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het voorhanden hebben van de stoffen.
Wel kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. De auto waarin de drugs zijn aangetroffen is de auto van verdachte en hij maakte er ook gebruik van. Verdachte kan niet toelichten wie volgens hem de drugs in zijn auto heeft laten liggen en waarom diegene het in zijn auto heeft laten liggen. De andere drugs zijn in de slaapkamer van verdachte aangetroffen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de pakketten, zodat (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat verdachte de drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat anderen de auto hebben geleend. De politie heeft niet uitgezocht of er anderen zijn die de auto hebben gebruikt, zodat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders dan verdachte de drugs in de auto heeft laten liggen. Ook ten aanzien van de drugs die in de slaapkamer zijn aangetroffen, kan niet worden vastgesteld of anderen, zoals het broertje of de vriendin van verdachte, deze in zijn slaapkamer hebben neergelegd. Wetenschap van de drugs kan daarom niet worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak voorbereidingshandelingen (feit 1)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van harddrugs (feit 1). Daartoe overweegt zij als volgt.
Ten aanzien van de pakketten die op 8 juli 2022 vanaf het adres [adres 1] zijn opgehaald en in een Seat Altea zijn ingeladen, is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier slechts als aanwijzing voor betrokkenheid kan worden vastgesteld dat deze Seat Altea op naam van verdachte staat. Overige aanwijzingen dat verdachte hierbij betrokken is geweest blijken niet uit het dossier, zodat verdachte van deze levering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de pakketten die op 19 juli 2022 vanaf het adres [adres 2] zijn opgehaald, heeft verdachte verklaard dat hij degene is geweest die de pakketten als een soort vriendendienst in de Seat Altea heeft geladen en naar een parkeergarage heeft gereden. Hij heeft dit gedaan voor een neef van iemand die zelf geen tijd had om de pakketten aan te nemen. Het dossier biedt echter geen aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het voorhanden hebben van stoffen die bestemd zijn voor het vervaardigen van drugs. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van deze levering.
3.3.2.
Bewezenverklaring aanwezig hebben harddrugs (feit 2)
De rechtbank stelt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten het volgende vast. [1]
In het middenconsole van de Seat Altea op naam van verdachte zijn op 16 augustus 2022 verschillende soorten drugs in een zwarte sok aangetroffen. In de auto zijn in de deurpost aan de bestuurderszijde in een pasjeshouder verschillende pasjes op naam van verdachte aangetroffen. [2] In de slaapkamer van verdachte zijn die dag 5 pillen aangetroffen. [3]
Op grond van het rapport van de forensische opsporing kan worden vastgesteld dat de goederen die in de auto zijn aangetroffen de volgende middelen of stoffen bevatten: De 35 pillen, de 9 plastic zakjes met 7,02 gram bruine kristallen en het plastic zakje met 0,89 gram bruine kristallen bevatten MDMA. De 10 papiertjes met 8,23 gram wit poeder en de 8,89 gram witte brokjes bevatten cocaïne. [4] Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de 5 pillen die in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen MDMA bevatten. [5]
Verdachte heeft verklaard dat de auto naast zijn woning stond geparkeerd en dat hij gebruikmaakte van de auto. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte opzettelijk verschillende soorten drugs aanwezig heeft gehad.
De drugs zijn aangetroffen in de auto van verdachte en zijn in de buurt van belangrijke pasjes op naam van verdachte, zoals zijn rijbewijs, ID-kaart en bankpas, aangetroffen. Ook lagen de drugs binnen handbereik vanaf de bestuurdersstoel. De andere drugs zijn in de slaapkamer van verdachte aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet dat iemand anders dan verdachte gebruikmaakte van zijn slaapkamer.
De rechtbank gaat daarbij uit van het uitgangspunt dat de eigenaar en gebruiker van een auto en degene die gebruik maakt van een slaapkamer, geacht wordt weet te hebben van de aanwezigheid van de daar aangetroffen voorwerpen en stoffen en dat deze zich ook in de machtssfeer van die persoon bevinden. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Het alternatieve scenario dat anderen dan verdachte de drugs in zijn auto of slaapkamer hebben neergelegd is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Niet is onderbouwd waarom anderen de drugs in de auto of slaapkamer van verdachte zouden hebben neergelegd. De rechtbank acht het daarnaast onwaarschijnlijk dat een derde deze handelshoeveelheden drugs met een aanzienlijke waarde zou hebben achtergelaten en daarmee het risico zou lopen die verdovende middelen kwijt te raken. Bovendien is het verweer dat iemand anders de drugs in de auto zou hebben neergelegd niet voorzien van een concrete toelichting, zodat de rechtbank het daarmee te algemeen en te vaag vindt om daarvan uit te kunnen gaan. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 16 augustus 2022 te Landsmeer opzettelijk aanwezig heeft gehad 17,12 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 7,91 gram van een materiaal bevattende MDMA en 40 pillen van een materiaal bevattende MDMA.

5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van het door haar onder 2 bewezen geachte feit een taakstraf van 80 uren met aftrek van voorarrest. Hierbij houdt zij rekening met het tijdsverloop en dat verdachte zijn leven op de rit heeft. De officier van justitie ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
7.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassing moet worden gegeven aan het jeugdstrafrecht en dat aan verdachte een geldboete moet worden opgelegd. Indien het jeugdstrafrecht zal worden toegepast, bestaat de kans dat verdachte wel een VOG krijgt. Deze heeft hij nodig om aan het werk te kunnen als taxichauffeur.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs. Drugs zijn ontwrichtend voor de maatschappij. De productie en handel van drugs gaat gepaard met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor (vaak ook jonge) gebruikers. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die is verbonden met de georganiseerde drugshandel.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken en hoven hebben vastgesteld. Voor het aanwezig hebben van 10 tot 50 gram harddrugs is het uitgangspunt een taakstraf van 80 uren.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 augustus 2025. Het recidiverisico wordt door de reclassering laag ingeschat. Het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren ziet de reclassering als direct delict gerelateerde factoren, maar de reclassering ziet inmiddels een toename in beschermende factoren. Omdat verdachte in de afgelopen drie jaar op eigen initiatief stabiliteit heeft weten aan te brengen in zijn leven, de beschermende factoren zijn toegenomen en de risicofactoren zijn verlaagd, ziet de reclassering geen noodzaak voor interventies binnen een strafrechtelijk kader. Wel adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht aanwezig zijn, zoals dat hij actief deelneemt aan een gezin en ontvankelijk is voor de beïnvloeding door volwassenen.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte bijna 21 jaar oud. Hoewel verdachte ontvankelijk lijkt voor beïnvloeding van zijn moeder, zijn er onvoldoende overige aanwijzingen die maken dat een externe pedagogische aanpak van verdachte nodig is. De rechtbank weegt hierin mee dat verdachte zonder hulp van anderen zijn leven inmiddels op de rit lijkt te hebben en er geen reclasseringsbemoeienis wordt geadviseerd. De rechtbank zal de jeugdige leeftijd van verdachte wel in matigende zin meewegen bij de straftoemeting.
De rechtbank sluit zich wel aan bij het advies om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat het feit in 2022 is gepleegd en verdachte daarna niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen deze zaak met een eindvonnis had moeten zijn afgerond met iets meer dan een jaar is overschreden. In artikel 6 EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse staat tegenover verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een strafvervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de zaak waarin de verdachte in voorarrest heeft gezeten, moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat deze termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 16 augustus 2022, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld, waardoor de zaak op 16 december 2023 met een eindvonnis afgerond had moeten zijn. De rechtbank doet pas uitspraak op 2 september 2025. De vertraging van een jaar en acht maanden is niet aan verdachte te wijten. Dit heeft de rechtbank in strafverminderende zin meegewogen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 50 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn drugs, dozen, geld en een auto in beslag genomen.
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
Artikel 13a van de Opiumwet houdt in dat de in lijst I of II bedoelde middelen of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, verbeurd of aan het verkeer onttrokken moeten worden verklaard als dat op grond van artikelen 33 tot en met 34 dan wel 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht mogelijk is.
Gelet hierop zal de rechtbank de verschillende soorten drugs onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze drugs is het onder 2 bewezenverklaarde begaan en de drugs zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De dozen die daarom heen zaten zal de rechtbank ook onttrekken aan het verkeer. De dozen zijn daarvoor vatbaar aangezien de inhoud ervan van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Daarnaast zijn de dozen in het onderzoek naar het door verdachte onder 2 begane feit aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
8.2.
Teruggave rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave van het geld en de Seat Altea aan verdachte gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen en met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Zakje met groene pillen (goednr. 6223818);
  • Bruin poeder/blokken (goednr. 6223822);
  • Blok/steen (goednr. 6223824);
  • 5 zakjes bruine poeder uit sok (goednr. 6223784);
  • 3 zakjes met wit poeder uit sok (goednr. 6223790);
  • 1 wit blokje uit sok (goednr. 6223791);
  • Bruin poeder in zakje uit sok (goednr. 6223792);
  • 4 dozen (douane) (goednr. 6208878);
  • 8 dozen [adres 3] (goednr. 6216764)
  • 7 dozen [adres 4] (goednr. 6216766);
  • 7 dozen [adres 2] (goednr. 6216768);
  • 1 doos [adres 4] (goednr. 6216769);
  • 2 dozen [adres 5] (goednr. 6216774);
  • 2 dozen [adres 2] (goednr. 6126775);
  • 2 dozen [adres 3] (goednr. 6216776);
  • 2 dozen [adres 4] (goednr. 6216777).
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] , van:
  • € 1.360,- (goednr. 6223866);
  • € 110,- (goednr. 6223867);
  • € 125,- (goednr. 6223842);
  • Seat Altea [kenteken] (goednr. 5867514).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Bruil, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2022139663 (onderzoek ‘Bokpyin’) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Seat Altea (ZD157-ZD168).
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (AD076-AD087).
4.Een verslag van Politie Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, Laboratorium Forensische Opsporing met nummer 0743N22 van 13 september 2022, opgemaakt door [politieambtenaar] (ZD255).
5.Een verslag van Politie Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, Laboratorium Forensische Opsporing met nummer 0744N22 van 12 september 2022, opgemaakt door [politieambtenaar] (ZD254).
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd op de zitting van 19 augustus 2025.