ECLI:NL:RBAMS:2025:6654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
13/203916-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorbereidingshandelingen voor harddrugs en voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen met overschrijding van de redelijke termijn

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en het voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het aannemen van pakketten die precursoren voor de productie van MDMA, amfetamine en metamfetamine bevatten. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een nepvuurwapen, dat in de berging van zijn woning werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor beide beschuldigingen, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, met aftrek van voorarrest, en constateerde een forse overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor wapenbezit, maar dat er geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, gezien het feit dat de verdachte sinds de feiten niet meer in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank heeft ook de maatschappelijke impact van de drugshandel en het voorhanden hebben van een nepwapen in overweging genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/203916-22
Datum uitspraak: 2 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 19 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van het voorbereiden/bevorderen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van harddrugs in de periode van 5 juli 2022 tot en met 1 augustus 2022;
voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen op 16 augustus 2022.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het voorhanden hebben van de stoffen. Ondanks dat er aanwijzingen zijn dat verdachte wist waarmee hij te maken had, onder andere omdat er in de berging van verdachte jerrycans zijn aangetroffen, vindt de officier van justitie dat dit onvoldoende is om opzet te kunnen bewijzen.
Wel kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. Volgens zijn zus had verdachte de sleutel van de berging en in de berging zijn stukken op zijn naam aangetroffen. De verklaring van verdachte dat de stukken in de berging zijn aangetroffen, omdat zijn moeder zijn kamer had opgeruimd, vindt de officier van justitie ongeloofwaardig. Beschikkingsmacht over de nabootsing van een vuurwapen kan daarom worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat verdachte pakketten heeft aangenomen op 8 juli 2022. Het signalement van verdachte is summier en er zijn door het observatieteam geen foto’s genomen van de persoon die de pakketten heeft aangenomen bij het adres [adres 1] , terwijl dat wel is gebeurd van andere verdachten die in het dossier voorkomen. Ook de verklaring van de getuige dat ‘een buurman’ de pakketten heeft aangenomen is onvoldoende concreet. Op 14 juli 2022 zijn ook pakketten aangenomen op de [adres 1] door een van de medeverdachten die door de verbalisant is herkend. Er zijn dus pakketten afgeleverd op dit adres, waarvan vaststaat dat deze zijn aangenomen door personen die niet woonachtig zijn op dit adres. Ook kan de betrokkenheid van verdachte bij de in de berging aangetroffen pakketten niet worden vastgesteld. Verder kan niet worden vastgesteld welke stoffen in de pakketten hebben gezeten en ook kan opzet van verdachte niet worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het balletjespistool had. Dat er goederen zijn aangetroffen in de berging behorend bij de woning waar iemand woont, is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van harddrugs (feit 1). Ook het aanwezig hebben van het nepvuurwapen acht de rechtbank bewezen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten het volgende vast. [1]
Op 5 juli 2022 heeft de douane een zending geadresseerd aan [adres 2] in Amsterdam gecontroleerd. Het pakket was afkomstig uit China en vermeldde als goederenomschrijving Polypropylene powder. Bij het openen van de doos was een zilverkleurige gesealde zak te zien. In deze zak zat een doorzichtige zak met een witte substantie (poeder). Dit bleek te gaan om precursor 13, oftewel: een hoofdbestanddeel van PMK. Een monster genomen van de substantie uit de doos bestemd voor het adres [adres 2] bestond voornamelijk uit 3-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyl-2-oxiranecarbonzuur, ethylester (CAS-nummer 28578-16- 7), ook bekend als PMK-ethylglycidaat. Deze stof kan worden omgezet in PMK. [2] PMK kan worden gebruikt als grondstof voor MDMA. [3]
In totaal zijn er op 5 juli 2022 bij UPS in Amsterdam 28 pakketten aangetroffen met als goederenomschrijving Polypropylene powder. De zendingen waren voorzien van verschillende adressen. Zes pakketten waren geadresseerd aan [naam 1] , [adres 3] in Amsterdam. [4] Van de op 5 juli 2022 aangetroffen dozen zijn een aantal dozen in beslag genomen. Twee van deze dozen, bestemd voor andere adressen dan de [adres 3] , zijn bemonsterd. De monsters van de inhoud van deze dozen bevat de ethylester van 'PMK-glycidezuur’. [5] Een ethylekster is ook bekend als PMK-ethylglycidaat. [6]
Op 8, 11 en 13 juli 2022 zijn er bij UPS in Amsterdam wederom pakketten aangetroffen voor verschillende adressen, waaronder de [adres 3] . Een deel van deze pakketten is in beslag genomen. [7] Van een deel van de pakketten die op 8 juli zijn aangetroffen is een monster afgenomen. Het monster van de dozen bestemd voor de [adres 3] bevat vermoedelijk een zout van fenylazijnzuur. Het monster van de dozen bestemd voor een ander adres bevat de ethylester van ‘PMK-glycidezuur’. [8] In relatie tot drugs kan DEPAPD (diethyl 2-(2-fenylacetyl)propaandioaat) worden gebruikt voor het vervaardigen van BMK, een grondstof voor amfetamine en metamfetamine. Aangezien de chemische structuur van het zout van DEPAPD grotendeels overeenkomt met DEPAPD, is het zout van DEPAPD vermoedelijk ook te gebruiken als grondstof voor BMK. [9]
Van de pakketten aangetroffen op 11 juli is per adres de inhoud van één doos gecontroleerd met steeds als uitslag ‘Precursor 13’. De inhoud van de dozen, een zilverkleurige zak met witte substantie, is door verbalisanten herkend van de zendingen op 5 juli 2022 waarin PMK-ethylglycidaat was aangetroffen. [10] De monsters genomen uit een deel van de op 13 juli aangetroffen pakketten bevat de ethylester van 'PMK-glycidezuur'. [11]
Op 8 juli 2022 heeft er omstreeks 10.00 uur een door de politie gecontroleerde levering plaatsgevonden van zes pakketten op het adres [adres 1] . De pakketten waren bestemd voor nummer 3, maar bij het aanbellen op dat adres is de verbalisant door de bewoonster doorverwezen naar nummer 11. Nadat de verbalisant had aangebeld bij nummer 11, hij had gezegd dat er een levering was voor [naam 1] en een vrouwenstem tegen hem zei dat hij naar boven kon komen, zei de verbalisant dat het zware pakketten waren en vroeg hij die te komen ophalen. Vervolgens kwam na ongeveer twee minuten een man van ongeveer 18 jaar met een donkergetinte huidskleur naar de ingang beneden. Nadat de verbalisant naar de naam op het adreslabel wees hoorde hij de man zeggen: “ja man, dit is voor, dit is voor mij”. De pakketten zijn vervolgens door deze man aangenomen en in de centrale hal van de portiek neergezet. [12] Nadat de pakketten zijn afgeleverd, zijn ze opgehaald door een Seat Altea en afgeleverd in een parkeergarage in Amsterdam. [13] Hierna is door middel van een technisch hulpmiddel gezien dat er beweging was met betrekking tot de geleverde pakketten. De pakketten zijn gevolgd en zijn vervolgens achtergebleven bij een filiaal van [bedrijfsnaam] in Elst. [14]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat een buurman drie keer pakketten geadresseerd aan [naam 1] en haar adres ( [adres 3] ) heeft aangenomen. De buurman heeft de eerste keer dat er pakketten zijn geleverd, gezegd dat zijn naam op de pakketten stond, maar dat het adres verkeerd was genoteerd. De tweede keer dat hij pakketten aannam zei hij dat de pakketten bestemd waren voor nummer 11. Hierdoor is zij erachter gekomen dat de pakketten voor [adres 1] bestemd waren. Hierna is het nog een keer voorgekomen. Getuige [getuige] heeft de buurman omschreven als jong, tussen 18 en 25 jaar, donkergetint en kort haar. Ze heeft hem niet vaak gezien, maar zijn zus wel. Bij het tonen van de foto van verdachte verklaart zij dat hij op haar buurman lijkt. [15]
Tijdens de doorzoeking van de berging van het adres [adres 1] op 16 augustus 2022 zijn onder andere een nep vuurwapen zwart (balletjespistool), twee brieven van UPS geadresseerd aan [naam 1] [adres 3] , een zilverkleurige zak met inhoud en drie zwarte plastic zakken met jerrycans erin aangetroffen. In een kluis in de berging lagen verschillende papieren op naam van verdachte. [16] Tijdens de doorzoeking van de berging is ook een papiertje aangetroffen van het Kwaku festival met de tekst “Diner Geldig op 30 juli 2022”. [17]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte ( [adres 1] ) en na zijn aanhouding heeft de halfzus van verdachte verklaard dat zij de sleutel van de berging niet had en dat deze altijd kwijt is. Degene die de verbalisanten hebben meegenomen, zou de sleutel moeten hebben. [18]
Verdachte heeft op 16 augustus 2022 bij de politie verklaard dat hij op het Kwaku festival aanwezig is geweest. [19] Op de terechtzitting van 19 augustus 2025 heeft verdachte verklaard dat het nepwapen mogelijk van hem was. [20]
Het wapen dat in de berging van de [adres 1] is aangetroffen is door een specialist onderzocht en blijkt een nabootsing van een pistool te zijn die voldoet aan de volgende beschrijving: “Walther, model P22, voorzien van werkende slede en patroonmagazijn”. Het voorhanden hebben van dit wapen is strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1 in samenhang met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie. [21]
Bewijsoverweging voorbereidingshandelingen (feit 1)
De rechtbank acht op basis van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte op 8 juli 2022 stoffen voor de voorbereiding van MDMA, amfetamine en metamfetamine heeft aangenomen en voorhanden heeft gehad. Daartoe overweegt zij als volgt.
Verdachte heeft de pakketten aangenomen
Een verbalisant, die zich voor heeft gedaan als pakketbezorger, heeft op 8 juli 2022 de op 5 juli bij UPS aangetroffen zes pakketten bestemd voor de [adres 3] afgeleverd bij de [adres 1] . Een man, aanwezig op het adres [adres 1] , heeft gezegd dat de pakketten voor hem zijn.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat wel kan worden bewezen dat deze man verdachte is geweest. Hierbij weegt de rechtbank mee dat verdachte een buurman van getuige [getuige] is, dat hij op het adres [adres 1] woonachtig is en dat haar beschrijving van de buurman die drie keer pakketten heeft aangenomen, overeenkomt met die van verdachte. Ook het signalement dat de verbalisant geeft van de man die op 8 juli 2022 de pakketten heeft aangenomen, komt overeen met dit signalement. Verder zijn er in de berging bij de woning van verdachte poststukken van UPS geadresseerd aan [naam 1] aangetroffen, hetgeen overeenkomt met de geadresseerde van de zes pakketten.
Op de zitting heeft verdachte– in tegenstelling tot zijn eerdere verklaringen – verklaard dat hij op het moment van afleveren van de pakketten wel thuis was, maar dat hij sliep. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Niet duidelijk is welke andere persoon, die op het moment van afleveren op het adres aanwezig was en hetzelfde signalement heeft als verdachte, de pakketten dan heeft aangenomen.
Voorgaande in onderlinge samenhang bezien maakt dat het naar het oordeel van de rechtbank verdachte is geweest die op 8 juni 2022 de pakketten heeft aangenomen en in de hal heeft neergezet.
Inhoud van de pakketten
Uit het dossier kan niet kan worden afgeleid dat de zes afgeleverde pakketten op 8 juli 2022 zijn bemonsterd en getest. Wel kan de rechtbank vaststellen dat er monsters zijn genomen van pakketten die op eenzelfde wijze zijn verpakt en bij UPS op dezelfde dag of een paar dagen later zijn aangetroffen. Een aantal daarvan zijn ook geadresseerd aan de [adres 3] . De monsters van die pakketten bevatten PMK-ethylglycidaat, vermoedelijk een zout van fenylazijnzuur, de ethylester van 'PMK-glycidezuur' of ‘Precursor 13’. Het gaat hierbij telkens om precursoren of pre-precursoren voor het vervaardigen van MDMA, amfetamine en metamfetamine. Dat hebben verbalisanten en het NFI immers verklaard, waarbij de rechtbank begrijpt dat fenylazijnzuur overeenkomt met DEPAPD en ‘precursor 13’ kan worden gebruikt om MDMA van te maken. Op grond van de overeenkomsten tussen de pakketten die bij UPS zijn aangetroffen en de zes afgeleverde pakketten op de [adres 1] , is de rechtbank van oordeel dat de zes afgeleverde pakketten ook precursoren of pre-precursoren voor het vervaardigen van MDMA, amfetamine en metamfetamine bevatten.
Opzet
Verder is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van stoffen bestemd voor het vervaardigen van stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten. Dit leidt de rechtbank uit het volgende af.
Allereerst is van belang dat bij de aflevering van de pakketten is gebruikgemaakt van een valse naam ( [naam 1] ). Deze naam is gebruikt bij het afleveren van meerdere pakketten en lijkt op geen enkele manier aan verdachte te kunnen worden gelinkt. Desondanks en ook nadat verdachte uitdrukkelijk door de verbalisant is gewezen op het adreslabel, heeft verdachte de pakketten in ontvangst genomen. Opmerkelijk daarbij is dat in de berging van de woning van verdachte twee enveloppen op naam van [naam 1] en met adres [adres 3] zijn aangetroffen. Daarnaast heeft de douane bij het openen van de pakketten die bij UPS zijn aangetroffen, gezien dat er in de dozen zilverkleurige zakken zitten. In de berging van de woning van verdachte is ook een zilverkleurige zak aangetroffen. Verder zijn de pakketten slechts een paar uur na aflevering op het adres [adres 1] opgehaald en vervoerd naar een [bedrijfsnaam] in Elst. Voorgaande wijst op een georganiseerde aflevering en doorlevering van pakketten.
Op grond van voormelde omstandigheden, in onderling verband bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte bewust de aanmerkelijke kan heeft aanvaard dat er in de pakketten stoffen zouden zitten waarmee drugs kunnen worden vervaardigd.
Medeplegen
Op basis van het dossier kan ook worden bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Nadat de pakketten bij hem zijn afgeleverd zijn deze opgehaald en overgebracht naar een parkeergarage door anderen. Daarna zijn de pakketten met een technisch hulpmiddel gevolgd tot aan de [bedrijfsnaam] in Elst. Daarmee kan worden bewezen dat verdachte het feit heeft medegepleegd.
Bewijsoverweging voorhanden hebben nabootsing vuurwapen (feit 2)
Ook is op basis van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte een nabootsing van een wapen voorhanden heeft gehad in de berging van de [adres 1] .
De zus van verdachte heeft verdachte aangewezen als degene die de sleutel van de berging zou hebben. Daarnaast zijn er in de berging in een kluis documenten op naam van verdachte aangetroffen en is een recent kaartje van het Kwaku festival aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij daar is geweest. Verder is er in de berging een document op naam van [naam 1] aangetroffen. Die naam stond ook op het adreslabel van de pakketten die verdachte op 8 juli 2022 heeft aangenomen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat er in de berging net als in een van de bij UPS aangetroffen pakketten een zilverkleurige zak is aangetroffen. Verdachte heeft geen concrete verklaring afgelegd over hoe deze voorwerpen die tot hem zijn te herleiden in de berging zijn aangetroffen. Dat zijn moeder deze spullen in de berging zou hebben gelegd, vindt de rechtbank ongeloofwaardig.
Al deze omstandigheden in onderling verband bezien wijzen erop dat de verdachte toegang had tot de berging en deze ook recent gebruikte. De verdachte heeft desgevraagd op zitting verklaard dat de in de berging aangetroffen nabootsing mogelijk van verdachte was, maar dat hij het zich niet kon herinneren. De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat verdachte het nepwapen bewust aanwezig heeft gehad en daarover ook de feitelijke macht heeft kunnen uitoefenen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 8 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van MDMA en amfetamine en metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine en metamfetamine, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, door stoffen voorhanden te hebben gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders aangenomen en voorhanden gehad:
- een (grote) hoeveelheid 3-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyl-2-oxiranecarbonzuur, ethyl ester (CAS-nummer 28578-16-7) (PMK-ethylglycidaat) en/of de ethylester van 3-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-methyloxiraan-2-carbonzuur (PMK-glycidezuur), welke stof(fen) kan/kunnen worden omgezet in PMK, welke stof kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en verwerking en vervaardiging van MDMA, in elk geval middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- ( zout van) diethyl 2-(2fenylactyl)propaandioaat (DEPAPD) en fenylazijnzuur, welke stoffen kunnen worden omgezet in benzylmethylketon (BMK), welke (grond)stof kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en verwerking en vervaardiging van amfetamine en metamfetamine, in elk geval middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 16 augustus 2022 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, te weten een balletjespistool, voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van het door haar onder 2 bewezen geachte feit een geldboete van € 700,- met aftrek van voorarrest. Hierbij houdt zij rekening met het tijdsverloop en dat verdachte eerder is veroordeeld voor wapenbezit. De officier van justitie ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
7.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat toepassing moet worden gegeven aan het jeugdstrafrecht en verzoekt dat als verdachte slechts wordt veroordeeld voor het onder 2 tenlastegelegde, aansluiting wordt gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. Subsidiair heeft zij verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest eventueel met een voorwaardelijk deel. Ook heeft zij verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte indien geen toepassing wordt gegeven aan het jeugdstrafrecht. Tot slot heeft zij ook verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van harddrugs. Hij heeft samen met anderen stoffen voorhanden gehad, waarmee zeer grote hoeveelheden synthetische harddrugs konden worden geproduceerd. Drugs zijn ontwrichtend voor de maatschappij. De productie en handel van drugs gaat gepaard met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor (vaak ook jonge) gebruikers. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die is verbonden met de georganiseerde drugshandel.
Daarnaast heeft verdachte een nepwapen voorhanden gehad. Het nepwapen was moeilijk te onderscheiden van een werkelijk vuurwapen. In de praktijk worden dit soort wapens vaak ingezet bij criminele activiteiten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken en hoven hebben vastgesteld en straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor vuurwapenbezit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de straf.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 22 juli 2025. Het recidiverisico wordt door de reclassering laag ingeschat. Omdat verdachte een normaal leven leidt, drie jaar niet in aanraking is gekomen met justitie en er geen indicaties naar voren komen voor reclasseringsbemoeienis of gedragsinterventies, adviseert de reclassering om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er uit het wegingskader indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht naar voren komen, zoals dat hij actief deelneemt aan een gezin en ontvankelijk is voor de sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door een volwassene.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte bijna 19 jaar oud. Hoewel verdachte ontvankelijk lijkt voor beïnvloeding van zijn moeder, zijn er onvoldoende overige aanwijzingen die maken dat een externe pedagogische aanpak van verdachte nodig is. De rechtbank weegt hierin mee dat verdachte zonder hulp van anderen zijn leven inmiddels op de rit lijkt te hebben en er geen reclasseringsbemoeienis wordt geadviseerd. De rechtbank zal de jeugdige leeftijd van verdachte wel in matigende zin meewegen bij de straftoemeting.
De rechtbank sluit zich wel aan bij het advies om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat het feit in 2022 is gepleegd en verdachte daarna niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Om die reden zal ook geen voorwaardelijke straf aan verdachte worden opgelegd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen deze zaak met een eindvonnis had moeten zijn afgerond met iets meer dan een jaar is overschreden. In artikel 6 EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse staat tegenover verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een strafvervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de zaak waarin de verdachte in voorarrest heeft gezeten, moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat deze termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 16 augustus 2022, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld, waardoor de zaak op 16 december 2023 met een eindvonnis afgerond had moeten zijn. De rechtbank doet pas uitspraak op 2 september 2025. De vertraging van een jaar en acht maanden is niet aan verdachte te wijten.
Alles afwegende vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden. De rechtbank komt daarmee wel tot een hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring.

8.Beslag

Onder verdachte zijn een zilveren zak, drie jerrycans, een nabootsing van een vuurwapen (Walther P22), in totaal 19 dozen met adres [adres 3] en twee enveloppen van UPS in beslag genomen.
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
Artikel 13a van de Opiumwet houdt in dat de in lijst I of II bedoelde middelen of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, verbeurd of aan het verkeer onttrokken moeten worden verklaard als dat op grond van artikelen 33 tot en met 34 dan wel 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht mogelijk is.
Gelet hierop zal de rechtbank de dozen bestemd voor [adres 3] onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze dozen is het onder 1 bewezenverklaarde begaan en de inhoud is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De overige dertien dozen bestemd voor de [adres 3] zal de rechtbank ook onttrekken aan het verkeer. Deze dozen zijn daarvoor vatbaar aangezien de inhoud ervan van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Daarnaast zijn deze dozen in het onderzoek naar het door verdachte onder 1 begane feit aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Dat geldt ook voor de zilveren zak en de drie jerrycans, zodat de rechtbank deze ook zal onttrekken aan het verkeer.
De nabootsing van het vuurwapen (Walther P22) zal eveneens worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot dit wapen is het onder 2 bewezenverklaarde begaan en het wapen is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8.2.
Bewaring rechthebbende
De rechtbank zal ten aanzien van de twee enveloppen van UPS de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten, omdat op dit moment niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, het artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 13, 13a en 55 van de Wet wapens en munitie.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
-
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 Opiumwet, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
-
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen en met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Zilveren zak (goednr. 6223830);
  • 3 jerrycans (goednr. 6223821);
  • Walther P22 (goednr. 6223807);
  • 6 dozen [adres 3] (goednr. 6216767);
  • 13 dozen [adres 3] (goednr. 6216771).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • Envelop UPS geopend (goednr. 6223794);
  • Envelop UPS dicht (goednr. 6223795).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Bruil, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2022139663 (onderzoek ‘Bokpyin’) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (ZD004-ZD006).
3.Proces-verbaal van bevindingen (ZD007-ZD009).
4.Proces-verbaal van bevindingen overzicht beslag pakketten (ZD013-ZD015).
5.Verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, van 23 december 2022, nummer 2022.08.02.169, opgemaakt door NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek dr. S. Oldenhof (pagina 5).
6.Proces-verbaal van bevindingen (ZD007-ZD009).
7.Proces-verbaal van bevindingen overzicht beslag pakketten (ZD013-ZD015).
8.Proces-verbaal van bevindingen van de Douane, met bijlagen (ZD007-ZD012).
9.Verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, van 17 augustus 2022, nummer 2022.08.02.169, opgemaakt door NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek dr. S. Oldenhof (pagina 6).
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen (ZD007-ZD012).
11.Verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, van 23 december 2022, nummer 2022.08.02.169, opgemaakt door NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek dr. S. Oldenhof (pagina’s 4 en 5).
12.Proces-verbaal van bevindingen (ZD016-ZD017).
13.Proces-verbaal van observatie 8 juli 2022 (ZD216-ZD220).
14.Proces-verbaal van bevindingen observatie 8 juli 2022 (ZD018-ZD028).
15.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] (ZD211-ZD214).
16.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 1] (AD036-AD065) en een geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2022139663-82 (Beslagdossier p. 136-137).
17.Proces-verbaal van bevindingen kaartje Kwaku in berging (ZD174)
18.Proces-verbaal van bevindingen verklaring sleutels berging [adres 1] (ZD173)
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte (PD04/016-022).
20.Proces-verbaal van de zitting van 19 augustus 2022.
21.Proces-verbaal Onderzoek wapen (ZD175-ZD177).