ECLI:NL:RBAMS:2025:6655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
762216
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de partnerovereenkomst tussen Uber en een chauffeur wegens tegen de chauffeur ingediende klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig taxichauffeur, aangeduid als [eiser], en Uber B.V. De zaak betreft de beëindiging van de partnerovereenkomst tussen [eiser] en Uber, die was ontstaan naar aanleiding van meerdere klachten over het gedrag van [eiser] tijdens ritten. De klachten omvatten verbaal agressief gedrag, gevaarlijk rijgedrag en seksuele intimidatie. Uber heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd, waarbij zij zich beroept op artikel 14 sub c van de partnerovereenkomst, dat beëindiging zonder opzegtermijn mogelijk maakt bij schending van de richtlijnen of bij dwingende redenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Uber voldoende gronden had om de overeenkomst te beëindigen, gezien het aantal klachten dat in een relatief korte periode was ingediend. [eiser] heeft de inhoud van de klachten ontkend en vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de overeenkomst nog van kracht was en dat Uber schadevergoeding moest betalen. De rechtbank oordeelde echter dat Uber de klachten serieus mocht nemen en dat de beëindiging van de overeenkomst gerechtvaardigd was.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 6.925. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheid van Uber om de veiligheid van passagiers te waarborgen en de noodzaak om adequaat te reageren op klachten over ongepast gedrag van chauffeurs.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/762216 / HA ZA 25-31
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.H. Ekker,
tegen
UBER B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Uber,
advocaat: mr. M. Jovovic.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2024 met producties
- de conclusie van antwoord van 19 februari 2025 met producties
- het tussenvonnis van 19 maart 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 april 2025 en de daarin vermelde stukken
- de zittingsaantekeningen van de griffier van die mondelinge behandeling, die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een zelfstandig taxichauffeur.
2.2.
Uber is een technologiebedrijf dat een digitaal platform biedt voor vervoersdiensten. Via het Uber platform (het platform) en de Uber app worden passagiers en onafhankelijke taxiondernemingen met elkaar verbonden.
2.3.
In 2021 zijn [eiser] en Uber een overeenkomst aangegaan op grond waarvan [eiser] via het platform zijn diensten ging aanbieden (de partnerovereenkomst). De partnerovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen.

6.Uw verplichtingen

(…)
c. U dient zich te houden aan de Communityrichtlijnen
(…)

14. Toegang tot de Partner-app

(…)
c. Wij kunnen deze Voorwaarden voor Uber-partners zonder aanleiding en op elk gewenst moment beëindigen, mits wij u hiervan dertig (30) dagen van tevoren schriftelijk op de hoogte stellen en u de redenen hiervoor mededelen. Deze periode is niet van toepassing indien (…); (ii) u deze Voorwaarden voor Uber-partners of de Communityrichtlijnen hebt geschonden; of (iii) wij een dwingende reden hebben het recht van beëindiging uit te oefenen volgens toepasselijk recht, inclusief situaties waarin u, volgens het toepasselijk recht of onze standaarden en beleidsregels, niet langer in aanmerking komt om Ritten aan te bieden.
(…)
2.4.
De Communityrichtlijnen van Uber (de richtlijnen) zijn van toepassing op iedereen (chauffeurs en passagiers) die het platform gebruikt. De richtlijnen verbieden gedrag dat tot ongemak kan leiden of als aanstootgevend kan worden ervaren. De richtlijnen bevatten daarvoor normen voor fysiek contact, seksueel geweld en wangedrag, bedreigend en grof gedrag, ongewenst contact en discriminatie. Ook schrijven de richtlijnen voor dat contact tussen chauffeur en passagier moet eindigen wanneer de rit is voltooid.
2.5.
Op 19 januari 2022 is via het klachtensysteem van Uber een klacht ingediend over verbaal agressief gedrag van [eiser] .
2.6.
Op 2 juli 2023 is via het klachtensysteem van Uber een klacht ingediend over verbaal agressief gedrag van [eiser] . In reactie daarop schreef [eiser] op 2 juli 2023 aan Uber:
“Ze hebben drie keer verkeerde adres gegeven en daarna de schuld aan mij geven dat ik verkeerde adres gegeven.”
In reactie daarop schreef Uber op 4 juli 2023 onder meer aan [eiser] :

The safety of all users is important to us and we will always address any feedback that indicates unsafe behaviour. That being said, if we hear of future similar complaints, we may have to take action.”
2.7.
Op 3 september 2023 is via het klachtensysteem van Uber de volgende klacht ingediend over [eiser] :
“Hij reed met 60/70 vol tegen een stoep aan waardoor z’ n band kapot was
gegaan, we konden toen lopen… ”
(…)
“… het was wel een flinke klap… Chauffeur vertelde dat hij moe was en het zijn laatste rit was, hij zal vast half in slaap gevallen zijn.”
(…)
[eiser] heeft niet gereageerd op het verzoek van Uber om een toelichting op de klacht. Op 4 januari 2024 schreef de voormalig advocaat van [eiser] naar aanleiding van deze klacht dat er sprake was van een ongeluk en dat [eiser] betwist dat hij onveilig reed en slaperig was.
2.8.
Op 14 september 2023 is via het klachtensysteem van Uber de volgende klacht ingediend over [eiser] :
“The driver was hitting on me in a very rude and disrespectful way. He is sending me private messages in WhatsApp, misgendered me and verbally sexual harassed me. It was a very scary and traumatising experience. He was calling me his wife and asking personal details of my life.”
(…)
Op 15 september 2023 stuurde de passagier een screenshot van een whatsappbericht dat aan hem was verstuurd vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer] , en antwoordde op vragen van Uber:
“Hello, this is the screenshot from the chat it didn’t go any further since i blocked him immediately scared from what he was telling me during the ride. The driver was making sexual comments about me calling me his girlfriend and his wife and that my country has beautiful women. That he’s around the city every night and I can find him, and he asked me what time i was going home at night so he could come pick me up and take me home. Asked very pressing for my social media and the whole time I was pretending like i did not understand because 1 was feeling uncomfortable. Mind you I’m visibly a trans guy, he was disrespecting my identity and sexually harassed me for the whole ride. I am still traumatised and scared that he knows my address and has my phone number. I demand you take immediate action as this man is dangerous.”
Op 15 september 2023 stuurde Uber naar aanleiding hiervan het volgende bericht aan [eiser] :
“Hoi [eiser] , We hebben feedback ontvangen van een passagier over een recente rit. Diegene laat ons weten dat je ongepaste opmerkingen hebt gemaakt (…). Laat het ons weten als dit niet klopt of als je meer informatie hebt. We nemen veiligheid serieus en hopen dat iedereen die de app gebruikt een veilige, respectvolle en comfortabele ervaring heeft. Als we meldingen van dit of ander problematisch gedrag blijven ontvangen, kan dit leiden tot permanente deactivering van je account (…).”
2.9.
Op 28 november 2023 is via het klachtensysteem van Uber de volgende klacht ingediend over [eiser] :
“De chauffeur vroeg bij het uitstappen of hij een kus kon krijgen. Ik voelde mij seksueel geintimideerd.”
Uit de transcriptie van een telefoongesprek tussen Uber en de passagier naar aanleiding van de klacht blijkt dat de passagier heeft verklaard:
“(…) he was taking me back home and then when I got out, he literally came out with me as well and he said, can you give me a kiss or can I get a kiss now?”
(…)

I was shocked”
(…)
“So get in the house and could calm down”
(…)
“… at the time it was an emotional moment…”
(…)
2.10.
Op 28 november 2023 heeft Uber het account van [eiser] geblokkeerd.
2.11.
Op 6 december 2023 heeft Uber, nadat zij eerst twee gesprekken met [eiser] had gevoerd, in een brief onder meer het volgende aan hem geschreven:
“(…) bevestigen wij je hierbij dat wij hebben besloten de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.
De reden hiervoor is dat Uber een zeer ernstige klacht over jouw gedrag heeft ontvangen van een passagier die je via het Uber platform hebt vervoerd. Een passagier gaf aan dat zij zich seksueel geïntimideerd voelde door jou.
(…)
Bovendien heb je in het verleden een soortgelijke ernstige klacht ontvangen. Een passagier heeft aangegeven dat je hem verbaal seksueel hebt geïntimideerd. (…) Hiervoor heb je destijds een waarschuwing ontvangen dat we dit gedrag niet tolereren op het platform.
(…)
Daarnaast hebben meerdere klanten een klacht ingediend dat jij je verbaal agressief hebt gedragen. Ook is er tenminste één klacht binnengekomen over gevaarlijk rijgedrag.
(…)
Redenen voor jouw deactivatie zijn gelegen in het feit dat je:
• één of meerdere passagiers verbaal seksueel hebt geïntimideerd;
• één of meerdere passagiers hebt gevraagd met je te zoenen;
• ongepaste en flirtende opmerkingen hebt gemaakt tegen een of meerdere passagiers;
• misbruik hebt gemaakt van het persoonlijke telefoonnummer van een of meerdere passagiers
door hem te benaderen voor andere zaken die niet gerelateerd waren aan jouw
vervoersdiensten.
• slaperig rijgedrag vertoonde; althans dat je niet veilig aan het rijden was;
• dit onveilig rijgedrag zelfs heeft geresulteerd in een ongeluk.
Bovenstaande gedragingen leveren ieder voor zich althans in onderlinge samenhang, zowel objectief als subjectief voldoende grond om de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de partnerovereenkomst nog van kracht is, althans dat Uber deze niet rechtsgeldig heeft opgezegd, althans dat Uber aan [eiser] een vergoeding dient te betalen voor als gevolg van de opzegging geleden schade;
Uber beveelt om de partnerovereenkomst na te komen, althans de deactivering van het Uber-account van [eiser] ongedaan te maken, althans [eiser] toegang te geven tot een nieuw Uber-account en maatregelen te treffen om [eiser] zijn werkzaamheden voor Uber te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Uber veroordeelt tot betaling van € 99.212 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
voor recht verklaart dat Uber heeft gehandeld in strijd met de partnerovereenkomst, althans onrechtmatig heeft gehandeld door de klachten van de passagiers niet onmiddellijk en volledig met [eiser] te delen en [eiser] niet de mogelijkheid te bieden om de klachten voor te leggen aan de Geschillencommissie;
Uber veroordeelt om [eiser] , nadat de deactivering van zijn account ongedaan is gemaakt, toegang te geven tot de volledige klachten van passagiers binnen 48 uur na ontvangst daarvan en hem de gelegenheid te bieden klachten voor te leggen aan de Geschillencommissie, althans voor recht te verklaren dat Uber hiertoe verplicht is;
Uber veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan deze vorderingen – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Uber moet de partnerovereenkomst nakomen en de deactivering van het account van [eiser] ongedaan maken. Uber heeft de partnerovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd. [eiser] heeft zich niet schuldig gemaakt aan het gedrag waarover is geklaagd en dat hem door Uber wordt verweten. De opzegging was daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Uber beschikte niet over een zwaarwegende grond, althans Uber had daarbij een redelijke opzegtermijn in acht moeten nemen. Daarnaast is de manier waarop de klachten door Uber zijn afgehandeld in strijd met de partnerovereenkomst, althans onrechtmatig jegens [eiser] . Door de opzegging heeft [eiser] schade geleden van € 99.212 aan gemiste omzet.
3.3.
Uber concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen met, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Daartoe voert Uber – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aan. Uber heeft de partnerovereenkomst op grond van artikel 14 sub c mogen beëindigen op grond van een aantal ernstige klachten die tegen [eiser] waren ingediend. Het handelen van [eiser] was in strijd met de richtlijnen en vormde een dwingende reden voor Uber om de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Uber handelde daarbij in het belang van de betrouwbaarheid van het platform en de veiligheid van de gebruikers ervan. Ten aanzien van de klachtbehandeling heeft Uber zich steeds aan de in de partnerovereenkomst opgenomen werkwijze gehouden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of Uber de partnerovereenkomst op goede gronden heeft opgezegd. De rechtbank oordeelt dat Uber naar aanleiding van de tegen [eiser] ingediende klachten de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang mocht beëindigen. Dat oordeel wordt hieronder nader toegelicht.
Maatstaf
4.2.
Bij het opzeggen van de partnerovereenkomst geldt als uitgangspunt artikel 14 sub c, aanhef en onder (ii) en (iii) (zie 2.3) daarvan. Dat artikel bepaalt dat de partnerovereenkomst zonder opzegtermijn kan worden beëindigd wanneer een chauffeur de richtlijnen heeft geschonden of wanneer Uber een dwingende reden heeft voor beëindiging.
4.3.
Partijen zijn het eens dat de partnerovereenkomst een duurovereenkomst is. Of, en zo ja onder welke voorwaarden, een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Ook als een dergelijke overeenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld moeten worden. Daarnaast kan een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende opzeggingsbevoegdheid op grond van artikel 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. [1]
De klachten
4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of Uber de klachten aan de opzegging ten grondslag mocht leggen is het volgende van belang.
4.5.
Voorop staat dat Uber in een relatief korte periode (minder dan twee jaar) in totaal vijf klachten over het gedrag van [eiser] heeft ontvangen. De eerste klacht deed zich al kort na aanvang van de partnerovereenkomst voor. Uber heeft [eiser] steeds om een reactie op de klachten gevraagd, maar [eiser] heeft daar niet steeds (zie hierna onder 4.14) op gereageerd. Uber heeft [eiser] daarnaast in juli 2023 gewaarschuwd dat een volgende klacht tot ingrijpen van Uber zou kunnen leiden en in september 2023 zelfs expliciet gewaarschuwd dat bij een volgende soortgelijke klacht zijn account permanent gedeactiveerd zou kunnen worden. De laatste klacht van november 2023 was dan ook de spreekwoordelijke druppel die tot de opzegging heeft geleid. [eiser] ontkent nu de inhoud van de klachten, althans zet een eigen versie van het gebeurde daartegenover. Uber licht evenwel voldoende toe dat het totaalbeeld dat uit de klachten oprijst (zie hierna meer in het bijzonder onder 4.6 tot en met 4.14), voor haar een dwingende reden vormde om de partnerovereenkomst op te zeggen. Daarbij speelt mee dat Uber als platform dient te waken voor de veiligheid van de passagiers die van haar platform gebruik maken.
De klacht van 28 november 2023
4.6.
De indiener van deze klacht (hierna: klaagster) heeft in haar op 28 november 2023 via het platform ingediende klacht en in een op dezelfde dag gevoerd telefoongesprek met een medewerker van Uber een gedetailleerde verklaring afgelegd over de gebeurtenissen die volgens haar de avond daarvoor hadden plaatsgevonden (zie 2.92.9).
4.7.
In een telefoongesprek met Uber op 2 december 2023 naar aanleiding van de klacht heeft [eiser] ontkend dat hij klaagster heeft gevraagd om hem te kussen. [eiser] heeft ook aangevoerd dat klaagster alcohol had gedronken en hem daardoor niet goed kan hebben begrepen. Klaagster heeft daarover tegen Uber verklaard dat zij, eenmaal buiten de auto in de koude buitenlucht, alerter werd en zich het voorval goed herinnert. Uber heeft deze klacht dan ook als serieus mogen opvatten.
4.8.
[eiser] ontkent het gebeurde, maar zijn verklaring overtuigt niet tegenover de gedetailleerde klacht. Het argument van [eiser] dat hij het gesprek met klaagster niet kan hebben gevoerd omdat hij geen Engels spreekt, slaagt niet nu uit de informatie van Uber blijkt dat de klacht in het Nederlands is ingediend. Daarbij speelt mee dat [eiser] eerder inconsistente verklaringen over zijn taalbeheersing heeft afgelegd. Zoals blijkt uit de opzeggingsbrief van Uber van 6 december 2023 (zie 2.112.11) heeft hij indertijd verklaard dat hij geen gesprek met klaagster in het Nederlands kan hebben gevoerd omdat hij het Nederlands onvoldoende beheerst, terwijl hij in deze procedure juist betoogt dat hij het Nederlands wel machtig is.
4.9.
In deze omstandigheden heeft Uber meer waarde mogen hechten aan de verklaringen van klaagster dan aan die van [eiser] . Uber heeft daarbij mee mogen wegen dat niet is gebleken dat klaagster haar klacht om een andere reden heeft ingediend dan om melding te maken van het door haar als intimiderend ervaren incident.
De klacht van 14 september 2023
4.10.
De indiener van deze klacht (hierna: klager) heeft op 14 en 15 september 2023 gedetailleerde verklaringen afgelegd over de manier waarop hij door [eiser] is benaderd en aangesproken (zie 2.82.8). Hij heeft daarbij een screenshot aan Uber gestuurd van een WhatsApp-bericht dat na de rit door [eiser] aan hem zou zijn gezonden.
4.11.
[eiser] heeft aangevoerd dat het telefoonnummer waarmee met klager contact is gezocht ( [telefoonnummer] ) niet van hem, [eiser] , is. Zowel in haar conclusie van antwoord als ter zitting heeft Uber echter informatie uit haar digitale administratie getoond waaruit kan worden afgeleid dat dit nummer is gekoppeld aan verschillende door [eiser] aangemaakte accounts bij Uber. [eiser] heeft dit onvoldoende weersproken. Uber mocht er daarom vanuit gaan dat het genoemde telefoonnummer van [eiser] is en dat hij daarmee, via WhatsApp, actief contact heeft gezocht met klager. Dat deze niet van die toenaderingspoging gediend was blijkt uit het feit dat hij direct het nummer heeft geblokkeerd.
4.12.
[eiser] heeft zowel in de dagvaarding als ter zitting nog betoogd dat hij het in de klacht weergegeven gesprek niet kan hebben gevoerd omdat hij geen Engels spreekt maar alleen Nederlands en Arabisch. Dat argument treft geen doel, nu Uber onbetwist ter zitting heeft toegelicht dat de klacht door klager in het Nederlands is ingediend en dat deze door het digitale klachtensysteem van Uber in het Engels is omgezet.
4.13.
Gezien het voorgaande mocht Uber aan de gedetailleerde verklaring van klager meer gewicht toekennen dan aan de algemene – en wat betreft het telefoonnummer onjuiste – ontkenning daarvan door [eiser] .
De overige klachten
4.14.
Uit de door Uber overgelegde en door [eiser] niet betwiste informatie blijkt het volgende. [eiser] is steeds door Uber gevraagd om op de klachten te reageren. Op de klacht over gevaarlijk rijgedrag (zie 2.7) heeft [eiser] aanvankelijk niet gereageerd. Pas een aantal maanden later heeft zijn toenmalige advocaat aan Uber geschreven dat [eiser] weliswaar tegen een stoeprand is aangereden, maar dat dit een ongeluk was. Op de klacht over verbaal agressief gedrag uit januari 2022 (zie 2.5) heeft [eiser] niet gereageerd. De klacht over verbaal agressief gedrag uit juli 2023 (zie 2.6) heeft hij niet weersproken, waarna Uber hem een waarschuwing heeft gegeven. Ook deze klachten heeft Uber daarom mogen betrekken bij haar beslissing om de partnerovereenkomst te beëindigen.
Beëindiging van de partnerovereenkomst
4.15.
Uber heeft op grond van alle klachten, in onderling verband en samenhang bezien, mogen oordelen dat zij een dwingende reden had om de partnerovereenkomst te beëindigen en dat [eiser] heeft gehandeld in strijd met de richtlijnen. Dat betekent dat Uber op grond van artikel 14 sub c onder (ii) en (iii) van de partnerovereenkomst deze per direct mocht beëindigen.
Uber hoefde geen opzegtermijn in acht te nemen
4.16.
[eiser] heeft met een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) gesteld dat Uber een opzegtermijn had moeten hanteren. Dat beroep slaagt niet om de volgende redenen.
4.17.
Ter onderbouwing van zijn beroep heeft [eiser] in de eerste plaats gewezen op de omstandigheid dat er sprake is van een ongelijke economische machtsverhouding tussen partijen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat zou moeten leiden tot het oordeel dat Uber de partnerovereenkomst niet had mogen beëindigen op de manier waarop zij dat heeft gedaan.
4.18.
In de tweede plaats heeft [eiser] gesteld dat hij investeringen heeft gedaan, waaronder de aanschaf van een nieuwe auto in 2022, in de verwachting voor Uber te zullen blijven werken. Een deel van zijn financiële verplichtingen, zoals verzekeringskosten en het aflossen van leningen, loopt na het einde van de partnerovereenkomst nog door. Uber heeft daarnaast geen opzeggingstermijn gehanteerd, waardoor [eiser] geen maatregelen kon treffen om inkomensverlies op te vangen, aldus [eiser] . Dit argument slaagt niet. Uber heeft hierover onweersproken aangevoerd dat [eiser] zijn taxidiensten ook via een groot aantal andere taxiplatforms en bemiddelaars kan aanbieden, waardoor van een grote terugval in inkomsten geen sprake hoeft te zijn en hij voor het terugverdienen van zijn investeringen niet van Uber afhankelijk is.
4.19.
Tenslotte heeft [eiser] gesteld dat Uber onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen, door hem te weinig informatie over de klachten te geven en bij de besluitvorming met betrekking tot het deactiveren van zijn account onzorgvuldig te werk te gaan. Ook dit standpunt faalt. Uber heeft toegelicht dat agressie en seksueel wangedrag direct raken aan de veiligheid van de passagiers op het platform. Uber moet die veiligheid waarborgen en daarom direct optreden bij meldingen van dergelijk gedrag. Daarbij hoort dat gebruikers die herhaaldelijk of ernstig ongewenst gedrag vertonen toegang tot het platform wordt ontzegd. Uber heeft aan deze belangen meer waarde mogen hechten dan aan de belangen van [eiser] . Daarbij speelt mee dat tegen [eiser] in korte tijd verschillende klachten waren ingediend en dat hij al tweemaal was gewaarschuwd dat bij een volgend incident maatregelen zouden worden genomen. Ook om die reden rustte op Uber niet de plicht om een opzegtermijn te hanteren.
De opzegging was niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
4.20.
Om bovenstaande redenen verwerpt de rechtbank ook het beroep van [eiser] op 6:248 lid 2 BW. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden zijn onvoldoende voor de conclusie dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was.
De afhandeling van de klachten
4.21.
[eiser] heeft gesteld dat de afhandeling van de klachten door Uber in strijd was met de partnerovereenkomst, althans onrechtmatig jegens [eiser] .
4.22.
In de eerste plaats stelt [eiser] dat Uber de informatie over de klachten niet meteen met hem heeft gedeeld en hem niet bij de afhandeling van de klachten heeft betrokken, wat in strijd was met de partnerovereenkomst. Dit betoog treft geen doel. Uber heeft onbetwist toegelicht dat zij bij elke klacht de regels voor klachtbehandeling uit de partnerovereenkomst heeft gevolgd. Uit de door Uber overgelegde stukken blijkt dat alle klachten door Uber met [eiser] zijn gedeeld en dat hij daarop heeft kunnen reageren, wat hij een aantal keer ook heeft gedaan. Zonder nadere toelichting, die [eiser] niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom Uber desondanks onzorgvuldig zou hebben gehandeld.
4.23.
In de tweede plaats stelt [eiser] dat hij, door de manier waarop Uber de klachten heeft behandeld, niet heeft kunnen voldoen aan de verplichtingen die hij op grond van artikel 6:230b onder 12 en 13 BW had jegens zijn klanten. Dit standpunt miskent dat artikel 6:230b BW aan [eiser] geen verplichtingen jegens zijn klanten oplegt. Titel 5, afdeling 2a, van het BW, waar artikel 6:230b BW toe behoort, dient ter implementatie van de Dienstenrichtlijn. [2] Deze bepaling moet conform de richtlijn worden uitgelegd, waarbij deze uitleg niet verder kan gaan dan de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn. [3] Op grond van overweging 21 van de preambule en artikel 2 lid 2 onder d van de Dienstenrichtlijn is deze niet van toepassing op vervoersdiensten, waaronder ook taxidiensten worden verstaan. Dat betekent dat taxiondernemers als [eiser] van de werking van artikel 6:230b BW zijn uitgezonderd.
4.24.
In de derde plaats voert [eiser] aan dat Uber hem de mogelijkheid had moeten bieden de klachten voor te leggen aan de geschillencommissie. Uber heeft daartegen aangevoerd dat noch de partnerovereenkomst noch de richtlijnen een dergelijke verplichting bevatten. [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat op Uber desondanks de verplichting rustte om de klachten aan de geschillencommissie voor te (laten) leggen, zodat ook dit betoog faalt.
4.25.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat Uber bij de klachtbehandeling niet in strijd heeft gehandeld met de partnerovereenkomst. Ook de stelling dat Uber onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld slaagt op grond van het bovenstaande niet. [eiser] heeft onvoldoende toegelicht waarom de klachtbehandeling, hoewel in overeenstemming met de partnerovereenkomst, onrechtmatig is.
Slotsom
4.26.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Proceskosten
4.27.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Uber worden begroot op:
- griffierecht
2.889
- salaris advocaat
3.858
(2 punten × € 1.929)
- nakosten
178
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.925

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 6.925, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.W. Pulles en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ)
2.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PbEU 2006, L 376/36.
3.Kamerstukken II, 2007/08, 31 579, nr. 3, p. 15.