ECLI:NL:RBAMS:2025:6673

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 4706
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot bijstandsverlening aan zwangere verzoekster met jonge kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een zwangere vrouw met twee jonge kinderen, had een aanvraag voor bijstandsverlening ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam buiten behandeling was gesteld. Het college had het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 3 september 2025 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, terwijl het college niet verscheen.

De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de financiële nood van verzoekster, die geen inkomsten had en met schulden kampte. De rechter concludeerde dat het belang van verzoekster bij het treffen van de voorlopige voorziening zwaarder woog dan het belang van het college om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het bestreden besluit, waardoor verzoekster vanaf 9 juni 2025 recht had op voorschotten naar de geldende bijstandsnorm. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 1.814,- bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/4706

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder, (hierna: het college)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juni 2025 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van verzoekster om een uitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling gesteld.
Met het besluit van 12 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat aan haar voorschotten worden verstrekt naar de voor haar geldende bijstandsnorm.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2025. Verzoekster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en A. Baban, tolk Arabisch. Het college is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Kortsluiten
1. Als iemand hangende een beroepsprocedure een verzoek om voorlopige voorziening indient, kan de voorzieningenrechter gelijk uitspraak doen op het beroep (kortsluiten) als hij van oordeel is dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. [1]
2. De gemachtigde van verzoekster heeft op de zitting aangegeven zijn beroepsgronden nog aan te willen vullen. De voorzieningenrechter zal daarom niet kortsluiten en alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening beslissen.
De beoordeling van de voorlopige voorziening
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de beroepszaak niet.
4. Op 23 april 2025 heeft verzoekster bijstand aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft verzoekster vermeld dat zij gehuwd is, dat haar relatie verbroken is en dat haar echtgenoot sinds 1 april 2025 is vertrokken uit huis en in België woont.
5. Met een brief van 28 april 2025 heeft het college verzoekster uitgenodigd voor een gesprek op kantoor op 7 mei 2025 en gevraagd voor 28 april 2025 stukken aan te leveren waaronder haar cv, de stukken die betrekking hebben op de echtscheiding, de partner- en kinderalimentatiebeschikking, alle afschriften van alle betaal- en spaarrekeningen van
1 januari 2025 tot en met 31 maart 2025, recente bewijzen van schulden en de zakelijke bankschriften van [bedrijf], mits deze B.V. toebehoort aan verzoekster.
6. Met een brief van 14 mei 2025 heeft het college verzoekster gevraagd voor 28 mei 2025 aanvullende financiële gegevens van de echtgenoot aan te leveren:
 Huurovereenkomst in België;
 Aangifte inkomensbelasting over het eerste kwartaal van 2025;
 Alle inkomstenspecificaties van de afgelopen drie maanden;
 Alle gegevens over spaartegoeden en ander vermogen;
 Recente bewijzen van schulden;
 Alle bankafschriften van de afgelopen drie maanden van de betaal- en spaarrekeningen in binnen- en buitenland; en
 Alle zakelijke bankafschriften van de afgelopen drie maanden.
Verzoekster is hierbij geïnformeerd alle informatie op tijd aan te leveren, om te voorkomen dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Verzoekster heeft op 18 mei 2025 stukken aangeleverd en toegelicht dat zij niet in staat is de stukken van haar echtgenoot (zoals huurspecificaties en bankafschriften) aan te leveren, omdat hij niet bereid is deze aan haar te verstrekken en zij geen toegang heeft tot zijn financiële gegevens.
7. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag van verzoekster buiten behandeling gesteld omdat verzoekster de in overweging 4. genoemde stukken niet heeft aangeleverd, waardoor de aanvraag niet compleet is.
8. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.

Spoedeisend belang

9. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde
spoed” dat vereist. [2] Dit betekent dat de voorzieningenrechter moet beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat hij inhoudelijk op het verzoek in kan gaan.
10. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, ligt de lat hoog. In principe kan namelijk na afloop van de beroepsprocedure het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt (zoals faillissement) of als er geen acute, financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
11. Verzoekster heeft hierover aangevoerd dat zij geen inkomsten heeft en dat haar schulden zich steeds verder opstapelen. Ze heeft naast een huurachterstand ook een achterstand met het betalen van haar zorgverzekering en haar gas en elektriciteit dreigen te worden afgesloten door Liander. Door de huurachterstand loopt zij ook het risico dat zij uit haar woning wordt gezet. Verzoekster heeft haar stellingen onderbouwd door middel van een e-mail van Ymere van 25 augustus 2025 (huurachterstand), een brief van Liander van 12 juli 2025 (afsluiting gas en stroom), een e-mail van Greenchoice van 30 juni 2025 (beëindiging energiecontract), een brief van Syncasso van 16 juni 2025 en een dwangbevel van de Dienst Toeslagen van 17 juli 2025 (achterstand betalen zorgverzekering). Verzoekster heeft hiermee aangetoond dat er sprake is van een acute, financiële noodsituatie, zodat de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanneemt.
Belangenafweging
12. De voorzieningenrechter zal door middel van een belangenafweging beslissen op het verzoek. Bij zijn oordeel betrekt de voorzieningenrechter dat verzoekster de verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van haar twee minderjarige kinderen en bovendien acht maanden zwanger is. Zij is weliswaar getrouwd, maar feitelijk heeft haar man haar verlaten. Hij heeft per e-mail van 9 juni 2025 laten weten dat hij zijn gezin financieel niet wil bijstaan en op geen enkele wijze wil onderhouden. Nu de financiële nood ook is gebleken door de in overweging 11. genoemde stukken is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van het college dat het verzoek (nog) niet in behandeling wordt genomen en dus geen bijstand wordt verstrekt omdat er onvoldoende stukken zijn aangeleverd.

Conclusie

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot er in de beroepszaak uitspraak is gedaan en bepaalt dat vanaf
9 juni 2025 (datum indiening verzoekschrift) voorschotten worden verstrekt naar de voor verzoekster geldende bijstandsnorm tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat het college het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook haar proceskosten vergoed krijgt. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling van € 907,-. De gemachtigde van verzoekster heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Dat zijn 2 proceshandelingen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot er in de beroepszaak uitspraak is gedaan;
  • bepaalt dat aan verzoekster vanaf 9 juni 2025 voorschotten worden verstrekt naar de voor verzoekster geldende bijstandsnorm;
  • draagt het college op het griffierecht van € 53,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten van verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.Y. Exterkate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.