ECLI:NL:RBAMS:2025:6803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
13.200.703-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1996, die in België wordt verdacht van ernstige strafbare feiten, waaronder ontvoering en verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB in behandeling genomen en de opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Çiçek. Tijdens de zitting op 2 september 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, met schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in een detentie-instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon, gezien zijn kwetsbare mentale toestand, niet adequaat behandeld kan worden in België. De rechtbank oordeelde echter dat er geen objectieve gegevens waren die het algemene gevaar van onmenselijke behandeling onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn en de opgeëiste persoon in Nederland kan worden gerehabiliteerd.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, met inachtneming van de waarborgen die door de Belgische autoriteiten zijn gegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.200.703-25
Datum uitspraak: 16 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 10 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juli 2025 door de
Rechtbank van Eerste Aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermondein België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
verblijvend op het adres: [verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Çiçek, advocaat in Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist
zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB, in samenhang gelezen met het A-formulier, vermeldt een aanhoudingsmandaat bij verstek, afgeleverd door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, met zaaknummer DE40.L1.3804/25 - 2025/121/4).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgische recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd. [4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste
persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde heeft op
12 augustus 2025 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [de opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ). (…)”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten deels op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon een kwetsbaar persoon met een laag IQ is. Er is sprake van onderliggende problematiek en hij heeft specialistische zorg nodig. In Nederland zou hij daarom in detentie in een speciaal regime terechtkomen, terwijl dat in België niet mogelijk is. Omdat de feiten deels op Nederlands grondgebied zijn gepleegd, kan de opgeëiste persoon ook in Nederland worden vervolgd. Daarom moet de rechtbank de overlevering weigeren op grond van artikel 13 OLW.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien deze weigeringsgrond.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het verweer niet, omdat de feiten blijkens de feitomschrijving geheel op Belgisch grondgebied hebben plaatsgevonden. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW is daarom niet aan de orde.
7. Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Belgische penitentiaire inrichtingen
7.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [5]
Bij brief van 13 augustus 2025 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden Dienst internationale samenwerking in strafzaken de volgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt:
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[de opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[de opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3. Sanitaire en hygiëne omstandigheden
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
7.2
Standpunten verdediging en Openbaar Ministerie
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon een kwetsbaar persoon met een laag IQ is. Er is sprake van onderliggende problematiek en hij heeft specialistische zorg nodig. Op dit moment wordt de opgeëiste persoon begeleid. Hij werkt op een zorgboerderij, hij heeft een bewindvoerder en ontvangt een WAJONG-uitkering. Dit zal in de toekomst niet anders worden. In Nederland zou hij daarom in detentie in een speciaal voor mensen als de opgeëiste persoon bestemd regime terechtkomen. Dat is in België echter niet het geval. Daar kan in de penitentiaire inrichtingen niet de zorg aan de opgeëiste persoon worden geboden die hij nodig heeft, terwijl hij zich niet staande kan houden in een Belgische penitentiaire inrichting in verband met zijn problematiek. Daarom wordt verzocht om op basis van artikel 11 OLW geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft, kort gezegd, tot verwerping van het verweer geconcludeerd omdat het gestelde algemene gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor kwetsbare personen als de opgeëiste persoon niet met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens is onderbouwd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (onder andere de CPT standaarden).
Voor wat betreft het verweer dat de opgeëiste persoon, kort gezegd, bijzondere zorg nodig heeft omdat hij kwetsbaar is, gelet op zijn mentale beperkingen, en daarvoor in Belgische penitentiaire inrichtingen geen adequate zorg kan worden geboden, overweegt de rechtbank het volgende.
Het verweer van de raadsman komt er op neer dat mentaal kwetsbare gedetineerden in Belgische penitentiaire inrichtingen geen adequate zorg kunnen krijgen en dat om die reden die gedetineerden in het algemeen een reëel gevaar lopen om te worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De raadsman heeft zijn verweer echter niet onderbouwd met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens die wijzen op een algemeen reëel gevaar dat personen die mentaal kwetsbaar zijn en die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. [7] Omdat de rechtbank geen algemeen gevaar kan aannemen, komt zij niet toe aan de beoordeling of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon vanwege de te verwachten omstandigheden in België het gevaar loopt te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling vanwege zijn gestelde kwetsbare mentale gesteldheid. [8] Het verweer slaagt daarom niet.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de
Rechtbank van Eerste Aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermondein België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.
7.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (
8.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (