Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4 4. [gedaagde 4] ,
1.De procedure
- de akte overlegging productie 6 van [gedaagde 4] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure over schadevergoeding. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Santema, vorderde schadevergoeding van de gedaagden, waaronder gedaagde 4, die niet verschenen waren. De zaak betreft een misgelopen aannemingsovereenkomst waarbij gedaagde 4 ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt door een overboeking van € 10.250,- van een en/of-rekening naar haar privérekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde 4 onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat zij zich bewust was van de financiële problemen van gedaagde 2, die de aannemingsovereenkomst niet nakwam. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde 4 ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van de eiser en heeft haar veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 10.300,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 2023. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding en de proceskosten. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, waarbij gedaagde 4 € 878,- moet betalen. De proceskosten zijn begroot op € 5.019,01, die door de gedaagden moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.